Poëzie, Recensies

Wijkt het tastbare

Het extatische landschap in

Edwin Fagel

Edwin Fagels (1973) vierde bundel, Het extatische landschap in, trekt aan en stoot af. De tegenstrijdige reacties spelen zich af op het literaire vlak, maar ook op het gebied van de levensbeschouwing. Deze spanning maakt de bundel onontkoombaar uitdagend.

Ik begon de dag met het lezen van een lang interview met Jason Walters in de Volkskrant van 29 september 2018. De geïnterviewde werd in 2004 opgepakt als lid van de Hofstadgroep. In dat jaar gooide hij een handgranaat naar een arrestatieteam, waarna hij als martelaar had willen sterven. In de gevangenis gaf hij zijn radicale, jihadistische ideeën op en in 2013 kwam hij vrij, waarna hij aan de Universiteit Leiden Crisis and Security Management ging studeren.

Walters spreekt over zijn verleden met de woorden: ‘Je streeft naar een onvoorwaardelijke overgave aan God’. Dezelfde overgave zie ik terug in Fagels bundel, maar dan niet aan Allah maar aan een vrouwelijke godheid die als ‘mijn gids mijn doel’ wordt omschreven. In bijna elk gedicht komt die gids veelvuldig ter sprake als ‘Zij’ en ‘Ze’, aanspreekvormen die consequent met een hoofdletter beginnen. In het gedicht ‘licht en donker’ verkondigt Zij ‘met brandende stem’:

zijn onze definities van het zijn voldoende

verschillend ja dan is het oké
je te vermoorden

De aangesprokene schrikt zich hierdoor niet het apezuur, hij maakt zich niet uit de voeten maar volgt haar gedwee. Zijn opofferingsgezindheid is zo groot dat hij in een ander gedicht zelfs ‘martelaar’ wordt genoemd.

In mystieke geschriften wordt het vermoorden wel vaker gebruikt als beeldspraak voor de overwinning op het zelfzuchtige ego. Ook bij Fagel heeft het vermoorden niet betrekking op anderen, maar de beeldspraak en de intenties doen wel degelijk extremistisch aan. De hemelse beloning voor de martelaar in ‘licht en donker’ zou een roomse variant kunnen zijn van de maagdenhemel van de jihadist, als de vrouwelijke godheid haar borsten ontbloot en melk spuit in de opengesperde mond van de martelaar.

Dit is niet de enige bedenking bij deze spirituele werdegang. Als de dichter schrijft ‘bid / biddend // ga Je / lichaam ga Je’ vraag je je af of de persoon deze ontwikkeling überhaupt overleeft. Opnieuw moet ik denken aan Jason Walters, die in de gevangenis de filosofie als redding ontdekt, als mogelijkheid tot kritische reflectie die hem binnen de religie is onthouden. Hij bericht hierover als volgt: ‘Over alle levensvragen waar ik van jongs af aan mee worstelde – wat is waarheid, wat is zijn – wordt al eeuwen nagedacht’ en hij constateert bijna verbijsterd: ‘Ik wist niet dat het [filosofische denken] bestond. Waarom had niemand mij dit verteld?’

Ik denk niet dat Fagel door deze onwetendheid wordt geplaagd. Net als de religieuze mystici uit de middeleeuwen is hij erop gericht om een mystieke weg af te leggen, met het uiteindelijke doel de hele wereld te kunnen accepteren zoals die is. Zijn overgave wordt gevoed door het verlangen naar samensmelting met alles waar de wereld uit bestaat, waarbij de grens tussen bewustzijn en wereld idealiter wordt opgeheven. Dat het eigen ego in dit proces wordt ondermijnd is een voorwaarde voor het welslagen ervan.

De laatste tijd verschijnen er opvallend veel bundels die religieus-mystiek geïnspireerd zijn. Ik denk aan Vonkt van Marije Langelaar en Binnenplaats van Joost Baars (beide gepubliceerd in 2017). Ook het oeuvre van Henk van der Waal komt mij voor de geest, dat naast poëzie uit het filosofische essay Mystiek voor goddelozen (ook uit 2017) bestaat, waarin naar een religieuze vorm van mystiek wordt gezocht die het zonder God kan stellen. Deze secularisering zie ik als een vruchtbare bodem voor mystiek in onze tijd, want in de overgave aan een hogere instantie kan religie ook een hele verkeerde kant opgaan, zoals het jihadisme maar al te duidelijk aantoont. Ik denk dat de religieuze vorm van transcendentie daar de oorzaak van is, die boven de ervaarbare wereld uit heil zoekt in een hemel of een mystieke ervaring van leegte.

De reeks ‘choreografie voor het zijn & het gebeuren’ in Fagels bundel zoekt ook deze grensoverschrijding op. De gedichten zijn gemaakt bij de registratie van een performance die Deborah de Robertis op 29 mei 2014 heeft uitgevoerd. In het Musée d’Orsay in Parijs gaat zij met de benen gespreid zitten op de museumvloer voor Gustave Courbets schilderij L’origine du monde (1866), waarop een vrouwelijk geslachtsdeel is te zien. De Robertis schuift haar jurk omhoog, zodat haar kruis zichtbaar is voor de museumbezoekers. Mensen zijn aangedaan, mogelijk geschrokken, maar ook klinkt er na verloop van tijd applaus op uit de zaal, maar de suppoosten en enkele andere medewerkers van het museum willen dat er een einde komt aan de performance. Als dat niet lukt worden de bezoekers uit de zaal weggeleid.

