Met dit bedoel ik ook dat

Vergeten reus

Kazuo Ishiguro (vert. Bartho Kriek)

In Anatomy of Criticism uit 1957 schrijft Northrop Frye dat interpretatie altijd allegorisch is: de tekst wordt vervangen door iets wat zich voordoet als de betekenis van die tekst.

Het wordt niet vaak onder ogen gezien dat alle commentaar allegorische interpretatie is, een verbinden van ideeën met de structuur van poëtische beeldspraak. Van zodra een criticus zichzelf toestaat echt commentaar te leveren op een gedicht (bijvoorbeeld: ‘in Hamlet lijkt Shakespeare de tragedie van de onbeslisbaarheid te portretteren’), begint hij te allegoriseren. Commentaar bekijkt literatuur dus, in haar formele fase, als een potentiële allegorie van gebeurtenissen en ideeën.

Het is een bedenkelijke bewering die om gradaties vraagt. Zijn er teksten die een allegorische benadering verleidelijker uitlokken dan andere? En bestaat er literatuur die niets met allegorie, als symboliek op de lange baan, te maken heeft, bijvoorbeeld door radicaal en consequent realistisch te zijn? Gebeurtenissen en personages – woorden en beschrijvingen – niet als te ontmaskeren plaatsvervangers voor ideeën of concepten, maar als zichzelf, onreduceerbaar, individueel en uniek… Eén langgerekt werkelijkheidseffect… Of wordt zo’n streven een allegorie voor mimesis zelf, of voor het menselijke verlangen ernaar? Aan de andere kant van het spectrum wordt alles schijnbaar eenvoudiger: als een roman is opgebouwd uit onmogelijke voorvallen en bevolkt wordt door onbestaande creaturen in een fictief tijdperk – tja, dan zal de auteur daar ongetwijfeld bijzondere bedoelingen mee hebben. ‘Een schrijver’, aldus Frye, ‘gedraagt zich allegorisch van zodra het duidelijk wordt dat hij zegt: “Met dit bedoel ik ook dat.”’

Het kan niet anders of met Vergeten reus, zijn achtste boek, bedoelt Kazuo Ishiguro (1954) eveneens iets anders dan wat een onmiddellijke en feitelijke lectuur suggereert. Al in de eerste zinnen wordt de lezer erop aangesproken dat hij of zij op het punt staat een vreemde wereld te betreden, die door de bewoners ervan helemaal niet als particulier wordt ervaren.

Je zou lang hebben moeten zoeken naar de slingerende weggetjes en serene weilanden waar Engeland later befaamd om werd. In plaats daarvan zag je niets dan verlaten woeste gronden; hier en daar primitieve paden over onherbergzame heuvels en kaal heideland. De meeste wegen die de Romeinen hadden achtergelaten zullen toen al vervallen en overwoekerd zijn geraakt, veelal opgaand in de wildernis. Boven de rivieren en moerassen hingen kille nevels, wat de trollen die toen nog in dit land voorkwamen maar al te goed van pas kwam. De mensen die bij hen in de buurt leefden – je vraagt je af door welk een wanhoop gedreven ze zich op dergelijke sombere plekken vestigden – zullen allicht bang geweest zijn voor die wezens, wier hijgende ademhaling hoorbaar was lang voor hun mismaakte gestalten uit de mist opdoken. Maar dergelijke monsters wekten geen verbazing.

Die ogenblikkelijke aanspreking – ‘je zou lang hebben moeten zoeken’ – is ongebruikelijk maar passend: alles wat in Vergeten reus gebeurt, nodigt ertoe uit te zoeken naar betekenis. Toch klinkt er een zekere vergeefsheid in door: veel geluk toegewenst bij dat zoeken naar vertrouwdheid en herkenbaarheid, zo lijkt Ishiguro bij monde van zijn verteller te zeggen. Het is niet zeker of er van vinden sprake zal zijn, in dit Engelse, laatmiddeleeuwse landschap dat door trollen wordt bevolkt, en door mensen die schrik hebben van deze grote, monsterlijke en dommige wezens, maar die zich over het bestaan ervan niet meer verbazen. Dit laatste kan inderdaad over moderne lezers van literaire romans niet worden beweerd.

