Proza, Recensies

Vijf lege sterretjes

De uitreis

Virginia Woolf

The Voyage Out is de eerste roman van Virginia Woolf (1882-1941). Ze begon eraan in 1910 maar omdat boeken zich soms traag laten schrijven, zeker wanneer niet alleen je eigen wereld instort maar ook Europa op de vernieling afstevent, verscheen het boek pas in in 1915 in Engeland en in 1920 in de VS. De uitreis is echter kraakvers. Atheneum – Polak & Van Gennep bracht de roman dit jaar uit in een vertaling van Barbara de Lange. Vorig jaar nog verscheen De Langes vertaling van The Years, het laatste boek dat Woolf publiceerde tijdens haar leven. Op de achterflap van De uitreis prijkt een zin uit Rob van Essens recensie van De jaren: ‘Het boek is op een kalme manier adembenemend,’ gevolgd door vijf sterretjes. Ook De uitreis kreeg in NRC van Hannah van Wieringen vijf sterren – bolletjes, eigenlijk.

Woolf in sterretjes dan wel bolletjes deed mij even stotteren. Ook al heb ik nog niet alles van Woolf gelezen, ik weet zeker dat ik haar al mijn hele leven lees. Meer nog dan de raadselachtige Gertrude Stein en de wijze Emily Dickinson, staat Woolf voor mij gelijk aan een soort literair ontwaken. John Bayley vatte die ervaring mooi samen in zijn bespreking van Woolfs dagboeken in de LRB in 1984. Vlak voor hij zijn volwassen teleurstelling met Woolf als dagboekschrijver ontleedt, schrijft hij:

To read Virginia Woolf when young is […] to have the feeling of entering a new world, to realise with sudden ecstacy that this was true being, where words and consciousness and the solitary self melted into one. ‘She gave me eyes, she gave me ears,’ wrote Wordsworth of his sister Dorothy. Virginia Woolf gave more than that: she gave, or seemed to give, the pure Private Life, quite separate from the contingent miseries, anxieties and rivalries of adolescence, a free-floating poetic awareness, an otherness wholly and excitingly up-to-date.

Woolf in sterretjes dan wel bolletjes plaatst haar echter middenin de na-ijver, het losse gepieker en de ademnood die niet alleen de adolescentie kenmerken maar ook het literaire bedrijf. Woolf is toch geen schrijver in de wereld van beurzen, prijzen en vetes, dacht ik bijna, Woolf is Woolf, een constante stem die van haar twijfel en kwaadheid in elk boek een kleine kosmos maakt. Maar het literaire bedrijf is natuurlijk precies waar ze thuishoort. Ze had immers haar eigen uitgeverij, de Hogarth Press, ze droeg meer dan geregeld bij aan de toonaangevende tijdschriften van haar tijd, en zat diep in het literaire geroddel. Dat er zoveel vertraging zit op het verschijnen van De uitreis in het Nederlandse literaire bedrijf kan vreemd heten – en heeft zeker te maken met precies die genderdynamieken die Woolf zo kwaad maakten – maar dat het boek er is dient te worden gemarkeerd. Woolfs eersteling bestaat eindelijk in het Nederlands!!!!!

Mijn kortstondig gestotter had niet alleen te maken met het zien van de radartjes achter de kosmos. Ik vroeg me ook af of hoe je je als recensent kunt verhouden tot een grote dode auteur. Die vijf sterretjes dan wel bolletjes lijken immers al ingevuld nog voor je het boek hebt opengeslagen. Hoe lees je het debuut van een van de belangrijkste moderne schrijvers vandaag? Een kleine eeuw geleden konden recensenten De uitreis uiteraard lezen zonder het gewicht van de reputatie van de auteur. Voor de Amerikaanse recensent uit 1920, die ook door Van Wieringen wordt aangehaald, is De uitreis in de eerste plaats een Engels boek van een Engelse auteur. Het is bovendien een nogal vervelend boek omdat er te weinig in gebeurt. Het beste aspect van de roman is volgens het stukje in de New York Times dat het een debuut betreft. Je kunt met andere woorden nog hopen dat de auteur er in haar later werk wel iets van bakt.

