Proza, Signalement

Signalement: Kolja – Arthur Japin

Kolja

Arthur Japin

Rond de dood van de Russische componist Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893) bestaan heel wat raadsels. Officieel is hij gestorven aan cholera na het drinken van een glas ongekookt water, maar er zitten enkele onwaarschijnlijkheden aan dat verhaal. De onvoorzichtigheid van de toondichter bijvoorbeeld, die er zich niet van zou hebben laten afbrengen onveilig water te gebruiken, terwijl hij anders steeds Frans bronwater dronk. Bovendien volgde het overlijden wel erg snel, namelijk na drie dagen, terwijl de incubatietijd van de ziekte normaal gesproken langer is. Dat soort gegevens voedt de speculaties over zelfmoord. Die fascinerende en in het Tsjaikovski-onderzoek onopgeloste kwestie is het uitgangspunt van Kolja, de nieuwe roman van Arthur Japin (1956).

Kolja, dat is Nikolaj Konradi, een doof kind dat door Modest, de broer van Peter Tsjaikovski, onder de hoede wordt genomen. Dankzij een strenge training slaagt Modest erin om Kolja te leren liplezen en spreken, zodat de jongen ondanks zijn handicap een min of meer normaal bestaan zal kunnen leiden. Afwisselend zijn zij de vertellers in de roman. Kolja vertelt vanaf het heengaan van Tsjaikovski. Hij komt in Sint-Petersburg het lichaam van de componist groeten en heeft zich tot doel gesteld de ware doodsoorzaak van Tsjaikovski te achterhalen. In de andere hoofdstukken krijgen we via de notities van Modest te lezen wat voorafgegaan is. Hij vertelt over de opvoeding van Kolja, maar ook over de strapatsen van zijn broer, die net zoals hij op mannen valt. De worsteling met zijn geaardheid komt zo aan bod: zijn liefde voor jongens, zijn mislukte huwelijk, aangegaan om zijn ware aard te verdoezelen aangezien homoseksualiteit in het tsaristische Rusland verboden was, en zijn uiteindelijke misstap. Langzaam vallen de puzzelstukjes in elkaar en ontdekt Kolja dat Tsjaikovski gedwongen werd tot zelfdoding om zijn eer hoog te houden en die van zijn studiegenoten, die niet met een homoseksuele kameraad geassocieerd wilden worden.

Kolja is op die manier niet alleen een historische roman, gebaseerd op waargebeurde feiten, maar ook een detective. Dat precies een gehoorgestoorde de rol van speurder krijgt, maakt duidelijk dat een handicap wordt gecompenseerd door een extra gevoeligheid op een ander vlak. Als Kolja beschrijft hoe hij als dove in de wereld staat, schetst hij tegelijk het portret van de ideale rechercheur:

Je wereld bestaat uit signalen waarvan je maar een deel opvangt. De rest moet je invullen. Van wieg tot graf ben je bezig te raden wat je aan de omgang van de anderen hebt gemist. Verbanden leggen, informatie vergaren, dit is hoe wij overleven. Van jongs af aan ben ik erop getraind elk gesprek, iedere situatie te ontrafelen. Nieuwsgierigheid vervangt mijn ontbrekende zintuig. Hoeveel informatie mij in de omgang ook ontgaat, ik spoor die op en trek die na.

Het idee dat een afwijking van de gangbare norm ook een voordeel kan inhouden, wordt niet alleen gesuggereerd in verband met Kolja’s doofheid, maar ook met betrekking tot de homoseksualiteit van de broers Peter en Modest. Anders dan de andere personages in het boek bereiken zij uitzonderlijke resultaten: Modest met Kolja, Peter in de muziek. Als Kolja wil gaan trouwen, vraagt Modest zich openlijk af of de jongen wel ‘van het hout is waar een echtgenoot doorgaans uit wordt gesneden’ en waarschuwt hij ervoor dat Kolja niet dezelfde misstap mag begaan als zijn broer: ‘Trouwen omwille van de maatschappij. Omwille van qu’en dira-t-on.’ Met de idee dat ook Kolja homofiel zou zijn, wordt een driehoeksverhouding tussen de hoofdpersonages geïnsinueerd.

