Het entropisch imperium

Entropic Empire. On the City of Man in the Age of Disaster

Lieven De Cauter

In 2011 publiceerde Lieven De Cauter De alledaagse apocalypse. Het entropisch imperium: beschouwingen over de planetaire uitzonderingstoestand. Van nine-eleven tot de Arabische Lente. In dat zeshonderd pagina’s dikke en hybride ‘werkboek’ – beschikbaar als gebonden boek en als open source-book gratis te downloaden op de website van DeWereldMorgen – verzamelde de Cauter allerlei teksten die hij de voorbije tien jaar schreef: doorwrochte theoretische stukken, militante opiniestukken, manifesten, interviews (met onder anderen Jacques Derrida, Nawal al Saadawi en Giorgio Agamben), open brieven en polemieken. De toon ging heen en weer tussen heel persoonlijk en militant enerzijds en analytisch en academisch anderzijds – het hele palet waarbinnen De Cauter zich als filosoof, kunsthistoricus, schrijver en activist beweegt. Ondanks zijn Zeitgemässheit kreeg het boek opmerkelijk genoeg geen of nauwelijks aandacht in de pers. Of bevatte het dan toch iets dat onze tijd liever niet hoorde?

Hoe het ook zij, onder de titel Entropic Empire. On the City of Man in the Age of Disaster maakte De Cauter dit jaar een Engelstalige versie waarin hij zich toespitst op de theorievorming en de analyse, zonder evenwel de toon van activistische urgentie te verliezen. De Cauter herneemt de thema’s uit zijn vorige boeken – De capsulaire beschaving (2004), Heterotopia and the City (uitgegeven samen met Michiel Dehaene, 2008) en Art and Actvism in the Age of Globalization (uitgegeven samen met Ruben de Roo en Karel Vanhaesebrouck, 2011) – en brengt ze nu samen in een meer omvattende analyse van de actuele politieke conditie.

Voor De Cauter wordt het voorbije decennium bepaald door drie logica’s: de logica van de capsularisering (van de stedelijke en de openbare ruimte), de logica van de permanente catastrofe en de logica van de Nieuwe Imperiale Orde. Het samenspel en de onderlinge versterking van deze drie logica’s is verantwoordelijk voor de huidige stand van zaken in de wereld: voor de actuele politieke, sociale, economische en ecologische crisis. De militaire politiek van de twee Bush-regeringen, 9/11, de War on Terror, de onwettige oorlog tegen Irak, de bouw van nieuwe scheidingsmuren (tussen Israël en Palestijnse gebieden, tussen Marokko en Europa, tussen Mexico en de VS), de ecologische dreiging en de Arabische Lente vormen het internationale (en planetaire) kader van de beschouwingen.

De Cauter bouwt theoretisch verder op de Empire-analyses van Negri en Hardt en op het denken over de uitzonderingstoestand van Giorgio Agamben. In beide gevallen gaat De Cauter een kritische discussie niet uit de weg. De notie van Empire vult hij aan met het adjectief ‘entropisch’. Entropie is een term uit de thermodynamica en geeft de maat van wanorde aan in een systeem. ‘Entropic Empire’ is een paradoxale term, want hoe kan een systeem zich uit verbrokkeling en desintegratie opbouwen?

Toch is het precies deze paradox die De Cauter op vele niveaus aan het werk ziet in de globale wereld(wan)orde. Om het nieuwe wereldsysteem dat zij ‘Empire’ noemen te beschrijven, ontwierpen Negri en Hardt een imperiale piramide, een hybride politieke constructie, met bovenaan de monarchie (de Verenigde Staten), daaronder de aristocratie (het IMF, de wereldbank, de transnationale bedrijven) en ten slotte de democratie (de wereldreligies, de Verenigde Naties, de ngo’s). Het samenspel tussen deze drie niveaus vormt Empire. Dat samenspel betekent ook de mogelijkheid tot controle en de noodzaak van onderhandeling. En daar lijkt het voor De Cauter mis te lopen, in elk geval tijdens de Bush-jaren. In die periode ziet hij de VS zich ontwikkelen tot een monarch die geen rekening meer houdt met de andere componenten. Er doet zich een algehele pervertering van de imperium-piramide voor: de monarchie wordt vervangen door de dictatuur, de aristocratie door de oligarchie en de democratie door de anarchie. De komst van Obama heeft wat verandering gebracht, maar het blijft een moeilijke evenwichtsoefening.

