Een tweede Dertigjarige Oorlog?

Alleen de wolken. Cultuur en crisis in het Westen 1918-1938

Philipp Blom (vert. Pon Ruiter & Henny Corver)

Zoals de ondertitel al duidelijk maakt, wil Philipp Blom (1970) het verhaal vertellen van de culturele crisis die het Westen tijdens het interbellum doormaakte. De auteur neemt dus veel hooi op zijn vork: met ‘het Westen’ duidt hij een gebied aan dat zich uitstrekt van Los Angeles tot Moskou, van Hollywood tot het Kremlin; met ‘culturele crisis’ bedoelt hij niet alleen het militaire, politieke en economische debacle, maar ook de revolutionaire veranderingen in gedragspatronen, in man-vrouwverhoudingen, in kunsten en wetenschappen die nagenoeg alle hiërarchieën uit de traditionele cultuur hebben omvergeworpen.

De oorspronkelijke Engelse titel van het boek luidt: The Wars Within – letterlijk: ‘de interne oorlogen’, ‘de naar binnen gerichte oorlogen’. In deze titel komt de gedachte tot uitdrukking dat het in 1918 getekende Verdrag van Versailles absoluut geen vrede heeft gebracht, maar slechts een nieuwe periode van burgeroorlog, politieke onzekerheid en economische instabiliteit heeft ingeluid, tot in 1936 definitief de oorlog tussen ‘fascisten en socialisten’ uitbreekt. Vanuit dit perspectief bezien is het, aldus Blom, ‘zinniger en juister om de periode tussen 1914 en 1945 aan te duiden als de Tweede Dertigjarige Oorlog’. Zijn boek is dan ook onderverdeeld in twee delen: het eerste heet ‘Na de oorlog’ en loopt van 1918 tot 1928, het tweede is getiteld ‘Voor de oorlog’ en loopt van 1929 tot 1938. De titel van de Nederlandse editie, Alleen de wolken, is ontleend aan een citaat van Walter Benjamin dat als aanhef dient bij het eerste deel van het boek:

Een generatie die nog naar school reed in door paarden getrokken rijtuigen stond plotseling onder de open hemel in een landschap waarin alleen de wolken hetzelfde waren gebleven, en in het midden, in een krachtenveld van destructieve stromen en explosies, de nietige, kwetsbare menselijke gestalte.

Hoe inspirerend dit voor Benjamin zo typische aperçu ook is, de keuze van een fragment eruit als titel dreigt een centrale gedachte uit Bloms boek in de verdrukking te brengen.

De tweede centrale gedachte stelt dat de crisis in de westerse cultuur veroorzaakt is door de greep van de technologie op de mens, sterker nog: door de bloedige triomf van de technologie over de mens. Volgens Blom hebben de loopgravenoorlog en de slachting die er heeft plaatsgevonden, de confrontatie met de technologie en de moderniteit niet op gang gebracht, maar enkel versneld en verhevigd: de massamaatschappij, de verstedelijking, big business, het feminisme, de relativiteitstheorie, de abstracte kunst en atonale muziek dateren alle van voor de oorlog. Hij stelt dat de heerschappij van de machine over de mens voor 1914 in vredestijd weliswaar al verstorend inwerkte op de culturele en maatschappelijke orde, maar tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst verwoestend uithaalt. Cultureel gezien loopt er een lijn van het trauma van de soldaten met shellshock die van het westelijke front naar huis terugkeerden en op een afzichtelijke manier getuigden van de onmacht van mensen in de confrontatie met de machine, naar de bovenmenselijke, gestaalde lichamen van het nazisme en het bolsjewisme, die als antwoord moesten dienen op de alomtegenwoordige angst dat het menselijk lichaam onmetelijk ver zou achterblijven bij glanzend staal. Niet voor niets riep Adolf Hitler de Duitse jeugd op om ‘hard als Krupp-staal te zijn’ en presenteerde Dzjoegasjvili, de schoenmakerszoon uit Georgië, zich als ‘de man van staal’.

Beide gedachten worden in de inleiding uitdrukkelijk verwoord en toegelicht, maar raken in wat volgt op de achtergrond door de methode die Blom hanteert: hij wil geen episch verhaal vertellen, maar een mozaïek samenstellen, waarbij de aandacht vaak uitgaat naar het minder vanzelfsprekende of het bijna-vergetene.