De uitdaging van Vergeten reus is vooral een genre- en een oeuvrekwestie. Het enige boek met trollen dat ik voordien had gelezen, was een nevenproduct van de tekenfilmserie David, de Kabouter; ik herinner me uitvouwpagina’s met in één vlak beweeglijke personages, en een sfeer van bedompte, meestal ondergrondse moraliteit, die tot uiting kwam in de griezelige integriteit van hoofdpersonage David. De trollen waren treurige schepsels, alcoholverslaafd en versierd met een rode bolvormige druipneus. Boeken waarin zij samen met imaginaire aanverwanten de hoofdrol spelen, worden tot het genre van de fantasy gerekend – verhalen over dappere helden, dodelijke monsters en vreemde werelden – en ze zijn, zoals het werk van J.R.R. Tolkien, Terry Pratchett en J.K. Rowling bewijst, niet weinig populair.

Dat Ishiguro zich aan fantasy zou wagen viel niet te verwachten; dat hij het toch doet lijkt gezien zijn oeuvre onmogelijk. Dat wil zeggen: als de schrijver van trage, subtiele, realistische romans als An Artist of the Floating World (1986), The Remains of the Day (1989) en Never Let Me Go (2005) – schoolvoorbeelden van romans verteld door effectieve, geloofwaardige maar onbetrouwbare ik-vertellers – een boek schrijft over reuzen, draken, ridders, elfen en trollen, dan wendt hij de conventies van het genre vermoedelijk aan om er iets mee te doen wat zelden gebeurt, en wat van lectuur literatuur maakt. Lezen doet nieuwe inzichten ontstaan met een brede reikwijdte. Met dit bedoelt Ishiguro dus inderdaad ook dat – zo niet is hij niet langer de Ishiguro die wij kennen.

Dit: het begint als het verhaal van ‘een bejaard echtpaar’, Axl en Beatrice. Ze maken deel uit van een kleine gemeenschap die woont in een half ondergronds dorpje. Ze hebben een zoon, die in een ander dorp woont, maar ze onderhouden geen contact met hem. Het probleem is dat ze beiden moeilijk toegang hebben tot hun verleden omdat ze aan geheugenverlies lijden. Dat is niet totaal en het sluit vage impressies van voorbije gebeurtenissen niet uit, maar van zekerheid is geen sprake. In die toestand van amnesie verkeren ze niet alleen, zo licht de verteller toe, opnieuw door de lezer aan te spreken.

Je vraagt je misschien af waarom Axl geen hulp van zijn mededorpelingen vroeg bij het terughalen van het verleden, maar dat was niet zo makkelijk als je zou denken. In deze gemeenschap werd namelijk zelden over het verleden gepraat. Ik zeg niet dat het taboe was. Ik bedoel dat alles op een of andere manier opgegaan was in een mist die even dicht was als die boven de moerassen. Deze dorpelingen stonden eenvoudigweg niet stil bij het verleden – zelfs niet bij het recente.

Wat Axl en Beatrice onderscheidt van de anderen, is dat ze zich van deze toestand bewust worden en de afwezigheid van een verleden als een gemis gaan ervaren. Dat gemis is de aanleiding voor de zoektocht naar hun zoon. Onderweg krijgt hun queeste algemene trekken en wordt die zoon van secundair belang. Al in het tweede hoofdstuk ontmoeten Axl en Beatrice bijvoorbeeld een veerman die echtparen naar de overkant van de rivier brengt, op voorwaarde dat er tussen hen sprake is van een sterke liefdesband. Die band moeten ze bewijzen door ieder afzonderlijk tegen de veerman hun dierbaarste herinnering te onthullen. Hoewel Axl en Beatrice de oversteek voorlopig niet maken, en dus nog niet aan de test onderworpen worden, slaat de angst toe dat hun liefde niet sterk genoeg zal blijken. ‘Ik ben bang’, zegt Beatrice, ‘dat onze liefde zonder onze herinneringen alleen nog maar kan verflauwen en ophouden te bestaan.’