Neoconservatisme en neoliberalisme

De Cauters ware vijanden zijn het neoconservatisme en het neoliberalisme en hun onzalige alliantie. De Cauter gaat uitvoerig in op de geschriften van politiek filosoof Leo Strauss (1899-1973), een belangrijke inspiratiebron voor het neoconservatisme. Hij legt ook een link tussen het christelijk fundamentalisme en het neoconservatisme in de VS. Het neoconservatisme kwam voor De Cauter het scherpst tot uiting in The Project for the New American Century (PNAC), een denktank, opgericht in 1997, die deel uitmaakte van de neoconservatieve beweging. De organisatie predikte openlijk de Amerikaanse hegemonie door middel van militaire agressie.

Daartoe wilde de PNAC het defensiebudget fors verhogen en waren ze bereid om krachtdadig en vroegtijdig in te grijpen (het idee van de pre-emptive strike). Amerikaanse belangen en die van hun bondgenoten (lees: Israël) en het verspreiden (lees: opleggen) van economische vrijheid (lees: neoliberalisme) werden benadrukt. Veel van de leden van deze vereniging maakten deel uit van de eerste regering Bush jr.: Cheney, Wolfowitz en Rumsfeld. De oorlog tegen Irak stond voor de PNAC al lang voor de aanslagen op 9/11 op het programma. De invasie en de bezetting van Irak waren illegaal en zijn een misdaad tegen de menselijkheid: het internationaal oorlogsrecht werd terzijde geschoven. Dat is volgens De Cauter een van de belangrijkste krachtlijnen van het decennium: het terzijde schuiven van de wettelijkheid. Een idee dat we ook terugvinden in de politieke filosofie van Strauss, die de macht wil toevertrouwen aan een intellectuele en politieke elite die ‘mythes’ creëert die niet noodzakelijk waarheidsgetrouw zijn, maar wel noodzakelijke illusies zijn om een samenleving samen te houden.

Het neoconservatisme was, aldus De Cauter, de gewapende arm van het neoliberalisme. Zoals het neoconservatisme sinds de war on terror de dominante visie is geworden voor internationale politiek, zo was en is het neoliberalisme het dominante discours voor de organisatie van de maatschappij. Dat neoliberalisme kwam op met Reagan en Thatcher. Het is een radicale utopie van privatisering en deregulering die op alle terreinen wordt doorgedrukt, zoals ook Hans Achterhuis ze beschreef in zijn boek De utopie van de vrije markt. Met één basisrecept: socialisering van de kosten, privatisering van de winsten. Niet alleen de hele politiek is neoliberaal: het neoliberale denken is via het management doorgedrongen tot in de diepste poriën van onze maatschappij. De universiteit werd een bedrijf, een leverancier aan de kenniseconomie. We zien onszelf en ons leven als een bedrijf met een carrière. Het neoliberalisme zit inmiddels in onze hersencellen.

Het heeft daarenboven de samenleving sociaal en economisch doormidden gesneden, waarbij de rijkdommen steeds onrechtvaardiger worden verdeeld. De urbane ‘capsularisering’ die De Cauter in een van zijn vorige boeken beschrijft is de ultieme consequentie van het neoliberalisme: enerzijds de gated communities en de shopping malls en anderzijds de banlieus en de gesloten instellingen voor illegalen. Het gaat om een ‘implosie van de polis’ in de twee betekenissen van het woord: van de politiek en van de stad. En dan hebben we het nog niet eens over de ecologische catastrofe die veroorzaakt wordt.