Voor ons liggen de kaarten anders. Wij weten dat Woolf diep in het Engelse karakter en de minimale actie is gedoken en daar meer dan tien romans heeft uitgehaald. We weten dat het haar greep op de taal, haar scherpe blik op relaties en haar experiment met de vorm van de roman zijn die van haar zo’n geroemde en belangrijke schrijver hebben gemaakt. Naar de vuurtoren (1927, To the Lighthouse), bijvoorbeeld, vervat de hele modernistische onderneming – hoe opnieuw beginnen? – in de poging van de zoekende kunstenaar Lily Briscoe om een portret te maken van Mrs Ramsay, die in het verhaal eerst te aanwezig en daarna te afwezig is. De personages zijn er klein in hun onhebbelijkheden en groot als de symbolen van hun tijd; de vorm van de roman met het middelste deel als cesuur beeldt de breuk van de moderniteit uit; en Woolfs zinnen sleuren je hoofd in hoofd uit zodat je als lezer op den duur over de vijftig paar ogen lijkt te beschikken waarnaar Lily Briscoe verlangt.

De uitreis wordt bijna altijd terugblikkend gelezen, in het harde licht van Woolfs latere werk. In inleidingen tot Woolf lees je weleens dat Jacobs kamer (1922, Jacob’s Room) geldt als haar ‘echte’ debuut, omdat ze met dat boek de Engelse roman in het modernisme katapulteert, terwijl haar eerste twee boeken, De uitreis en Night and Day (1919, onvertaald), nog te veel een weifelende schrijver in oefenmodus tonen. Wat personages, taal en vorm betreft is De uitreis inderdaad een ander boek dan Woolfs werk uit de jaren twintig en dertig. Het is net als De jaren een conversatieboek, maar je zou als lezer de spanning en door de tijd gekleurde schakeringen tussen de converserende en reflecterende stemmen kunnen missen die van De jaren zo’n wonderlijk boek maken. De stemmen klinken in De uitreis nogal stroef en humorloos en er zit weinig beweging in hun verhoudingen. De roman is voornamelijk opgehangen aan een personage, Rachel Vinrace, een jonge naïeve vrouw op zoek naar zichzelf, maar die identiteitszoektocht heeft niets van het barokke, ironische identiteitsspel dat Woolf in Orlando (1928) speelt.

Rachel komt na een bootreis terecht in een kleine kolonie Britse toeristen in het Zuid-Amerikaanse plaatsje Santa Marina, die stug vasthouden aan hun Engelse gewoonten. Je zou kunnen opmerken dat je de subtiele wisselwerking tussen plaats en geest mist die zo centraal staat in Mevrouw Dalloway (1925, Mrs Dalloway) omdat Santa Marina in De uitreis nooit echt tot leven komt, maar plaats is er allerminst zomaar decor. Door Santa Marina anoniem te houden – een uitzicht waarnaar kan worden gestaard, als naar een postkaartje – zet Woolf de beslotenheid van de Britse reizigers aan. Eigenlijk willen de toeristen niet graag werkelijk ergens anders zijn. Een expeditie naar een inheems dorp willen ze nog wel ondernemen omdat het iets is dat past bij de avontuurlijke Britse aard, maar het is er dan een die hen terugvoert naar hun eigen roemrijke verleden toen ze de wereld veroverden, in plaats van naar een nieuwe plaats waar hun positie niet duidelijk is. Voor Rachel vormt het woud een voorafspiegeling van haar nakende dood. De plaats waar ze zich verlooft met Terence, een van de jonge mannen uit het gezelschap, wordt door Woolf geschetst als een soort onderwereld; het is er donker en benauwd en ‘de geluiden van de gewone wereld [maken] plaats voor het kraken en zuchten dat de reiziger in een bos het gevoel geeft op de bodem van de zee te lopen.’ Anders dan je van een pas verloofde kan verwachten, straalt Rachel niet. Ze weet niets te zeggen. ‘Ze leek doodmoe. Haar wangen waren wit.’