Het is niet verwonderlijk dat de veerman aan het einde van Vergeten reus opnieuw opduikt en dat het reizende echtpaar ditmaal de oversteek aanvat. Het verleden is immers weer bereikbaar; van het geheugenverlies is iedereen genezen. Hoe dat zo is gekomen, maakt het avontuur uit van deze roman, en van Axl en Beatrice, maar ook van ridder Wistan, sir Gawain, de jongen Edwin – en vooral van Querig, de vrouwelijke draak. Het is namelijk de over het land uitgeblazen adem van deze draak die alle mensen gevangen houdt in een mistig geheugenverlies. Er blijkt een ridder op weg te zijn naar Querig om haar te doden, terwijl een andere ridder, een neef van de beroemde koning Arthur, het als zijn taak ziet om haar te beschermen. Tegenstrijdige belangen spelen in het al of niet onthullen van het verleden. Niet alleen Axl en Beatrice vrezen dat ze zich vreselijke dingen zullen herinneren, ook de in een koude oorlog samenlevende Britten en Saksen beseffen dat er wraakacties zullen volgen van zodra de mensen beseffen welke gruweldaden beide volkeren elkaar hebben aangedaan gedurende de afgelopen eeuwen. En toch is Querig niet meer wat ze geweest is, alsof de amnesie uit eigen beweging al aan het verdwijnen is.

Wat de draak betrof, het was eerst amper duidelijk of ze nog leefde. Haar houding – vooroverliggend, de kop opzij gedraaid, de ledematen uitgestrekt – had heel goed ontstaan kunnen zijn doordat ze vanaf een zekere hoogte in de kuil was gegooid. Ja, het duurde even eer duidelijk was dat het inderdaad een draak was: ze was zo uitgemergeld dat ze eerder een wormachtig reptiel leek, gewend aan water maar per ongeluk gestrand en bezig uit te drogen. Haar huid, die er vettig uit had moeten zien met een bronsachtige kleur, was in plaats daarvan geelachtig wit, als de onderkant van bepaalde vissen. Van haar vleugels restten slechts huidplooien die op het eerste gezicht gehouden hadden kunnen worden voor dode bladeren die zich aan weerszijden hadden opgehoopt.

Passages als deze zijn door sommige critici komisch want onnozel genoemd – zowel de Rode Ridder als Monty Python zijn ter vergelijking voorgesteld –, terwijl er toch uit blijkt met wat voor stilistische ascese Ishiguro te werk is gegaan. Dit boek is bewonderenswaardig vlak en consistent; terwijl het van de meest ongelooflijke en buitenwereldse incidenten, conversaties, wezens en concepten aan elkaar hangt, is het onmogelijk hoogte- of dieptepunten aan te wijzen. Over alles hangt dezelfde zware, historische, droevige en licht dreigende sfeer – een krachttoer die misschien vervelend werkt, maar die de lectuur aan de gang houdt, al was het maar vanuit de verwachting dat Ishiguro de monotonie niet kan volhouden. En toch slaagt hij daarin, helemaal tot op het eind, wanneer de draak dood is en het verleden weer levend, en wanneer de veerman de verteller van de roman blijkt te zijn – voorspelbaar maar ook ongeloofwaardig, want in dat geval heeft hij in het tweede hoofdstuk over zichzelf gesproken en daarbij zijn identiteit om onduidelijke redenen verborgen gehouden.

Het toont hoezeer bijna alles in dit boek een kwestie van techniek wordt – een genreoefening met filosofische pretenties over collectief en individueel vergeten. Maakt dat Vergeten reus tot een allegorie over de gevaren en de geneugten van het geheugen, die zowel hoogstpersoonlijk als maatschappelijk zijn, en die dus zowel liefde als oorlog veroorzaken? Ongetwijfeld. Het probleem is echter dat er geen interpretatie voor dit boek denkbaar is dat enigszins van dit belangrijke en contradictorische probleem afwijkt. Je kan alleen maar luisteren naar hoe de auteur zegt: ‘met dit bedoel ik ook dat, en ik kan het zelfs door middel van onwaarschijnlijke fantasy!

Het ware lezen – commentaar leveren op de allegorie – doet zich voor wanneer de lezer aan de auteur kan vertellen hoe hij ook dat met dit heeft bedoeld, alsof het een geheim betreft dat niemand anders ter wereld kent. Bij ontstentenis van die vertrouwelijkheid is Vergeten reus vooral boeiend als werkstuk van een auteur die op extreme wijze wil vernieuwen en verrassen. Het is een uniek boek waarmee Ishiguro risico’s neemt – zulke grote risico’s dat het avontuur van de auteur spannender wordt dan dat van zijn personages en zijn lezers.

Atlas Contact, Amsterdam, 2015
ISBN 9789025444129
368p.

Geplaatst op 14/04/2015

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.