De uitzonderingstoestand

Het mechanisme van in- en uitsluiting ligt ook aan de basis van het werk van Giorgio Agamben, aan wie we een van de sterkste theoretische politieke paradigma’s van de voorbije decennia te danken hebben: dat van de uitzonderingstoestand en van het kamp. De Homo Sacer-cyclus van Giorgio Agamben is een veelbesproken en verontrustende analyse van het westerse politieke denken. Gebruikmakend van een onverwachte (maar inmiddels algemeen bekende) woordenschat – ‘het naakte leven’, ‘de homo sacer’, ‘de muzelman’, ‘de uitzonderingstoestand’ en ‘het kamp’ – legt Agamben de rechteloze zone van geweld bloot in het machtsapparaat.

In navolging van Walter Benjamin stelt Agamben dat de uitzonderingstoestand intussen meer en meer de regel is geworden. En met Foucault stelt hij dat de biopolitiek – het uitoefenen van staatsmacht op het lichamelijke, biologische leven van de mensen – het paradigma is geworden van de moderne politiek.

De Cauter is duidelijk minder negatief over het begrip biopolitiek dan Agamben. Hij stelt dat biopolitiek – in bijvoorbeeld zijn aandacht voor hygiëne en geneeskunde – bijgedragen heeft tot een opmerkelijke verbetering van het menselijke leven. De Cauter suggereert dan ook om een onderscheid te maken tussen ‘biopolitiek’ en ‘zoëpolitiek’, waarbij de eerste variant op het leven gericht is en de tweede op de dood (een vorm van ‘tanathospolitiek’). Voor Agamben is de macht, de soevereiniteit, fundamenteel de macht over ‘het naakte leven’, de macht om te beslissen over leven en dood.

Om dit te verduidelijken grijpt Agamben terug op het archaïsche Romeinse begrip ‘homo sacer’, de heilige mens, die niet geofferd kan worden, maar wel gedood zonder dat er van moord sprake is. Het is een soort grensbegrip van de maatschappelijke orde. Volgens Agamben is dit grensbegrip, deze uitzondering – het naakte leven – het centrum geworden van de politiek. Het concentratiekamp wordt in die optiek de matrix van de moderne politieke ruimte omdat het als juridisch fundament de uitzonderingstoestand had, waarbij de Duitse grondwetsartikelen in verband met persoonlijke vrijheden buiten werking werden gesteld. De Cauter leest de analyses van Agamben als een kritiek op de nieuwe wereldorde, waarbij vluchtelingen en asielzoekers het ‘naakte leven’ vertegenwoordigen omdat ze terechtgekomen zijn in een ruimte waar het onderscheid tussen zoë en bios is opgeheven. De asielcentra zijn dan niet alleen ‘capsules’ maar ook ‘kampen’. Een ander voorbeeld is de Amerikaanse gevangenis op Guantanamo waar gepresumeerde terroristen zonder enige juridische bijstand en zelfs zonder officiële aanklacht worden vastgehouden.

De natuurtoestand

De Cauter corrigeert deze analyse van de uitzonderingstoestand als overheersend politiek paradigma met een ander begrip uit de politieke filosofie: de natuurtoestand. Een belangrijk deel van de theorievorming van Entropic Empire is gewijd aan de analyse van dit begrip. De Cauter stelt dat de terugval in de natuurtoestand – de hobbesiaanse strijd van allen tegen allen – een van de belangrijkste denkfiguren zou kunnen zijn om de geopolitieke en de politiek-antropologische situatie van de eenentwintigste eeuw te begrijpen. Die terugval in de natuurtoestand herkent hij in de situatie van bijvoorbeeld Somalië, een land zonder centraal gezag, in de Libanese burgeroorlog of recenter in Irak, maar ook in de groeiende fascinatie voor reality tv, zoals ‘Expeditie Robinson’, dat uitgaat van het idee van een competitie van ‘allen tegen allen’. Natuurtoestand en uitzonderingstoestand verhouden zich als tegengestelden: de uitzonderingstoestand is een exces van soevereiniteit van bovenaf, de natuurtoestand is een implosie of afwezigheid van soevereiniteit van onderop en veroorzaakt een strijd van allen tegen allen.