Die wordt onderstreept door de structuur van het boek, dat drie delen heeft (waar je met de focus in de roman op de zelfmoordthese er eerder vier zou verwachten, zoals in Tsjaikovski’s laatste symfonie, waarvan het eerste deel een requiem is dat vaker in verband wordt gebracht met een mogelijke zelfdoding). Uit de keuze voor de opbouw in drie delen blijkt dat het verhaal over de componist en zijn leven slechts een vehikel is om het te hebben over de afwijzing van homoseksualiteit en de driehoeksrelatie. Hiermee knoopt Japin aan bij die andere historische roman van hem over een Russische kunstenaar, Vaslav (2010), waarin precies dezelfde problematiek wordt behandeld, maar ook bij zijn eigen situatie zoals hij die eerder beschreven heeft in het dagboek Zoals dat gaat met wonderen (2008). Niet voor niets is Kolja opgedragen aan de twee mannen met wie de auteur samenleeft.

Voor wie niets weet over de biografie van Tsjaikovski is dit vast een spannende speurdersroman. Wie wel enigszins vertrouwd is met het levensverhaal van de componist, leert hier weinig nieuws. Je hoeft maar een inleidende monografie te lezen, zoals die van Constantin Floros, en je krijgt hetzelfde verhaal op minder dan tien bladzijden. De bewering van de auteur ‘In deze roman heb ik geprobeerd, uitgaande van de nu bekende voorvallen en gegevens, de aanloop naar Tsjaikovski’s dood te reconstrueren zoals die mij het meest aannemelijk lijkt’ is dan ook sterk overdreven. Hij volgt eigenlijk de versie van de feiten zoals die is overgeleverd via Alexandra Orlowa, die in de lijst met geraadpleegde bronnen overigens niet is opgenomen. Wie wel genoemd wordt, is Alexander Poznansky, die Japin roemt omdat hij ‘veel gedaan [heeft] om het stilzwijgen over de doodsoorzaak en de homoseksualiteit van de Tsjaikovski’s te doorbreken’, maar wat hij er niet bij vermeldt is dat diezelfde Poznansky een boek publiceerde waarin hij de theses van Orlowa weerlegt en aantoont dat er geen reden is om aan te nemen dat cholera de doodsoorzaak niet zou zijn geweest. Los van de vraag aan welk verhaal nu geloof moet worden geschonken – de complottheorie waarbij Tsjaikovski’s homofilie hem tot zelfmoord gedwongen zou hebben, of de veronderstelling dat hij aan een besmettelijke ziekte zou zijn gestorven – duidelijk is dat het in Kolja gaat over de diverse problemen waarmee homoseksuelen in de negentiende eeuw kregen af te rekenen. En zoals het een historische roman betaamt, slaat dat ook op vandaag.

Japin lijkt met deze roman te willen laten zien dat de aanvaarding van andersheid en bij uitbreiding andersgeaardheid niet vanzelfsprekend is. Dat hij daarvoor de geschiedenis enigszins naar zijn hand moet zetten is daarbij minder een probleem dan dat hij nu voor de zoveelste keer hetzelfde boek schrijft. Je snapt dat iemand zijn succesformule graag herhaalt, zeker wanneer dat leidt tot hoge oplages en herdrukken, maar het maakt een auteur literair gesproken irrelevant.

 

Recensie: Kolja van Arthur Japin door Carl De Strycker

De Arbeiderspers, Amsterdam, 2017
ISBN 9789029509916
344p.

Geplaatst op 29/12/2017

Tags: Arthur Japin, Carl de Strycker, detective, doofheid, historische roman, Kolja, Pjotr Iljitsj Tsjaikovski

Categorie: Proza, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.