de vrijblijvendheid van het opene

De keisnijders

Pieter De Buysser

We doen onze levens voor mekaar uit de doeken in geformatteerde verhaaltjes waarin griezelige dingen gebeuren die op het eind worden opgelost. Maar wie vertelt ons wonderlijke verhalen waarin ons gewone leven met elkaar griezelig onoplosbaar oplicht?

Aan het woord is Gerrit, een van de keisnijders uit de gelijknamige debuutroman van filosoof en theatermaker Pieter de Buysser. De keisnijders zijn een legendarisch gezelschap van vier broers en zussen — Gerrit, Lis, Susan en Robbert — die in de prille eenentwintigste eeuw op een braakliggend terrein in Berlijn zijn gaan wonen, en met de brokstukken van de oude muur een nieuwe muur hebben gebouwd. Cirkelvormig, en van niets en niemand eigendom, is deze ‘sprakeloze kolos’ de aanstichter geworden van nieuwe gebruiken, praktijken en verhalen, die over de hele wereld uitzwermen en overal navolging hebben gekregen, in allerlei sectoren — van stedenbouwers tot bakkers.

De leden van deze vrolijke gemeenschap, die doet denken aan de spontane assemblages van het sociale lichaam, van Mei 1968 tot Occupy, spelen, experimenteren, en vertellen elkaar verhalen, waarin het niet-weten wordt gecultiveerd als wapen tegen de catastrofale logica van het vooruit. ‘Hoe kunnen we inspelen op de vrijheidslievende onzekerheid die dat wat zeker komt op losse schroeven weet te zetten? Het verzekeringswezen bestaat al. Nu nog het ontzekeringswezen.’ De keisnijders eisen dan ook niets, maar evenmin bezetten ze. De muur is ‘bezit noch bezet’, zo benadrukken ze. Op die manier proberen de keisnijders, vertellend, de geschiedenis voorbij te steken.

Gerrit spreekt hier tot Jules, een jongen van zo’n tien jaar oud. Jules maakt deel uit van een nieuw, niet minder vastberaden viertal dat, zo’n vijftig jaar na de keisnijders, bij de muur is aangekomen. In zekere zin zijn de jonge en oude keisnijders elkaars evenknieën: het nieuwe viertal heeft dezelfde samenstelling, leeftijd en klassepositie — gegoede, ruimdenkende Vlaamse milieus — als de wegbereiders van de muur. Ze hebben over de muur gehoord en zijn begeesterd geraakt door dit bedwelmende ideaal, en met die volmaakte symmetrie kondigt een belangrijk motief van deze roman zich al aan: de toekomst als herhaling van zetten, waarbij in het midden blijft of die herhaling als farce of als tragedie zal uitpakken.

In elk geval stelt dit nieuwe vierkoppige verbond — Marthe, de oudste, voorop — al vast dat de energie die de keisnijders eens omgaf aan het wegebben is. Nieuwe impulsen zijn nodig. Met het succes van de idealen van de muur is het terrein ook gejuridificeerd — het is erkend niemandsland — en de Transkapitalistische Beweging die er tot gisting kwam, is uitgegroeid tot een technocratische Transkapitalistische Partij. De komst van Marthe, Anouk, Jules en Peter luidt zo het centrale dramatische conflict van de roman in, dat op veel plekken sluimert, en soms tot regelrechte confrontaties leidt.

Dat conflict speelt zich tussen alle figuren af: de jongste van het stel, Peter en Jules, kinderen nog, de jongvolwassenen Anouk en Marthe; hun bezorgde, pragmatische ouders en niet in de laatste plaats de bejaarde keisnijders, wier verhalen en gebruiken hun beste tijd hebben gehad. Zo had een fabel van Lis, met de titel ‘De vetplant en het representatieve meubilair van de zonovergoten praktische zanger’, ooit de kracht om mensen naar de muur te lokken, maar doet het verhaal van haar tegenspeler Anouk, dat uit flarden en snippers bestaat, die magie teniet. Elk verhaal, elk beeld bevat een kiem van verdeeldheid, heeft zowel een bindend als ontwrichtend potentieel.

Zo is deze symbolische en materiële vrijplaats tegelijkertijd een regelloze en rechteloze vrijzone, die met ontsporing en verstoting te maken krijgt; alle spanningen die een normale samenleving kenmerken, treffen ook het collectieve avontuur dat bij de muur wordt ontplooid. Voor het volvoeren van idealen moet veel wijken — een logica die ook hier bewaarheid wordt. ‘Iemand die nu lang genoeg naar deze vier kinderen kijkt, die ziet vier verweerde ruïnes van een toekomst zonder genade. Maar niemand kijkt.’ Dat laatste, bijna verbeten zinnetje verraadt veel van de inzet van deze roman, en het is een van die momenten waarop een grimmig moralisme de roman binnendringt. Hoe kan de cyclus worden doorbroken?

De nul, die zowel creatie als destructie in zich draagt, lijkt daarvoor een veelbelovend beeld. Het resoneert immers met gebeurtenissen en concepten uit deze en vorige eeuw — Ground Zero, Stunde Null — maar lijkt ook vooruit te wijzen naar een toekomende tijd, waarin niet langer een economie van groei, maar een ecologie van zorg het welvaartspeil bepaalt, en waarin de cyclus op zijn minst onderbroken is, of zoals Gerrit het formuleert, uit de tijd gestapt. Dat geldt ook voor de ruimte: waar de eerste vier delen van de roman genoemd zijn naar de vier windstreken, daar wijst het slothoofdstuk ‘Het zerassen’, dat bestaat uit enkele blanco pagina’s, in de richting van het nog ongekende terra nullius.

