Land met hersenbeschadiging

Een Russische geschiedenis

Ljoedmila Oelitskaja (vert. Arie van der Ent)

Wij, mensen, hebben nood aan politiek, omdat wij allemaal unieke wezens zijn en onderling van elkaar verschillen. Een politiek die naam waardig, poogt het geschil dat in die veelheid van mensen ontstaat te organiseren en in goede banen te leiden. De misdaad van totalitaire regimes bestaat erin dat ze die veelheid ontkennen en dat geschil verbieden. Ze herleiden de samenleving met al haar verschillen tot één lichaam waarvan de leden allen op dezelfde manier spreken, denken en handelen. Totalitaire regimes worden door angst beheerst: angst van de gewone mensen voor de repressie, angst van de leiders voor de originaliteit en de vrijheid eigen aan de menselijke verbeelding.

Er bestaat een indrukwekkende literatuur over de door het totalitarisme gepleegde terreurdaden: de berichten van Varlam Sjalamov over Kolyma en het getuigenis van Primo Levi over Auschwitz, bijvoorbeeld, behoren tot het adembenemendste en huiveringwekkendste van wat de Europese literatuur de afgelopen vijftig jaar heeft voortgebracht. Minder aandacht is uitgegaan naar het dagelijkse leven onder een totalitair bewind: er is de lichtelijk in de vergetelheid geraakte roman Alleen in Berlijn (2011) van Hans Fallada, en nu is er de gloednieuwe vertelling Een Russische geschiedenis (2014) van Ljoedmila Oelitskaja (1943). Het laatste boek memoreert niet de onmenselijke gruweldaden, de folteringen of de moorddadige ontberingen in de kampen, maar belicht het alledaagse leven in Moskou met zijn absurde ongemakken: de psychologische dreigementen en bureaucratische pesterijen, de kleinerende huisvestingsproblematiek en treiterige voedseltekorten.

Het verhaal begint in 1953 met de dood van Dzjoegasjvili, alias Jozef Stalin: ‘De tiran was dood. De titaan was dood. Een wezen van een oud geslacht, uit de onderwereld, afschrikwekkend, met honderd armen, honderd hoofden. En een snor.’ De hoofdpersonages, onder wie de leraar Viktor Joeljevitsj Sjengeli, vernemen het nieuws met onverholen opluchting. Hun reactie typeert de toon die de hele roman doortrekt: ironie is nooit ver weg; hoe titanisch de leider ook oogde, hoe afschrikwekkend hij zich ook gedroeg, hoezeer hij ook de indruk wekte met zijn armen en hoofden overal aanwezig te zijn, hij bleek gewoon een man van vlees en bloed, met een snor. Maar Stalin wordt opgevolgd door Nikita Chroesjtsjov en die weer door Leonid Brezjnev, en hoewel het schrikbewind van Stalin afneemt, blijft het land geregeerd door regelrechte vijanden van cultuur en vrijheid.

Daar hebben de personages uit Een Russische geschiedenis het moeilijk mee. Allen zijn eigenlijk overtuigde communisten; dat wil zeggen: ze geloven in het project (of het programma) van het communisme of het marxisme. Alleen begrijpen ze niet waarom het communisme onverenigbaar zou zijn met het bezit en de lectuur van de gedichten van Anna Achmatova of Osip Mandelstam, waarom het de publicatie van Dokter Zjivago, de prachtige roman van Boris Pasternak, verbiedt en waarom het respect voor de mensenrechten, liefde voor het christendom of belangstelling voor popmuziek verdacht maakt. Ze begrijpen met andere woorden niet dat het repressieve bewind in Moskou niet geïnteresseerd is in overtuigde communisten, omdat het elke overtuiging vreest – zoals het elke vorm van denken, van creativiteit en van zelfstandigheid vreest en dus verbiedt. Slechts nadat Sovjettroepen in de zomer van 1968 Tsjecho-Slowakije binnenvallen, begint het een van de personages, Micha, te dagen:

Hij had zo veel jaren onderzoek naar het marxisme gedaan, had erachter proberen te komen waarom de prachtige ideeën van sociale rechtvaardigheid zo krom verwezenlijkt werden, maar nu was het even helder als kil: het was een grandioze leugen, cynisme, onvoorstelbare wreedheid, een schaamteloze manipulatie van mensen die hun menselijke aanblik en waardigheid verloren door de angst die het hele land in een donkere wolk hulde.

Oelitskaja zoomt met haar roman in op de levens van drie vrienden, Ilja, Sanja en Micha. Met geen van hen loopt het echt goed af. Toch krijgen we slechts anekdoten uit hun levens opgedist, zoals we ook voorvallen vernemen uit de levens van hun grote kennissenkring. Op die manier schetst Oelitskaja de geschiedenis van een land dat in een klimaat van verlinking en lafheid verstikt, waar elke hartstocht uitgebannen wordt en alles van waarde ondergronds gaat.

Het enige wat in de bedomptheid van dat leven ademt en beweegt is kunst. Bijna onophoudelijk praten de karakters over de nagenoeg onuitputtelijke rijkdom van de Russische literatuur en van de moderne Duitse en Russische muziek. Oelitskaja brengt een ode aan vele schrijvers – van Aleksandr Poesjkin tot Joseph Brodsky, van Nikolaj Gogol tot Vladimir Nabokov – en bezingt de lof van vele componisten: Johann Sebastian Bach en Wolfgang Amadeus Mozart, Ludwig van Beethoven en Franz Schubert, Sergej Rachmaninov en Dmitri Sjostakovitsj bewaren voor de personages het uitzicht op wat de angst overstijgt. Maar gewild of ongewild herinnert de roman er met zijn onvoorwaardelijke liefde voor kunst aan dat kunst de wereld niet zal redden, of dat, omgekeerd, de wereld enkel kan worden gered door een politiek van vrijheid.

Grote literatuur zou ik deze roman van Ljoedmila Oelitskaja niet noemen, wel een integer en geëngageerd verslag over een periode uit de twintigste eeuw die de ondergrens van de beschaving aftastte.

Links

De Geus, Breda, 2014
ISBN 9789044519341
540p.

Geplaatst op 24/02/2014

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.