Stilzitten en om je heen kijken

Sinaasappels en engelen, Italiaanse schetsen

Ingo Schulze

In 2007 verbleef Ingo Schulze met zijn gezin op uitnodiging van de Accademia Tedesca Roma een jaar in de Villa Massimo. In dit boek zijn de verhalen verzameld die hij over dit verblijf schreef.

Schulze (Dresden, 1962) is bekend geworden met een aantal indrukwekkende romans en verhalenbundels over de eenwording van Duitsland na de val van de Berlijnse Muur en vooral de sporen die deze heeft nagelaten bij de bevolking uit de voormalige DDR. Ondanks zijn op het eerste gezicht wellicht beperkte thematiek is hij er in geslaagd een kwalitatief zeer hoogstaand en divers oeuvre te scheppen.

En nu dus een boek over zijn avonturen in Italië. Schulze is niet de eerste die zich daar aan waagt en eerlijk gezegd ben ik er nogal allergisch voor. Boeken zoals Frances Mayes’ Een huis in Toscane en Elke dag in Toscane: veel verlaten villa’s, oude fresco’s, oude boeren en boerinnen die zonder uitzondering karakteristieke koppen hebben en natuurlijk veel Italiaans eten. Voor veel mensen blijft Italië vooral het land waarop ze hun romantische dromen kunnen projecteren. Een vluchtroute.

Ik begon dus met enige scepsis aan Sinaasappels en engelen.

‘Voeten’, het eerste verhaal, gaat over oom F. die eigenlijk geen echte oom is. Nadat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog achtereenvolgens op veldtocht is geweest naar Polen, Frankrijk en Rusland, wordt hij halverwege 1943 als ordonnans te paard naar Italië overgeplaatst. Al tijdens de eerste gevechten raakt hij aan beide voeten gewond. Over zijn verblijf in Italië vertelt hij niet veel. Alleen één tafereel komt steeds terug: ‘…toen hij zich weer zelfstandig op krukken kon bewegen, was hij ’s nachts naar de wc gehompeld In de langwerpige betegelde ruimte, waarin ook een badkuip stond, lag op een baar een lijk dat op de voeten na was afgedekt. Die voeten boezemden hem angst in. Hij zegt dat ze op hem waren gericht.’ En even verder: ‘… voor die voeten, zegt hij, was hij bang omdat hij er klauwen in zag, “alsof ze zich aan het leven wilden vastklampen.”’

Schulze merkt op dat hij ook wel weet dat de vergelijking van zijn oom vooral te maken heeft met zijn verwondingen maar toch moet hij er tijdens zijn verblijf in Italië vaak aan denken. Als hij tijdens zijn wandelingen door zijn schoenzolen heen de oneffenheden in het plaveisel voelt, is hij bijna geneigd zijn schoenen uit te trekken en zijn ‘blote voeten tegen die vloer aan te vleien alsof die warm is.’
Met dit nauwelijks twee pagina’s lange verhaal zet Schulze de toon van deze bundel . Het lijkt eveneens een beginselverklaring te zijn. Het gaat hem niet zozeer om verbanden of analyses. Hij wil voelen, ervaren… niet de voor de hand liggende zaken, nee juist datgene waar de meeste mensen aan voorbij gaan.

Het verhaal over de voeten werpt bovendien een schaduw vooruit. Want later is er nog die achillespees die Schulze scheurt tijdens een partijtje voetbal met mederesidenten van de Villa Massimo. Een paar maanden lang is Schulze niet in staat zonder hulp van anderen de Villa te verlaten. Er zit niets anders op dan gewoon stil te zitten en om je heen te kijken. (En een roman schrijven. Toen hij tijdens die warme zomer van 2007 met zijn voet in het gips zat, verplichtte hij zichzelf iedere dag duizend woorden te schrijven. Dat werd uiteindelijk zijn roman Adam und Evelyn.)

Vertraagd dagboek

Stilzitten dus en om je heen kijken. Alleen dan ben je in staat de nuances te onderscheiden en enigszins het wezen van de plek waar je verblijft te doorgronden Over Schulzes Italiaanse verhalen kun je zowel zeggen dat er niets in gebeurt en dat er van alles in gebeurt. In ‘Randazzo’ bijvoorbeeld. Tijdens een logeerpartij bij vrienden op Sicilië maakt de schrijver samen met vrouw en kinderen een uitstapje naar deze kleine stad ten noordwesten van de Etna. Ze willen iets eten maar alle restaurants in het uitgestorven stadje – alleen wat andere toeristen zijn eveneens op zoek naar voedsel en warmte – zijn op deze koele aprildag gesloten. Vanwege de regen schuilen ze onder een markies en wachten totdat om drie uur eindelijk de beroemde Pasticcerie Santo Musumeci opengaat.

