‘Porren naar grondpunt’

De planken kathedraal

Les Murray (vert. Maarten Elzinga)

Les Murray (1938) is niet mijn dichter. Dat zal Les Murray worst wezen. Want Les Murray mag dan mijn dichter niet zijn, hij is onmiskenbaar een groots dichter:

Mollusk

Door haar ondersteboven zeilende kopschip,
door haar innerlijke geslachten, de opalen
spikkels op haar slippen, door de levenslange
zuigkus van haar kantelende voortbeweging,
door haar viskeuze optiek, nu eens uitgestulpt
dan in een oogwenk verschrompeld, door de richels
die het voedselpad afraspen en door de
plofschelp in zijn nis van droogte,
door excretie, de wormspiraaltjes, het glibberige,
door haar glinsterend glijspoor en door misschien wel
even ver in de tijd terug als vooruit
te wijzen, als een naar binnen gevouwen kust,
door te koken op zout, door ongedeerd over de kling
van een scheermes te gaan, door het oligoceen
onder blad te verbergen zij deze en iedere slak vergund
welgemutst het levenstapijt op te sieren.

Murray tegen de wereld

Dit gedicht is te vinden in de stevige, tweetalige bloemlezing De planken kathedraal die vorig jaar van Murray is verschenen, met vertalingen van Maarten Elzinga (1957).

Zijn magnifieke, virtuoze manier om de natuur te verwoorden heeft Murray wereldroem bezorgd. In Australië is hij na Banjo Paterson de bekendste dichter en in de rest van de wereld (waar ‘Walzing Matilda’ minder indruk heeft gemaakt) waarschijnlijk Australië’s grootste bijdrage aan de poëzie. Murray zal met een dergelijk label geen moeite hebben. Australië, de bush, de natuur, maar ook de Aboriginal-cultuur, zijn centraal voor zijn werk en zijn identiteit. Murray presenteert zich, in zijn gedichten en daarbuiten, als een klassieke dichter/buitenstaander; hij bekijkt de wereld vanaf de zijlijn, buiten Europa of Amerika, buiten de stad, onaangedaan door moderne fratsen of de waan van de dag. ‘Twee mijl hiervandaan is het de twintigste eeuw: / auto’s op asfalt, kabelbogen tussen boerderijen. / Hier, met mijn bijl, hak ik me een weg door het zwijgen.’

Murrays werk behoort natuurlijk evengoed tot de twintigste eeuw als dat van bijvoorbeeld John Ashbery en Charles Olson, al was het maar omdat hij er zich zo graag tegen af mag zetten. Murray leeft de helft van het jaar teruggetrokken op het land waar hij ook geboren is, maar de andere helft is hij op tournee met zijn poëzie. Dan reist hij met vliegtuigen en verblijft hij in grote steden. En dat is zichtbaar in zijn gedichten, die gelukkig ook onbekommerd verwijzen naar films, popmuziek en andere meer hedendaagse verschijnselen.

Een enkele keer is zijn verzet tegen de moderne wereld wat aanstellerig: ‘De computer boezemt me angst in / met zijn crashes en codes / zijn links met spionnen en kogels / zijn tekst als een voorpublicatie.’ Meestal staat dat verzet echter in dienst van magistrale verbeeldingen van het Australische leven. Geweldig is bijvoorbeeld de dertiendelige ‘De Buladelah-Taree-vakantieliederencyclus’ die integraal in dit boek is opgenomen. Hierin beschrijft hij de jaarlijkse vakantietrek van Sidney naar de Noordkust. De vorm ervan ontleent hij aan een Aboriginal-gedicht: Maan-Bot-cyclus. Murray beweert zelfs dat het het eerste gedicht van een blanke is in Aboriginal-metrum. Is er een epischer, meeslepender beschrijving van een vakantiefile mogelijk?

Het is het seizoen van de Lange Smalle Stad; ze is de Myall overgestoken,
ze is de Noordkust binnengedrongen,
die grote verbluffende slang; ze slaat lussen tussen de heuvels en brandt
daar de hele nacht,
schokkend en sleurend langs de hellingen omlaag, plechtig wiegend
langs de hellingen omhoog,
weergalmt ze in O’Sullivan’s Kloof, in de krappe bast van de
riviergombomen;
de palmboomtoppen slaken roerloze kreten van verbazing, daar bij
Wotton.
De hele nacht gloeiend achter de heuvels, noordwaarts blikkerend
achter de heuvels;
door Coolongolook, door Wauk Wauk, over de Wallamba,
snokt en sprint de loeiende teerpijp van de vakantie, waar Nabiac snakt
in een glazen wind;
de bossen op de Kiwarrak krimpen in goedkoop licht; Tuncurry en
Forster zwellen als verhitte olie.

Een ander hoogtepunt in deze bloemlezing is de selectie uit Vertalingen uit de natuur, waaruit het hierboven geciteerde ‘Mollusk’ afkomstig is. Het is een bundel natuurgedichten waarin met name Murrays inlevingsvermogen opvalt.