Een tekstueel grapje, zeker, maar een dat in alle ernst wordt gemaakt: er is altijd iets wat aan de structuur ontsnapt, zo lijkt De Buysser te willen suggereren, iets wat niet gerepresenteerd wordt in onze totaal beheerde planetaire geografie. Zelf sprakeloos, is de nul zo in feite een beeld van zuivere potentialiteit, van het voortdurend herbeginnen dat de toekomst moet redden van de achterhaaldheid die haar steeds bedreigt, de sluiting van haar utopische horizon. Het einde van de roman is in dat licht dan ook niet helemaal verrassend.

Met De keisnijders schaart Pieter de Buysser zich in het rijtje Vlaamse auteurs die in hun romans sociale experimenten belichten, uittreders die zich niet langer willen voegen naar de wetten van de hyperkapitalistische maatschappij, zoals Jeroen Olyslaegers onlangs deed in Winst. Ook De keisnijders is een geschiedenis van morgen, waarin tegen de achtergrond van het crisiscentrum van het historische Europa, Berlijn, nieuwe verhalen worden uitgegraven uit het mythische puin van haar toekomst en verleden.

Die archeologische ambitie roept de vraag op of De Buysser een vorm en een idioom vindt voor zijn ideeëngeschiedenis. Dat is helaas maar zelden het geval. De keisnijders wil een bonte verzameling van wormstekige verhalen representeren, poreuze en verdraaide geschiedenissen, een mythisch universum scheppen. Daarin doet het boek wel eens denken aan het werk van Peter Verhelst, wiens verhalenbordeel Tongkat een exponent is van het muterende, postmoderne vertellen. Maar De keisnijders heeft niet dezelfde magie. Verhalen worden niet verwachtingsvol opgestart, om vervolgens lustig weer te worden geaborteerd, of over te gaan in andere verhalen.

Dat kan zo bedoeld zijn. De feil lijkt me dan ook vooral dat De Buysser de lezer vaak veel te braaf bij de hand houdt, waardoor er in zijn wonderlijke verhalen maar weinig écht gruwelijk onoplosbaar oplicht. Zo wordt de lezer in een monsterachtig referaat bij de les gehouden over de morele, filosofische en historische implicaties van de nul, die daardoor echter veel van zijn sprakeloosheid verliest. De keisnijders wordt dan ook nooit echt het ‘rif van verhalen’ dat het zegt te willen zijn, verwijzend naar een bekend, zelfs wat versleten beeld voor de rafelende, centrumloos uitdijende vertelling. Tegen die achtergrond wordt de lichtvoetige vraag van de jonge Peter, die wil weten hoe een grauw bejaardentehuis, een seksboetiek en een groothandel in autotuningonderdelen met elkaar te verbinden zijn, ineens prangend. Dat is knap gesuggereerd, en de vertellende durf om dat soort scènes te schrijven, waarin het schijnbaar ongerijmde op een achteloze manier wordt verbonden, had de roman goed gedaan.

Maar dat is niet het belangrijkste bezwaar tegen De keisnijders. Fnuikender voor de roman is de vermomming als generatieroman. De personages vervullen vaste rollen in het verhaal, dat weliswaar een meervoudig conflict beschrijft, inclusief bemiddelaars en randfiguren, maar door dit kader uiteindelijk conventioneel blijft. Conventioneel, omdat de keuze voor het generatieconflict als centrale as van het verhaal ervoor zorgt dat andere lijnen waarlangs het sociale en politieke conflict zich afspeelt worden gemarginaliseerd. In de kantlijn wordt weliswaar een Vlaams-nationalist opgevoerd die de muur voor zijn eigen project probeert te recupereren, maar die is zo potsierlijk dat hij nauwelijks serieus te nemen is. Jammer, want net hij had het generationele schema kunnen troebleren. De microgeschiedenis van de muur blijft een versie van het grote symbolische verhaal.

De toekomstroman is een genre dat zijn schaduw ver terugwerpt, en De keisnijders kan probleemloos gelezen worden als een moral tale over de paradigma’s waarin iedereen, pragmatisch of niet, gevangen zit, nu en over zeventig jaar. De Buysser neemt in De keisnijders in zekere zin immers het lot van de eerste generatie uittreders tot onderwerp, die van nu dus, die hun radicale bewegingen opgenomen zullen zien worden in de bestaande machtsstructuren, als we De Buysser mogen geloven. Dat de roman in de toekomst moest spelen, is dan ook niet helemaal onbegrijpelijk.

Maar het is toch de vraag of het niet boeiender was geweest als De Buysser de impasses van het heden als uitgangspunt van zijn vertelling had genomen, en van zijn zoektocht naar contranormatieve praktijken — praktijken die niet het gewicht van de twintigste-eeuwse ‘pingpong-dialectiek’ met zich mee torsen, zoals De Buysser het zelf mooi omschrijft. Tegen die onverbiddelijke historische beweging verzetten de keisnijders zich vooral door te volharden in de beloftevolle openheid van het braakliggende terrein waar ze zich gevestigd hebben. Ook dat is een politiek besluit, maar als lezer ging ik soms ook verlangen naar het engagement van de bezetting, in plaats van de vrijblijvendheid van het opene — inclusief de gekoesterde verhalenmachine die we literatuur noemen.

De Geus, Breda, 2012
ISBN 9789044521177
415p.

Geplaatst op 25/04/2013

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.