Om niet nog langer te hoeven wachten bestelt de verteller een onmatige hoeveelheid taartjes. Als zijn vrouw geïrriteerd vraagt wie dat allemaal moet opeten, begint hij het ene taartje na het andere te verslinden. ‘Alsof ik het fiasco van ons uitstapje onder dit genot zou kunnen begraven, alsof deze dag door mijn koffiekransjesorgie te redden zou zijn, alsof ik me wreek op Randazzo en zijn hermetisch gesloten restaurants en bars – alsof ik neem wat men me had willen onthouden.’

In het titelverhaal komt een vage vriend logeren. Hij verslindt enorme hoeveelheden sinaasappels, rijdt de geblesseerde auteur overal heen in zijn rolstoel en vergezelt de familie op een reisje naar Napels. En dan is hij plotseling verdwenen. In een taxi achtervolgt hij een auto waarin hij vier naakte vrouwen denkt te hebben gezien. Even daarvoor heeft hij de verteller op de markt nog een peperdure glazen engel voor de kerststal opgedrongen als dank voor zijn gastvrijheid. Toch zijn het niet deze wervelende gebeurtenissen die de grootste indruk maken. Omdat de twee jonge kinderen ook aan hun trekken moeten komen, wordt er een bezoek aan het aquarium van het Stazione Zoologica Anton Dohrn gebracht. Daar ziet de verteller een grote octopus die allerlei kunstjes voor hem begint te doen. ‘Dat doet hij voor u,’ zegt de archivaris van de instelling. Schulze beschrijft vervolgens op weergaloze manier hoe hij er uiteindelijk van overtuigd raakt dat de octopus het inderdaad alleen voor hem deed.

Over dit verhaal merkt Schulze op: ‘Het is ook helemaal geen verhaal, maar meer het vertraagde dagboek van ons driedaagse uitstapje naar Napels. Want dat wat daar gebeurde houdt alleen qua tijd en plaats met elkaar verband. Maar ik denk wel dat de ene belevenis me ontvankelijker heeft gemaakt voor de andere, zodat plotseling alles een betekenis kreeg die er nuchter beschouwd helemaal niet was, althans niet voor anderen.’

Stropdassen en crucifixen

Schulze is een ontvankelijk auteur. Hij beleeft dingen juist doordat hij nergens naar op zoek is. Overal ligt stof voor verhalen. In die zin wijkt deze bundel dan ook niet af van zijn eerdere werk. Het ging en gaat steeds om zijn begerige blik. In dit kader moet ik denken aan wat de Franse auteur Emmanuel Bove in zijn kleine roman Armand schreef over de hoofdpersoon: ‘Zijn aandacht was, net als die van kinderen, gericht op alles wat bewoog.’

Rangen en standen ontbreken in Schulzes universum. Alles en iedereen wordt met dezelfde gretigheid opgenomen. Of het nu een Roemeense zwerver is, een octopus, de bejaarde signor Candyman of de bibliothecaresse van het Goethe-Instituut in Napels.

De Duitse fotograaf Matthias Hoch bracht in 2003 eveneens een jaar in de Villa Massimo door. Zijn foto’s vormen een essentieel onderdeel van Sinaasappels en engelen. Schulze en Hoch lijken het hedendaagse Italië bijna met een gelijkaardige blik te bezien. Net als bij Schulze ontbreekt ook bij Hoch elke hiërarchie in de keuze van zijn onderwerpen. Ze lijken allergisch voor het voor de hand liggende. Ze weigeren het voor de hand liggende op een voor de hand liggende manier te bekijken.

Hoch maakt geen mooie foto’s. Eerst denk je met vakantiekiekjes te maken te hebben. Maar als je er langer naar kijkt, ontdek je dat er meer aan de hand is.

