Verdeeld in spreken en zwijgen

Wat blijft

Adonis (vert. Kees Nijmland & Assad Jaber)

Het mooiste is de ruimte opschudden
En de anderen – sommigen vinden je een roep
anderen een echo
Het mooiste is bewijs te zijn
van licht en donker
dat jouw laatste woord het eerste is

En de anderen – sommigen zien je als zeepbel
anderen als schepper

Het mooiste is doel te zijn
verdeeld in
spreken en zwijgen

Adonis is de grootste nog levende Arabische dichter. Met die introductie begint zowat elke beschouwing over de poëzie van Ali Ahmad Said Esber (1930). Maar wat betekent een dergelijk oordeel in dit deel van de wereld dat niet of nauwelijks vertrouwd is met de Arabische poëzie, de klassieke noch de moderne? The proof of the pudding is in the eating, zegt een wijs spreekwoord. Onlangs verscheen Wat blijft, een bloemlezing uit Adonis’ werk in een vertaling van Kees Nijland en Assad Jaber. Omdat er, op een handvol gedichten na, tot nog toe niets van Adonis in het Nederlands was vertaald, is deze bloemlezing meteen ook een introductie van diens poëzie in de Lage Landen.

Ali Ahmad Said Esber komt uit een eenvoudige familie in de buurt van Latakia, een stad in het westen van Syrië. Zijn vader initieerde hem in de klassieke Arabische poëzie. Als adolescent koos hij het opvallende pseudoniem Adonis. Die verwijzing naar een mythische, pre-islamitische godheid was een eerste ondubbelzinnig teken van zijn eigengereide en onorthodoxe omgang met de Arabische traditie. In de jaren vijftig werd Adonis voor enkele maanden opgesloten in de gevangenis wegens lidmaatschap van de seculiere linkse Syrische nationalistische partij die het ideaal van een grootSyrische natie nastreefde. Daarop vluchtte hij naar Libanon en brak met elk partijpolitiek engagement. In 1980 dwong de Libanese burgeroorlog hem om uit te wijken naar Parijs, waar hij nog steeds woont. Het exil heeft zijn werk getekend, al wijst Adonis zelf vooral op het belang van het ‘innerlijke exil’ van de dichter, dat voor hem met de ambigue verhouding tot de taal te maken heeft:

I don’t believe that a real poet does not have that sense of internal exile and it has really to do with language – because language for a poet is both his homeland and his exile.

In die dialectiek tussen het eigene en het andere – het eigene in het andere en het andere in het eigene – ligt de dynamiek van zijn poëzie besloten.

De positie die Adonis in de Arabische poëzie inneemt, kan moeilijk worden overschat. Zijn naam vereenzelvigen critici met de definitieve doorbraak van het modernisme en het vormexperiment. Zijn invloed wordt daarom wel eens vergeleken met die van T.S. Eliot op de moderne poëzie in Europa en Amerika. De zogenaamde ‘Nieuwe Poëzie’, waarvan Adonis een van de belangrijkste vertegenwoordigers was, brak met de toon, de prosodie en de thema’s van de klassieke Arabische poëzie. Ze propageerde een vernieuwing van de taal door een grotere openheid voor het eigentijdse Arabisch om de poëzie van de klassieke zegging en de daarmee samenhangende archaïsche onderwerpen te bevrijden. Vertrekpunt daarbij was de subjectieve ervaring en verbeelding van de dichter, die door de symbolistische en surrealistische verheviging van de taal opnieuw een objectieve en universele draagwijdte kregen. De invloed van Eliot en in het bijzonder van The Waste Land (1922) op de Arabische poëzie is zonder meer cruciaal geweest. Niet in de laatste plaats omdat hij door de nieuwe generatie dichters niet alleen werd gelezen, maar ook vertaald. De vormelijke kwaliteiten van het gedicht werden door deze generatie hoger gewaardeerd dan de traditionele moraliserende of politieke inhoud. De moderne Arabische poëzie ontwikkelde zich immers in de nasleep van de Nakba (de stichting van de staat Israël en het verlies van Palestina) in 1948, een gebeurtenis die de hele cultuur in de Arabische wereld politiseerde en de inhoud van de poëzie veel militanter maakte.

