Het DNA van iedereen

XY

Sandro Veronesi

Het is niet eerlijk wat de Italiaanse auteur Sandro Veronesi in zijn nieuwe roman XY laat gebeuren. Op een open plek in een bos, net buiten een bergdorpje worden op een ochtend de overblijfselen aangetroffen van een tiental mensen. Zij zijn stuk voor stuk om het leven gebracht op een onmogelijke manier, dat wil zeggen: de omstandigheden van hun dood zijn niet alleen verdacht en gruwelijk – ze spreken allerlei fysische wetten tegen. Om slechts één voorbeeld te geven: een van de slachtoffers is bezweken aan verwondingen die zijn toegebracht door een haai. Tussen het laatste moment waarop deze vrouw nog in leven is gezien, en het moment waarop zij dood is aangetroffen, is echter nauwelijks tijd verstreken. De haai kan op die korte tijd onmogelijk tot bij haar zijn gebracht, en zij kan evenmin in de biotoop van de haai verzeild geraakt zijn. Bovendien zijn de tandafdrukken die zich op haar lichaam bevinden, afkomstig van een haaiensoort die al 200 jaar is uitgestorven.

X-files

Om de zaak helemaal ongerijmd te maken, is een kleine dennenboom op de plaats van de misdaad bedekt door een dun laagje ijs dat met bloed is gemengd. Analyse van dit bloed leert dat het niet alleen het DNA van alle slachtoffers bevat – het blijkt het DNA van iedereen te bevatten. Het bloed is verrijkt met moleculen die het erfelijk materiaal bevatten van alle mensen ter wereld. Precies datgene wat ons, volgens de moleculaire wetenschap althans, van elkaar onderscheidt, is in één vloeistof bij elkaar gebracht en vervolgens op de takken van dit boompje gesprenkeld en eraan vastgevroren.

Wat er vervolgens in de roman XY gebeurt, is een uiteenzetting van hoe respectievelijk het christendom en de psychoanalyse, de priester en de analyticus, of de religie en de menswetenschap, er niet in slagen om aan deze onmogelijkheid zin of betekenis te geven. In de moderne wereld, aangedreven door de onophoudelijke dialectiek van de verlichting, is het ondertussen bekend dat niet alles wetenschappelijk of helemaal rationeel verklaard kan worden. Mensen worden geconfronteerd met de aan- of afwezigheid van andere mensen, en dus met problemen of gebeurtenissen die zo sterk of aangrijpend zijn, zo pijnlijk en onrechtvaardig, dat het niet meer dan menselijk is om terug te vallen op verklaringsmodellen die niet alleen maar op de rede berusten. Wat we niet (helemaal) kunnen begrijpen, dat benaderen we met religie, kunst, filosofie of psychologie.

Eigenlijk kan de moderne wereldliteratuur, of de moderne kunst in het algemeen, beschouwd worden als een alternatieve wijze om het onbegrijpelijke lijden te behandelen door het tot een vorm te laten stollen. Het merkwaardige aan XY – en in zekere zin ook het intellectueel of literair oneerlijke ervan – is dat de personages hier niet geconfronteerd worden met iets dat ze niet begrijpen, maar met iets dat niet kan. Onbegrip is iets helemaal anders dan onmogelijkheid. Het is toch ongehoord – of alleszins erg onsportief – om van een wereldbeschouwelijk systeem te verwachten dat het iets zou kunnen verklaren dat de wetenschap niet zozeer ontstijgt als wel tegenspreekt?

Natuurlijk zijn de wetten van de literaire fair play niet dezelfde als die van de echte wereld. De hoofdrolspelers in XY zijn de priester van het bergdorpje, don Ermete, en de jonge psychiater Giovanna, die door hem ter hulp wordt geroepen. Alsof het allemaal nog niet genoeg is, heeft zij zelf ook iets onverklaarbaars meegemaakt: precies op het moment waarop het bloedbad zich razendsnel heeft voltrokken, is in een van haar vingers een litteken van meer dan vijftien jaar oud weer gaan bloeden. Samen proberen don Ermete en Giovanna de onthutste inwoners van San Giuda bij te staan met respectievelijk een religieus en een menswetenschappelijk wereldbeeld, en proberen ze uiteraard zelf in het reine te komen met wat er is gebeurd. In korte hoofdstukjes zijn zij afwisselend aan het woord – een man en een vrouw (met het XY- of het XX-chromosoom), als de x- en y-onbekenden in een wiskundige vergelijking die zich niet laat oplossen, of als protagonisten in een ambitieuze aflevering van X-Files.