Matthias Hoch probeert met zijn camera grip op het land te krijgen, er een systematiek in te ontdekken. De in deze uitgave opgenomen foto’s zijn een verslag van deze poging. Op een foto die door elk zichzelf respecterend culinair tijdschrift zou worden afgekeurd, zien we bijvoorbeeld een pizza met Rucola, tomaat en mozzarella. Op de tegenoverliggende pagina staat een ontbijttafel afgebeeld. Het valt op dat de manier waarop de koppen koffie, de glazen sinaasappelsap, de kuipjes met ricotta en de bordjes met daarop een stuk focaccia op de ronde tafel zijn gerangschikt grote overeenkomst vertoont met de wijze waarop de plakken mozzarella op de pizza zijn gelegd . Een andere foto toont de etalage van een winkel in crucifixen. Op de tegenoverliggende pagina een foto van een rek met reisgidsen over Vaticaanstad in meerdere talen. Je moet deze foto’s steeds paarsgewijs bekijken. Dan pas onthullen ze hun volle werking. Ze lijken commentaar op elkaar te geven, elkaar te verduidelijken. Hoch fotografeert de buitenkant van de dingen, maar tegelijkertijd plaatst hij die ogenschijnlijk losstaande zaken in een breder verband. Hij onthult op een heel terloopse wijze de iconografische eigenschappen ervan. Daarin schuilt de kracht en kwaliteit van deze op het eerste gezicht zo banale foto’s. Dat hij daarvoor een jaar lang in Rome moest verblijven, ligt voor de hand. Hij heeft het land gefotografeerd toen het zich onbespied waande. Zoiets kost tijd.

Blunders van een uitgever

Helaas is er met de Nederlandse uitgave iets grondig misgegaan. Dat begint al op het omslag. Daarvoor zijn twee foto’s gebruikt die niets met elkaar te maken hebben. Een van de eerder genoemde pizza, een ander van een binnenplaats met een vijgenboom. Ik begrijp dat een vormgever niet elk boek waarvoor hij een omslag moet ontwerpen kan lezen, maar in dit geval had een iets meer geconcentreerde blik op Hochs foto’s wonderen kunnen verrichten.

In de originele uitgave is zowel voor de tekst- als de fotopagina’s gebruikgemaakt van eenzelfde papiersoort. Zoiets benadrukt de samenhang tussen tekst en beeld. In de Nederlandse uitgave heeft men hier helaas van afgezien.

De grootste blunder betreft echter de volgorde van de foto’s. In de Duitse uitgave wordt er steeds een foto per pagina afgedrukt. Op de tegenoverliggende pagina staat dan de corresponderende foto. Uitgeverij Meulenhoff heeft er voor gekozen steeds twee foto’s per pagina af te drukken. Dan zou je denken dat ze de twee corresponderende foto’s op die pagina afdrukken, maar nee, de corresponderende foto staat vreemd genoeg op de achterkant. Je kunt ze dus nooit tegelijkertijd bekijken. Erger, je ziet voortdurend vier foto’s die niet bij elkaar horen.

En nog iets: Italienische Skizzen luidt de Duitse ondertitel. In de Nederlandse editie is daar Italiaanse verhalen van gemaakt. Ondertussen staat dan weer voor in het boek bij Schulzes bibliografie Italiaanse schetsen als ondertitel vermeld.

Is zoiets slordigheid of maakt het de uitgever gewoon niet uit? Het blijft jammer en is een reden voor wie de Duitse taal machtig is de Nederlandse uitgave links te laten liggen.

Links

Meulenhoff, Amsterdam, 2011
ISBN 9789029087407
168p.

Geplaatst op 08/06/2011

Naar boven

Reacties

  1. Stef Smulders

    De ondertitel van de Nederlandse vertaling zegt dat dit Italiaanse verhalen zijn, maar de originele Duitse ondertitel noemt het terecht schetsen. Dat is ook gelijk het probleem van deze bundel: het lijken dagboekaantekeningen die helemaal niet voor een lezerspubliek bedoeld zijn. De auteur neemt niet de moeite om de lezer helpen het verslag te begrijpen en je raakt dan ook vaak in de war, zoals vooral in het laatste verhaal waar Duitsland, Napels, Rome, Palermo allemaal door elkaar lopen. De verhalen hebben onderling ook nauwelijks een relatie, behalve dat ze in Italië spelen, het is een allegaartje. Als de auteur een jaar in Italië heeft gewoond, zou er toch veel meer te vertellen moeten zijn? Is het een selectie? Maar dan op basis van welk idee? Het zou beter zijn geweest als de auteur de moeite genomen had om de goede elementen die in de schetsen voorkomen tot afzonderlijke verhalen om te vormen. Zo’n zielloze schets als Randazzo kan er dan meteen helemaal uit.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.