De vraag kan opgeworpen worden – en De Cauter doet dit zelf ook meer dan eens – of dit niet allemaal te pessimistisch klinkt. Kan het niet allemaal anders uitpakken? Die twee mogelijkheden komen heel concreet ter sprake in De Cauters analyse van een tot ieders verbeelding sprekend fenomeen: een massale stroomuitval. De geschiedenis heeft geleerd dat grote elektriciteitspannes nu eens leiden tot de creatie van tijdelijke alternatieve gemeenschappen en vormen van solidariteit, dan weer tot complete chaos en geweld. Veel hangt af van de omstandigheden waaronder de storing plaatsvindt. Maar het is duidelijk dat hoe langer een dergelijke stroomstoring duurt, hoe meer ‘de natuurtoestand’ dreigt.

De Cauter geeft zelf een goede omschrijving voor de vaak extreme concepten die hij gebruikt – ‘transcendental capitalism’, ‘capsular civilization’, ‘glocal panic’, ‘permanent catastrophe’, ‘entropic empire’. Hij noemt het ‘hysterische concepten’. Het zijn pogingen om de fenomenen te benoemen waarvoor we nauwelijks nog een kritische taal hebben. Zijn er dan nog uitwegen? De Cauter staat sceptisch tegenover het nieuwe communisme waar Negri en Hardt, Žižek en Badiou over spreken en tegenover het geloof in een messianistische interruptie – een revolutie – bij Agamben. De Cauter is meer bescheiden in zijn geloof. In één van de laatste hoofdstukken houdt hij een pleidooi voor ‘heterotopia’, ‘sacrale’ plekken die zich tussen publiek en privé bevinden en ruimte creëren voor de ‘homo ludens’. Voor De Cauter zijn het infra-politieke en anti-economische ruimtes die tijdelijk een andere gemeenschapsvorming mogelijk maken. Het zijn plekken van verbeelding, reflectie, meditatie, esthetisch genot, studie, ontspanning, gedragen door een economie van de gift en in die zin het volstrekte tegendeel van het agambiaanse ‘kamp’.

De opstellen bewegen zich tussen wanhoop over wat er sinds 9/11 met de wereld is gebeurd enerzijds, en hoop naar aanleiding van wat de Arabische Lente en de Occupy-bewegingen hebben losgemaakt anderzijds. In die spanning ontwikkelt De Cauter zijn ‘hysterische concepten’, beseffende dat de enige echte bijdrage tot een andere, betere samenleving de activistische praktijk is. Wat beide laatste revoltes hebben opgeleverd is onduidelijk: Occupy was een globaal signaal, maar kon met zijn strategie van de bezetting van de openbare ruimte niet blijven duren, en de progressieve krachten die de Arabische Lente op gang trokken moeten nu afrekenen met een islamistische recuperatie, terwijl de crisis in Syrië een catastrofale geopolitieke dimensie gekregen heeft. Maar was het daarom allemaal umsonst? De Cauter houdt zich vast aan volgende uitspraak van Deleuze en Guattari: ‘the success of a revolution consists only in itself, precisely in the vibrations, the embraces, the openings it has given to humans on the moment it was made.’ Of anders geformuleerd: we moeten handelen ‘alsof’ de multitude bestaat. Wat De Cauter in zijn boek doet – en misschien is dat de theoretische grens – is die krachten blootleggen die de mogelijkheid van de multitude willen ontbinden, want die krachten zijn helaas maar al te reëel.

nai010 publishers, Rotterdam, 2012
ISBN 978-94-6208-028-7
224p.
Prijs: 22,50

Geplaatst op 01/01/2013

Naar boven

Reacties

  1. J.Z. Herrenberg

    Het idee van de ‘uitzonderingstoestand’ (Ausnahmezustand) stamt niet van Walter Benjamin, maar van Carl Schmitt, een nog altijd omstreden politieke filosoof en de belangrijkste jurist (een tijdje) van het Derde Rijk.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.