Dat de pers zich ondertussen ook op de zaak heeft gestort, maakt het alleen maar ingewikkelder. Bovendien hebben de gerechtelijke en politieke overheden besloten om de ware toedracht niet kenbaar te maken: om geen paniek te zaaien, en om te verhullen dat de waarheid niet gekend kan worden, wordt officieel meegedeeld dat de moordpartij is opgeëist door een afsplitsing van Al Qaida. Omdat ze beiden over contacten bij het gerecht beschikken, weten de psychiater en de priester wél wat er is gebeurd – ze weten met andere woorden dat de gebeurtenissen niet alleen niet verklaard kunnen worden, maar dat ze evenmin mogelijk zijn. Die kennisvoorsprong die geheim moet blijven, maakt hun taak als geestelijk hulpverleners er niet makkelijker op, zeker niet wanneer blijkt dat de dorpelingen door incest, isolement en eerdere trauma’s al vantevoren gebukt gingen onder allerlei geestelijke afwijkingen en storingen. Veronesi drijft de chaos ten top: tussen de bomen van de personages en hun neuroses is al snel geen bos meer te zien, hoezeer de dokter ook met diagnoses strooit, en hoe geduldig en halfslachtig de priester ook tot het ware geloof blijft oproepen.

Uiteindelijk verdwijnen de nevenpersonages dan ook naar de achtergrond. In de finale van XY brengen Giovanna en don Ermete, ten einde raad, samen een doorwaakte nacht door, die door Veronesi in de vorm van één bladzijdelange dialoog wordt weergegeven, onderbroken door talloze beletseltekens (‘…’) die hun onwetendheid en hun verbluffing moeten weergeven.

Een al te ontregelende gebeurtenis

De uitkomst van hun overleg, en van de op zich weinig originele of diepgaand uitgewerkte botsing tussen hun wereld- en mensbeelden, is hun stilzwijgende en weinig enthousiaste omarming van het concept van de ‘negative capability’. Giovanna ontleent deze methode aan de Britse psychoanalyticus Wilfred Bion, die zich dan weer liet inspireren door Keats. In een brief uit 1817 omschreef Keats het vermogen van grote geesten als Shakespeare om zich niet uit het lood te laten slaan door onzekerheid en onverklaarbaarheid, als een ‘negatief vermogen’. Uiteindelijk kunnen de priester en de analytica niet anders dan toegeven dat ze de ware toedracht achter de gebeurtenissen niet kunnen kennen, en nemen ze daar elk op hun manier genoegen mee.

Nogmaals: het is iets helemaal anders om menselijk lijden niet te begrijpen, dan om te beseffen dat het specifieke lijden simpelweg niet mogelijk is. Veronesi verwijst in XY expliciet en impliciet naar andere romans waarin het lijden een kleine menselijke gemeenschap treft. Er is natuurlijk La peste van Albert Camus, waarin een epidemische ziekte het humanistisch perspectief danig op de proef stelt, maar waarin de hoop zegeviert. De priester vertelt evenzeer hoe hij ooit fel aangegrepen werd de film The Sweet Hereafter van Atom Egoyan, een verfilming van de gelijknamige roman van Russell Banks over een dorpje waarin een bus met schoolkinderen in een ravijn stort.

Ook in de romans van Veronesi die eerder in een Nederlandse vertaling zijn verschenen, staat een dramatische of alleszins ontregelende gebeurtenis aan het begin van een crisis van een of meerdere personages. In In de ban van mijn vader ontdekt de verteller dat zijn vader jarenlang geheim agent was en dat zijn vrouw overspel heeft gepleegd; in Nauwelijks geraakt voelt een man zich onweerstaanbaar aangetrokken tot zijn blonde halfzus; in Waar gaat die vrolijke trein naartoe? beseft het hoofdpersonage plots dat hij zijn volwassen leven in besluiteloosheid heeft doorgebracht; en in Veronesi’s grootste succesroman tot nog toe, Kalme Chaos, moet een man zijn leven voortzetten na het onverwachte overlijden van zijn vrouw. Wat deze romans tot intrigerende leeservaringen maakt, is een combinatie van lichtvoetigheid en ernst, van een stilistische variëteit en een narratieve vaart, die stuk voor stuk resulteerden in indringende, spannende en grappige experimenten met de lenigheid van de menselijke geest.