Koppigheid

We kunnen stellen dat Murray in Elzinga een vertaler heeft gekregen die even koppig en eigenzinnig is als hijzelf. Als Elzinga meent dat een gedicht van zes regels beter in vijf regels past, dat worden het er vijf. Als Elzinga vindt dat Murray een zinsnede als ‘tresspass against us’, een citaat uit het onzevader, gebruikt vanwege de lispelende s- en z-klanken, dan vertaalt hij dat dus met ‘zondig zachtjes tegen ons’, wat niet het onzevader oproept en ook verder kant noch wal raakt. Bij een diepgelovige dichter zoals Murray is een dergelijke keuze op zijn minst opmerkelijk.

Zo op het eerste gezicht lijkt het een goede combinatie, een koppige dichter met een koppige vertaler. En voor het overgrote deel is het dat ook, zoals uit de geciteerde gedichten al wel mag blijken. Bovendien zal het aan Elzinga’s koppigheid te danken zijn dat dit boek is verschenen. Er worden in Nederland weinig van dit soort bloemlezingen gepubliceerd, waarvoor een vertaler zich lang en indringend inwerkt in het idioom en de ideeën van de dichter en diens dichtwereld presenteert in een ruimhartig overzicht. Elzinga is er al jaren mee bezig. In 1997 publiceerde hij met De slabonenpreek een eerste bloemlezing. In nauwe samenspraak met de dichter, die een duidelijke stem heeft gehad in de samenstelling, heeft Elzinga naar het huidige boek toegewerkt. Daarbij heeft hij tussendoor ook nog eens van uitgever moeten wisselen, van Meulenhoff naar De Harmonie.

Maar vertaler is een dienend vak, en dichter is dat niet. En dat heeft zo zijn weerslag. Ik was vast van plan dit boek een gloedvolle bespreking te geven, maar telkens als ik het oppakte kwam ik dingen tegen die me hinderden. Dan legde ik het weg. Een paar dagen later bedacht ik dat er in elk boek wel wat misgaat en dat er op zo’n omvangrijk werk altijd wel wat aan te merken is. Ik nam aan dat ik waarschijnlijk met een te zure blik had gelezen. Ik las door. En hoewel ik regelmatig onder de indruk was van Elzinga’s brille en durf, kwam ik altijd zinnen tegen die me dwars zaten. Woorden en uitdrukkingen die me hinderden bij het lezen. Tot ik uiteindelijk met tegenzin besloot deze recensie maar te schrijven, in plaats van de laaiend enthousiaste die mijn voorkeur had gehad.

Een paar voorbeelden: een ‘flügelhorn’ (bugel) wordt vertaald met ‘vleugelhoorn’, in het Nederlands nauwelijks gebruikt, en dan nog primair voor een soort schelp. In een ander gedicht vertaalt Elzinga ‘road kill’ (overreden dieren) als ‘verkeersbuit’; aardig voor wie het Engels begrijpt maar volstrekt onduidelijk voor wie dat niet doet. Net zo wordt ‘land-galaxies’ inventief vertaald met landwegstelsels, een woord dat voor iemand die het Engels niet kan volgen gewoon ‘stelsels van landwegen’ betekent. In ‘Honingcyclus’ wordt ‘ex-chrysalids’ vertaald met ‘aanstaande poppen’, terwijl het ‘voormalige poppen’ moet zijn. ‘A Levitation of Land’, waarin het land boven het hoofd van de toeschouwer zweeft, heet ‘Landelijke levitatie’, alsof het zou gaan om een landelijke vorm van levitatie, in plaats van de opheffing van het land zelf. In de vertaling van het versje: ‘The best love poems are known / as such to lovers alone.’ zijn het essentiële ‘as such’ en het rijm weggelaten, met een nogal plat resultaat: ‘Wat de beste liefdesgedichten zijn / weten geliefden alleen.’

Dat is jammer. Maar laat niemand daarin een reden zien om dit boek niet aan te schaffen. Want ondanks de storende elementen, de fouten en eigenwijzigheden verschijnen er in Nederland maar weinig vertalingen met zo veel vindingrijkheid en pracht. Ik wil daarom eindigen met een schitterend voorbeeld van die vertaling:

Het grote keukenmessendanssonnet

Rechthoekig sapnat
zwart staal bijt breed
klief spek plak plak
zoet spek mondbrok
hiel-en-teen loopwerk
door groen zwad baan
knak eend splijt bot
klad glazuur kap slang
wrik kerf pak galblaas
rats look start roffel
tsjak! pleister kippenkorst
sis wok laai vlam
kringelt spruit kromt garnaal
schuift kling haksel aan.

Links

De Harmonie, Amsterdam, 2013
ISBN 9709076168302
525p.

Geplaatst op 21/06/2014

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.