Proza, Recensies

Verlangen naar zuivering

De Manon Lescaut van Tourdeille. Kroniek van een liefde

Vsevolod Petrov (vert. Pieter Boulogne)

Er zijn nog onontdekte meesterwerken in de literatuur. Sommige blijven zelfs decennia lang ongepubliceerd in iemands lade liggen, totdat ze eindelijk hun weg vinden naar een lezerspubliek. De Russische oorlogsnovelle De Manon Lescaut van Tourdeille. Kroniek van een liefde is zo’n chef d’oeuvre. De titel is wat omslachtig en schrikt de lezer misschien af, en de ondertitel is te gewoontjes om de lading te dekken, maar één ding staat vast: dit boek mag op de plank staan naast zijn grote voorgangers, geschreven door Anton Tsjechov, Lev Tolstoj en Ivan Toergenev.

De auteur, Vsevolod Petrov (1912-1978), stamde uit een oud adellijk geslacht en was de zoon van een vermaarde Petersburgse oncoloog. Zijn jonge jaren bracht hij door in een kommoenalka, een typisch Sovjet-Russisch gemeenschappelijk appartement, waar onder anderen Michail Koezmin woonde, een homoseksuele dichter en componist (ooit een leerling van Rimski-Korsakov), die artistieke ‘salons’ hield, waar voorgelezen en gemusiceerd werd. Het moet een heerlijke tijd zijn geweest, ondanks de wurgende politieke repressie. Of juist dankzij de ellende, die mensen inspireerde tot escapisme.

Onder Koezmins invloed begon Petrov te schrijven. Hij werkte in het Russisch Museum, toen én nu nog steeds een van de mooiste musea van het land, waar alle Russische meesterwerken hangen (van de middeleeuwse iconen tot het modernisme). Daar ontmoette hij onder anderen Nikolaj Poenin, die hem voorstelde aan zijn vriendin Anna Achmatova, dé dichteres bij uitstek. Later zou Poenin in ongenade vallen en naar de goelag worden gestuurd, waar hij in erbarmelijke omstandigheden overleed. Petrov werd ontslagen, maar niet gearresteerd. Hij overleefde de zogeheten ‘kannibalistische jaren’ onder Jozef Stalin wonderlijk genoeg door monografieën (bijvoorbeeld van de absurdist/dadaïst Daniil Charms), memoires (over onder anderen Anna Achmatova) en kunsthistorische werken te schrijven.

De Manon Lescaut van Tourdeille schreef Petrov wellicht kort na de Tweede Wereldoorlog, die de Russen de Grote Vaderlandse Oorlog noemen. Hij heeft het verhaal nooit gepubliceerd, meer nog, hij heeft het nooit opgestuurd naar een uitgever. Hij las er alleen uit voor op bijeenkomsten met vrienden, op feesten en al dan niet ondergrondse literaire avonden. De novelle zou pas achtentwintig jaar na zijn dood worden gepubliceerd in een Russisch tijdschrift, dat wil zeggen: zestig jaar nadat het was geschreven. Later verscheen het gelukkig ook in boekvorm.

Tijdens zijn leven was Petrov ervan overtuigd dat geen enkele uitgeverij zijn werk zou accepteren omdat het niet beantwoordde aan de regels van het socialistisch realisme. Die regels vereisten dat kunst de opbouw en de optimistische toekomst van de communistische heilstaat zou bejubelen. Kunst over de oorlog werd geacht uitsluitend over helden en hun heldendaden te vertellen. Kritiek op het politieke bestel of op de walgelijke praktijken in de gevangenissen en de strafkampen was verboden. Daarnaast had men een hekel aan ‘vrijblijvende’ kunst (zoals de liefdesgedichten van Anna Achmatova) en aan ‘formalisme’ (kunst die niet expliciet politiek was).

Merkwaardig genoeg was Petrovs Manon Lescaut van Tourdeille noch politiek noch apolitiek, en evenmin antipolitiek. En dat maakt deze schijnbaar eenvoudige, korte novelle (ongeveer honderd pagina’s) zo buitengewoon. Petrovs genie stond ver boven de politiek.

De beste manier om dit te bewijzen, is zijn chef d’oeuvre te vergelijken met twee boeken die eveneens vlak na de oorlog verschenen en die Petrov ongetwijfeld aandachtig moet hebben gelezen: Reisgenoten (1946) van Vera Panova en In de loopgraven van Stalingrad (1946) van Viktor Nekrasov. Beide boeken werden gelauwerd met de meest prestigieuze prijs (uiteraard vernoemd naar roerganger Stalin) en kenden een gigantisch succes. In deze boeken wordt de oorlog beschreven vanuit het perspectief van de overwinnaar, de held. De personages zijn sympathiek en hebben een herkenbare voorgeschiedenis. Ze zetten hun leven op het spel om de vijand te verslaan en het vaderland te redden. Het leven aan het front wordt gedetailleerd en empathisch beschreven. Alles strookt met het voorgeschreven wereldbeeld. Mooi binnen de lijntjes. Geen enkele valse noot. Geen enkel realiteitsbesef.