Kaartenhuis

Zelfs als over het hoofd wordt gezien dat Veronesi in dit boek zijn stilistische vermogens niet helemaal kan tentoonspreiden, is het echter het initiële uitgangspunt van XY dat al meteen onoverkomelijk blijkt – voor de lezer wat betreft identificatie en leesplezier, en voor de auteur wat betreft diepgang en subtiliteit. Veronesi lijkt met XY veel te hoog in te willen zetten, en hij heeft daarmee een letterlijk onvoorstelbaar boek geschreven. Wie de menselijke psyche wil onderzoeken of beschrijven, wie wil weergeven hoe lijden het begripsvermogen op de proef stelt, die kan zich niet zomaar bedienen van het onmogelijke – tenzij dit het literaire universum werkelijk als een betekenisvolle revolutie verandert en beïnvloedt, zoals in De gedaanteverwisseling van Kafka.

Een kritische lectuur van XY kan dus niet beweren dat de gevolgen van het kwaad ‘haarfijn’ en ‘onontkoombaar’ worden blootgelegd, of dat de auteur ‘lustig hengelt naar het vuilste uit de menselijke psyche’. Wat hier alles overheerst zijn de gevolgen van het fysisch onmogelijke in wat zich uiteindelijk toch als een realistische roman ontplooit. Die onbezonnen en onuitgewerkte krachttoer doet denken aan The Plot Against America van Philip Roth, waarin niet zozeer de fysica wordt weerlegd als wel de geschiedenis. Roth heeft in die roman uit 2004 proberen te verbeelden wat er gebeurd zou zijn als de Verenigde Staten in 1942 het nazisme niet hadden bestreden maar waren bijgetreden. In een briljante kritiek op The Plot Against America (verschenen in The New York Review of Books en opgenomen in Inner workings), heeft J.M. Coetzee vervolgens beweerd dat een dergelijk romanproject ten dode is opgeschreven. Een auteur kan nu eenmaal niet van een lezer verwachten dat hij ermee akkoord gaat een klein deeltje van de geschiedenis te veranderen zonder dat het invloed heeft op al de rest. De wereld is ondeelbaar: één seconde uit het historische verleden herschrijven betekent alles als een kaartenhuis in elkaar doen storten, met de mimetische leeservaring op kop.

Analoog kan van XY worden beweerd dat de inzet ervan al meteen een brug te ver is: een roman die begint en steunt op een ongecontroleerd logenstraffen van de redelijkheid en de ‘voorstelbaarheid’, die ontsnapt meteen aan de controle van de lezer én van de schrijver. De personages en de gebeurtenissen die erop volgen worden ongeneeslijk besmet door de onwerkelijkheid van de openingszet. En met het principe van het ‘negatief vermogen’ komt men in een wereld waarin bloed het DNA van iedereen kan bevatten, en uitgestorven haaien nog kunnen bijten, naar alle waarschijnlijkheid ook niet erg ver, zelfs al heet men Shakespeare.

Uitgeverij Prometheus heeft XY voorzien van een van de meest lelijke en absurde covers van de laatste jaren – op het laatste nippertje overigens, want de roman is een half jaar geleden aangekondigd met een veel gepaster en mysterieuzer omslag. Op de voorflap prijkt nu een blonde jongedame met rode lippen, wier ogen door een haarlok aan het zicht worden onttrokken. Het is het soort cover waarmee vanuit een simplistische marketinglogica om het even welke roman op het grote publiek afgevuurd kan worden. Bovenaan staat: ‘Dé sensatie uit Italië’, en boven de titel en de auteursnaam prijkt een ovaal etiket met de aanprijzing ‘Van de auteur van Kalme chaos’. Dit merkwaardige en frustrerende, maar lezenswaardige boek had een betere behandeling verdiend, al was het maar om niet uit het oog te verliezen hoe vreemd en onbegrijpelijk de dingen zijn die erin verteld worden – voor de personages, voor de auteur, en dus ook voor de lezer.

Links

Prometheus, Amsterdam, 2011
ISBN 9789044617627
336p.

Geplaatst op 27/04/2011

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.