Het extatische uit de titel van Fagels bundel is de ervaring van transcendentie die bij het zien van deze performance wordt bereikt:

& het lichaam verlangt
een kijken
een kijken dat verdwijnt
diep in het lichaam

En in het lichaam ligt datgene waarnaar de dichter zoekt:

daar ergens
is Ze

lichaam
lichame-
lijk

daar ergens
ligt Ze de te
overschrijden grens

Merk op hoe het woord ‘lichamelijk’ hier weinig subtiel wordt opgesplitst, met de nadruk op de laatste lettergreep ‘lijk’, waardoor opnieuw het vermoorden op het mystieke pad verschijnt.

Het extatische landschap in is extreem arm aan beelden en als denkexercitie, de mogelijkheid om de wereld via allerlei perspectieven te onderzoeken, is de bundel aanvankelijk volledig opgeofferd aan een fixatie op de vrouwelijke godheid die het beschreven ik een ervaring van eenheid moet brengen. Fagel voelt dat gemis ook aan, maar vult het als gelovige nog als volgt in: ‘wijkt het tastbare tot Zij (in mij / & door mij) vlees wordt’.

Extase is echter niet het einddoel van Fagels zoektocht. Aan het slot van het gedicht ‘zal de zon’ klinkt heel pril en tastend een ander geluid:

[…] ik
ter wereld
leef ik leef
is de zon?)

Hier worden twee ervaringen in twee zinnen met elkaar vervlochten: ‘ik leef ik leef’ en ‘ter wereld is de zon?’ Deze basale levenslust bij het besef dat de zon schijnt waardoor er een wereld oplicht is aanstekelijk en invoelbaar. Niet eerder in de bundel werd het verdwijnen van de wereld in een grensoverschrijdende ervaring van eenheid als een probleem ervaren, maar in bovenstaande regels klinkt verrassend een wens tot bevestiging van het zelf en de wereld door.

In de laatste reeks, ‘lascaux’, laat Fagel zijn overgave aan de aanbeden vrouw varen en wordt ook het streven naar extase losgelaten. In het gedicht ‘Schacht’ verwoordt hij dat als volgt:

ik
ik zie Je
ik zie Je langzaam doodgaan

Jij
Je ziet me
Je ziet me langzaam mens worden

Hier voert niet de vrouwelijke godheid de regie maar het ik dat Haar laat sterven ten gunste van zijn menswording. En in het voetspoor daarvan krijgt ook de wereld om hem heen weer de kans zich te tonen.

Ik zie Fagel in deze bundel uiteindelijk de religieuze mystiek terzijde schuiven ten gunste van een mystiek die her en der in de filosofie is verwoord en ook in de poëzie wordt gepraktiseerd. Deze vorm van mystiek is aanwezig bij Ludwig Wittengenstein, Martin Heidegger en Cornelis Verhoeven en in ons taalgebied ook bij hedendaagse dichter als F. van Dixhoorn, Elma van Haren en Arjen Duinker. Deze denkers en dichters houden zich bezig met ‘het wonder van alle wonderen: dat het zijnde er is’, om met Heidegger te spreken. Deze mystiek bestaat niet uit het overstijgen van alle wereldse fenomenen, verlangt niet naar een versmelting van het bewustzijn en de werkelijkheid in een leegte om tot een ervaring van eenheid te komen. Dit mystieke verlangen blijft zich binnen de wereld van de fenomenen afspelen, tracht het zijn van de werkelijkheid dat zich aan het bewustzijn voordoet in alle verwondering te tonen in plaats van te overstijgen en achter zich te laten.

In het allerlaatste gedicht uit Het extatische landschap in komt de dichter daadwerkelijk los van de vrouwelijke godheid. In ‘landschap met ladder & hond’ lijkt hij op te kunnen klauteren uit Haar alles omhullende lichaam:

een hond
begint
in de ruimte die er is
te kwispelen

& de boomstam naast de hond
is een ladder

Daarna begint iets landschappelijks hem te bekoren:

het glooiende
het in de ploegsporen
glimlachende
het naakte open
weiland
rilt & Zij

Zij is werkelijk
de gekruisigde

Onmiskenbaar neemt de dichter hier afscheid van het religieuze dat zo nadrukkelijk op wereldverzaking uit is. Zijn blikrichting keert zich weer naar de wereld en de fenomenen. Niet vaak heb ik zo nadrukkelijk toegejuicht dat iemand een bepaalde queeste terzijde schoof. Ik zie verlangend uit naar de volgende bundel van Edwin Fagel. Ik hoop daarin poëzie aan te treffen waarin de wereld opnieuw wordt bevestigd, bewonderd en geëerd.

Recensie: Het extatische landschap in van Edwin Fagel door Peter van Lier.

Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2018
ISBN 9789046823989
54p.

Geplaatst op 15/11/2018

Tags: Arjen Duinker, Cornelis Verhoeven, Deborah de Robertis, Elma van Haren, Erwin Fagel, F. van Dixhoorn, Gustave Courbet, Henk van der Waal, Het extatische landschap in, Hofstadgroep, Jason Walters, Joost Baars, L'origine du monde, Ludwig Wittgenstein, Marije Langelaar, martelaar, Martin Heidegger, Mystiek, mystieke verlangen, opofferingsgezindheid, Peter van Lier

Categorie: Poëzie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.