Het verhaal bestaat verder uit een reeks chronologisch opgebouwde scènes, die Rachels opeenvolgende pogingen tonen om voor zichzelf te leren denken in een te klein systeem, tot ze vlak na haar verloving ziek wordt en sterft. Er zitten meesterlijk beklemmende momenten bij, maar de hele opbouw maakt een veel stroevere indruk dan die van de latere romans. In De golven (1931, The Waves), bijvoorbeeld, maakte Woolf plot ondergeschikt aan ritme, wat een bezwerende stemmendans opleverde. Bij een eigen terugblik was ze zich bewust van het ongemakkelijke resultaat van De uitreis. Toen ze het boek in 1920 herlas, noteerde ze in haar dagboek dat ze er weinig van kon maken:

If you ask me what I think, I must reply that I don’t know—such a harlequinade as it is—such an assortment of patches—here simple and severe—here frivolous and shallow—here like God’s truth—here strong and free flowing as I could wish. What to make of it, Heaven knows. The failures are ghastly enough to make my cheeks burn […]

Ondanks al die vermeende mislukkingen beschouwde ze het boek niet als een afgang. Bij het herlezen gloeiden haar wangen ook van trots. Hier en daar zag ze iets, was ze onder de indruk van haar eigen taalbeheersing. ‘On the whole,’ besloot ze, ‘I like the young woman’s mind considerably. How gallantly she takes her fences—and my word, what a gift for pen and ink!’

We kunnen niet niet terugblikken. We kunnen wel, zoals Woolf, rekening houden met verschillende Woolfs, die verschillende boeken hebben geschreven. In De uitreis is een ‘young woman’s mind’ aan het werk die zelf uiteraard nog niets afweet van de faam van haar oudere zelf. Maar het is tegelijk wel een jonge geest die zich uitermate bewust is van het gewicht van de toekomst, van een leven dat gemaakt moet worden. Meer dan op structuur, dynamieken tussen personages of stijl is de auteur van De uitreis gefocust op het invullen van het leven van haar jonge, vrouwelijke hoofdpersonage. De vraag die de roman stelt is hoe Rachel een leven kan maken. Rachel zelf heeft geen idee. Aan het begin van haar reis flitst er na een gesprek met haar tante even ‘een visioen van haar eigen persoonlijkheid, van haarzelf als een reëel, blijvend iets, verschillend van al het andere, onvermengbaar’ door haar hoofd, maar ze kan dat idee niet vasthouden. Ze lijkt in stilte te zijn opgevoed, in ‘een soort nonnenklooster.’ Ze beschikt niet over de woordenschat om ideeën te formuleren of verlangens te uiten. Alleen in haar pianospel kan ze zich uitdrukken, maar ook daar is ze alleen want ze is muzikaal veel beter onderlegd dan de mensen die haar omringen.

Rachels stilte werkt als een magneet op haar omgeving. Iedereen lijkt de nood te voelen haar wijzer te maken, zijn of haar wil of visie op te leggen. Mr Dalloway, in deze roman een medereiziger op het schip dat Rachel van Engeland wegvoert, kust haar; haar tante komt ‘tot de slotsom dat ze haar nichtje, zo mogelijk, graag wilde laten zien hoe ze moest leven’; geleerde mannen geven haar boeken om haar met kennis op te vullen. Rachels reis is een stoomcursus ‘ervaring.’ De kleine gemeenschap waarin ze terechtkomt toont haar het sociale leven dat ze nooit heeft gekend. Ze leert er zelf kijken en praten – zelf leven – maar haar verlangens en woorden worden ook door de gemeenschap bepaald.

Vlak na het moment dat Rachel het gevoel heeft de wereld scherp te zien en fysiek te bestaan, krijgt de greep van de groep de overmacht. Voor ze op expeditie vertrekt beleeft ze een crisis:

Als gevolg van een soort crisis had ze nu zo’n punt bereikt waarop de wereld zich eindelijk in haar ware verhoudingen toont. Het uitzicht beviel haar allerminst: kerken, politici, buitenbeentjes en grote oplichters – mannen als meneer Dalloway, mannen als meneer Bax, Evelyn met haar geklets, mevrouw Paley die de gang blokkeerde. Intussen verbeeldde het gestage kloppen van haar hart de verhitte stroom van gevoelens daaronder – kloppend, worstelend, piekerend. Op dat moment was haar lichaam de bron van alle leven in de wereld, dat hier – daar – trachtte te ontluiken en dat nu eens werd onderdrukt door meneer Bax, dan weer door Evelyn, en dan weer door de straf van logge stompzinnighied, de last van de hele wereld.