Elk hoofdstuk behandelt een jaar: 1919 is niet gewijd aan de vredesonderhandelingen, maar aan de half-farcicale coup van de Italiaanse dichter en vestzak-duce Gabriele D’Annunzio in Fiume aan de Adriatische kust; 1923 gaat niet over de hyperinflatie in Duitsland met zijn verpletterende oorlogsschuld, maar over de revolutionaire ontdekkingen binnen de astronomie door Edwin Hubble. Het verhaal wordt telkens onderbroken doordat Blom de focus radicaal verlegt: hij springt van het opkomende fascisme in het Italië van 1919 naar de drooglegging en de Amerikaanse maffia in 1920, naar de bloedige verwerping van democratische eisen door Vladimir Lenins regering in Kronstadt bij Sint-Petersburg in 1921. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de groei van het nazisme en de aanslag die het pleegt op het intellectuele leven in Duitsland, aan de wreedheden en de hongerpolitiek van het stalinisme, aan de economische crisis, de armoede en de rassenstrijd in de Verenigde Staten, aan de kwantummechanica en astrofysica van Max Planck en Werner Heisenberg, aan de films van Charlie Chaplin, Buster Keaton en Fritz Lang, aan de toenemende populariteit van jazz, aan de vernieuwingen in de plastische kunst met het dadaïsme en het surrealisme, aan de theorieën van Oswald Spengler (Der Untergang des Abendlandes) en Sigmund Freud, aan dichters (zoals Osip Mandelstam, Anna Achmatova, T.S. Eliot) en romanschrijvers (Franz Kafka, Robert Musil, Jevgeni Zamjatin, F. Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway, P.G. Wodehouse, en anderen).

Het liefst vertelt Blom over jazz – het woord lijkt in zijn boek een verzamelnaam voor de lichte muziek uit de roaring twenties, jazz, blues, de charleston. Niet toevallig begint zijn boek met de opname van ‘That Thing Called Love’ door Mamie Smith, en ook de ‘banana dance’ van Josephine Baker wordt uitvoerig beschreven. Volgens Blom ontpopte jazz zich tot de soundtrack van een heel tijdperk, omdat het subversiviteit verklankte, als inspiratiebron gold voor onfatsoen en onverantwoordelijkheid, en alles belichaamde wat tussen man en vrouw en tussen blank en zwart veranderd was. Fijntjes stipt hij aan dat de nazi’s niet van jazz hielden, omdat ze er een symptoom in zagen van de toenemende Vernegerung van de Europese cultuur, en daarom een optreden van Baker in Wenen verboden.

Bloms sympathieke interesse in jazz steekt schril af tegen zijn bekaaide kennis van filosofie. Zijn boek beschrijft uitdrukkelijk hoe het technologisch systeem triomfeert en hoe de samenleving ten prooi valt aan een ontmenselijkende mechanisering; het behandelt bovendien hoe de crisis van het kapitalisme gepaard gaat met de verspreiding van het communisme. Toch komen filosofen nauwelijks in Alleen de wolken voor: Georg Lukacs en Antonio Gramsci helemaal niet, Henri Bergson, Max Weber en Martin Heidegger marginaal. Hoewel Heidegger een van de eerste filosofen is geweest die het vraagstuk van de techniek ter sprake heeft gebracht, wordt hij in dat verband niet genoemd. Typerend is allicht de volgende zin:

Historici die zich met de ontwikkeling van het denken bezighouden, zoals Michel Foucault, hebben een rechte lijn getrokken van Kants cultus van de absolute rede in de achttiende eeuw naar de concentratiekampen en de goelags van de twintigste, en dat is volledig terecht.

Het minste wat hierover kan worden gezegd, is dat over dit oneindig complexe probleem veel meer moet worden gezegd dan ‘en dat is volledig terecht’. (Ik heb deze zin niet uit zijn context gerukt, want die is er niet.) Er zijn inderdaad studies – filosofische en andere, van Heidegger en anderen – die het gevaar van de Verlichting, van de tijdens de Verlichting ontstane wetenschappelijke rationaliteit ter discussie stellen. Maar er is meer nodig om de kampen van het nazisme en het stalinisme uit te leggen – als die al kunnen worden uitgelegd. Bovendien wil ik erop wijzen dat er bij Immanuel Kant geen sprake is van een ‘cultus van de absolute rede’; integendeel, Kant onderstreept dat er een verschil is tussen kennen en denken en dat de wetenschappelijke rationaliteit dus begrensd is.

Dit is de tweespalt van Alleen de wolken: enerzijds schuwt Blom de alomvattende verklaringen niet, anderzijds wil hij een mozaïek van exemplarische episoden oproepen. Het liefst lijkt Blom aan microgeschiedenis te doen. Hij is op zijn best als hij het over de Cotton Club in Harlem heeft of over de hongersnood in Oekraïne. Misschien moet hij zich in de toekomst daarop toeleggen.

Links

De Bezige Bij, Amsterdam, 2014
ISBN 9789023483007
571p.

Geplaatst op 17/01/2015

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.