Petrov interesseerde zich niet voor helden; hij negeerde ze, zoals hij de hele sovjetrealiteit negeerde, ‘met een vlakgom uitvlakte’, aldus de Russische criticus Andrej Oeritski. Hij vertelt zijn verhaal in de eerste persoon, maar die eerste persoon heeft geen naam, is niet echt sympathiek en ook niet echt eerlijk. Hij is een officier in een hospitaaltrein die van front naar front rijdt en hij heeft last van zijn hart. Het grootste deel van zijn tijd brengt hij door op zijn brits. Hij is een individualist, een intellectueel en een dromer die in het verleden leeft. Hij leest Johann Wolfgang von Goethes Werther (nota bene in het Duits!), mijmert over muziek (bijvoorbeeld over Giacomo Puccini’s Manon Lescaut) en slaat de wereld om hem heen gade met een zekere lankmoedigheid. Dat er een oorlog woedt en dat er een vijand moet worden verslagen, deert hem niet echt, en hij lijkt zelfs geen doodsangst te voelen wanneer er op een dag een bom op een naburig treinstel valt. Hij houdt van het verleden, van de tijd vóór deze tijd, dat wil zeggen de prerevolutionaire tijd, toen de idylle nog mogelijk was. In zijn beschrijvingen verzet Petrov zich niet tegen al wat sovjet is, maar hij veronachtzaamt wel consequent alle concrete historische realia. Het thema is dus niet de oorlog (hoewel de oorlog volop woedt) en de hoofdpersoon is niet het anonieme ik-personage (hoewel we alles door zijn blik zien). De hoofdpersoon is de hospitaaltrein zelf, die grandioos wordt beschreven, met in het midden een hete, stomende kachel, waarbij de ik-persoon ’s nachts gaat zitten omdat hij de slaap niet kan vatten en geniet van zijn eigen getob.

In deze setting speelt zich het wondermooie, romantische liefdesverhaal af, waarin de hele laat-achttiende-eeuwse en negentiende-eeuwse Russische literatuur echoot. De ik-figuur wordt hopeloos verliefd op Vera, een droezjinnitsa, een jonge, ongeschoolde verpleegster die de gewonde soldaten van het slagveld moet halen. Vera is geen heldin, ze rent weg van haar plicht en van haar huwelijk en ze heeft een zwak voor de massa’s jonge, hitsige soldaten om haar heen, die haar aanbidden en misbruiken. Ze is koket, promiscue, romantisch, hysterisch, onstandvastig en nymfomaan. Het verhaal wordt bijna kitscherig wanneer de ik-figuur in haar iets achttiende-eeuws ziet, iets idyllisch en utopisch, maar tegelijk ook iets tragisch, zoals de titelfiguur in de Franse schandaalroman en gelijknamige opera Manon Lescaut.

Wat begint als een pathetische plattelandsromance in het plaatsje Toerdej (dat de ik-figuur verfranst tot Tourdeille), het dorp waar de hospitaaltrein lange tijd stilstaat, eindigt in een hallucinante anti-utopie. De oorlog wordt de plaats waar de natuurlijke toestand van de wereld, van menselijke emoties en relaties als het ware wordt hersteld, een plaats van de catharsis. De ik-figuur gebruikt de nymfomane, net zoals de nymfomane de ik-figuur gebruikt. Pijn, sluwheid en erotiek wisselen elkaar af. Ze plagen elkaar in een tragikomisch spel van aantrekking en afstoting, en de plaats waar de anti-idylle zich afspeelt, wordt als een eiland. ‘De tijd’, zegt de ik-persoon op een tobberig moment, ‘was ietwat schuin gaan lopen: hij verbond het verleden niet met de toekomst, maar leidde me ergens heen.’ Dat ergens is het eiland van de anti-idylle. Maar je zou net zo goed kunnen zeggen: de tijd leidde hem van nergens naar nergens.

Petrovs liefdesverhaal vervalt nooit in clichés. Deze twee zielen zijn uit de tijd en uit de oorlog gevallen en ze hunkeren naar iets anders dan wat ze hebben. Diep in het verhaal schuilt een verlangen naar zuivering. Na de catharsis laat Petrov zijn ik-personage zeggen:

De ochtend was koud, zuiver en heerlijk. De zon is de hoogste uiting en de hoogste triomf van de vorm.

Een schokkende conclusie. Het is bekend dat sommige Russen tijdens de krachtmeting met nazi-Duitsland hoopten dat de oorlog een zuiverende functie zou hebben, dat hij met andere woorden de Sovjet-Unie zou schoonwassen en het oude, prerevolutionaire Rusland zou doen herrijzen, en dat hij, zoals een andere auteur, Oleg Joerev, het verwoordde, ‘de bolsjewistische drek zou wegwassen’. Het spreekt vanzelf dat een verhaal waarin dit verlangen verscholen zit de communistische censuur niet zou hebben overleefd, hoewel de heren en dames van de censuur niet altijd even schrander waren en soms verdoken politieke boodschappen over het hoofd zagen.

We zullen het nooit weten, want Petrov is de uitdaging niet aangegaan.

Vsevolod Petrov heeft al met al een veel interessanter politiek verhaal geschreven door het niet expliciet over politiek te hebben – interessanter, universeler en dus ook tijdlozer dan de politiek correcte heroïsche bombast van Vera Panova of Viktor Nekrasov. Het geniale zit hierin dat deze novelle tegelijk ook een prachtig en ontroerend liefdesverhaal is dat – letterlijk – leest als een trein, mede dankzij de vernuftige vertaling van Pieter Boulogne (1982), die de oorspronkelijke sfeer van het verhaal ten volle respecteert.

Leesmagazijn, Amsterdam, 2017
ISBN 9789491717444
135p.

Geplaatst op 21/01/2018

Tags: Andrej Oeritski, Anna Achmatova, Anton Tsjechov, Daniil Charms, De Manon Lescaut van Tourdeille, Ivan Toergenev, Johan De Boose, Johann Wolfgang von Goethe, Jozef Stalin, Kroniek van een liefde, Lev Tolstoj, liefdesverhaal, Michail Koezmin, Nikolaj Poenin, oorlogroman, Pieter Boulogne, Rimsi-Korsakov, Russische letterkunde, Vera Panova, Viktor Nekrasov, Vsevolod Petrov

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.