Dat moment, echter, vervaagt als een droom en algauw bevindt Rachel zich in het benauwde woud, verloofd met Terence. Daar is geen sprake meer van haar lichaam als levensbron of van een heldere blik. Verloofd staat gelijk aan verdoofd, en ze slaagt er alleen nog in clichébeelden te denken en clichézinnen te herhalen. Als Terence meedeelt dat ze van elkaar houden, echoot Rachel na: ‘We houden van elkaar.’ De twee lijken wel robots die de taal van de gemeenschap spreken. Wanneer ze zich afvraagt hoe ze zich voelt, merkt ze tot haar lichte verbazing op dat ze haar toestand als geluk bestempelt, wat mechanisch door Terence wordt bevestigd:

Heel zacht en stil, haast alsof het het bloed was dat in haar aderen suisde of het water van de beek dat over stenen kabbelde, bemerkte Rachel een nieuw gevoel vanbinnen. Ze vroeg zich even af wat het was en zei toen bij zichzelf, enigszins verbaasd omdat ze in zichzelf zoiets herkende: dit moet dan wel geluk zijn. En hardop zei ze tegen Terence: ‘Dit is geluk.’

Onmiddellijk reageerde hij op haar woorden met ‘Dit is geluk,’ waarop ze aannamen dat het gevoel tegelijkertijd in hen beiden was ontstaan.

Enkele pagina’s later kondigt een plotse hoofdpijn Rachels ziektebed en dood aan. Na haar overlijden blijven de toeristen boos en verdrietig achter, maar ze vinden snel houvast in hun gewoontes en verhoudingen tot elkaar. Orde heeft de bovenhand.

De dood als antwoord op de vraag hoe Rachel een leven kan maken, valt te lezen als een vernietigend gebaar. Er is geen plaats in de gemeenschap voor een jonge vrouw die haar hart voelt kloppen en de wereld scherp ziet, en dus was er voor Woolf geen andere keuze dan haar hoofdpersonage te laten sterven. Liever de dood dan het huwelijk, luidt de feministische visie op De uitreis. Maar je kunt Rachels dood ook lezen als het schrappen van de vraag. Er is geen leven dat gemaakt moet worden, geen leegte die moet worden opgevuld. Door Rachel te laten sterven geeft Woolf haar hoofdpersonage de stilte terug. Uiteraard was die stilte ook bepaald door de gemeenschap en haar patriarchale beschermende reflex ten aanzien van meisjes. Maar net zoals Rachel door in een gemeenschap te functioneren zowel zelf leert denken als dat haar een discours wordt opgelegd, had ook haar stilte twee kanten. Het was de stilte van de onwetendheid, maar tegelijk ook, via de muziek, van een eigen taal die haar omgeving niet sprak. Door te sterven eist ze haar eigen stilte weer op – tot ieders onbegrip.

Omdat ze me twee keer twee keer laat kijken, omdat ze met evenveel begrip voor de charme en de kennis van de gemeenschap als kwaadheid over de verlammende greep ervan een voorspelbare plot uitholt, omdat ze me aanport de toekomst als onbepaald te zien, omdat ze de machtige leegte de gedaante geeft van een verlegen jonge vrouw die op het punt stond te trouwen, is de Woolf die De uitreis schreef voor mij vandaag een belangrijke auteur. I like her mind considerably en geef haar debuut zonder stotteren vijf lege sterretjes.

Recensie: De uitreis van Virginia Woolf door Sarah Posman.

Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2018
ISBN 9789025308230
480p.

Geplaatst op 10/10/2018

Tags: Barbara de Lange, De uitreis, debuut, Emily Dickinson, Engelse letterkunde, Gertrude Stein, Hannah van Wieringen, John Bayley, Rob van Essens, Sarah Posman, The Voyage Out, The Years, Virginia Woolf

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.