Het vaste en het beweeglijke

Adonis is dichter, essayist, vertaler, bloemlezer en tijdschriftredacteur. In al die hoedanigheden heeft hij blijvende sporen nagelaten. Hij vertaalde werk van onder anderen Saint John Perse, Yves Bonnefoy en Georges Schehade. Hij maakte ook de eerste volledige Arabische vertaling van Ovidius’ Metamorfoses. Hij was redacteur van twee van de belangrijkste Arabische tijdschriften voor de vernieuwing van de poëzie: Shi’r en Mawaqif. De meerdelige bloemlezing die hij in 1964 publiceerde van bijna tweeduizend jaar Arabische poëzie wordt nog steeds herdrukt. Hij verzorgde daarnaast bloemlezingen van invloedrijke moderne Arabische dichters, onder wie Yusuf al-Khal (zijn mederedacteur bij Shi’r).

Zijn kritisch en essayistisch werk speelde een cruciale rol in de ontwikkeling van het vrije vers en het poëtisch experiment. In 1973 verscheen zijn studie Al-Thabit wa al-mutawahil (‘Het vaste en het beweeglijke’). Het is een scherpe kritiek van de conservatieve tendensen in de Arabische cultuur die verankerd zijn in een strikte interpretatie van de Koranische openbaring. Adonis probeert een soort tegengeschiedenis te schrijven aan de hand van de progressieve denkers en dichters in de Arabische geschiedenis. Hij doet dat in het spoor van de pre-islamitische poëzie, van de grote dichters uit de Abassidische periode (749-1258) – onder wie Abu Nuwas, Abu Tammam en Abu Alaa Al Maari – , van de rationalistische filosofie van het moetazilisme en niet in de laatste plaats van het soefisme, de islamitische mystiek. Al deze auteurs en denkrichtingen staan in de ogen van Adonis voor ‘het beweeglijke’ in de Arabische cultuur: de rationaliteit, de filosofie, de verbeelding, de creativiteit, de wetenschap. Door de discussie over de vernieuwing van de poëzie op te nemen in dit breder cultureel perspectief benadrukt Adonis het grote belang ervan: de vernieuwing van de taal is de kern van de vernieuwing van de cultuur. Dat beweeglijke noemt Adonis ook ‘het moderne’. Daarmee maakt hij het moderniteitsbegrip los uit zijn historische en geografische verbondenheid met de Europese geschiedenis.

Volgens Adonis kende de Arabisch-islamitische cultuur haar moderniteit tussen de achtste en tiende eeuw. Maar dat ‘beweeglijke’ van de eerste eeuwen van de islamitische cultuur zette zich niet door. Vanaf de tiende eeuw begon de geleidelijke stagnatie van het denken. Het ‘vaste’ – het principe van de orde en de autoriteit – ontwikkelde een cultuur van de herhaling, de doctrine en het onbetwijfelbare geloof. Voor Adonis loopt er een rechte lijn van verval naar de huidige gewelddadige en uitzichtloze situatie in de Arabisch-islamitische wereld.

Precies vanwege deze pessimistische visie kwam hij de voorbije jaren onder vuur te liggen. Een jonge generatie verweet hem niet enthousiaster te zijn geweest over de opstand in Syrië. Onder andere zijn uitspraak dat hij zich niet achter een revolutie kon scharen die vanuit de moskee werd opgestart, lokte veel reacties uit. Hij zou in een aantal dagbladbijdragen daarenboven te weinig empathie hebben getoond met de slachtoffers van Bashar al-Assads bloedige militaire acties.

Adonis’ kennis van de moderne poëzie en de moderne poëtica van Charles Baudelaire, Arthur Rimbaud en Stéphane Mallarmé tot Eliot en Ezra Pound is zeer grondig. Toch kijkt hij voor de vernieuwing en de revitalisering van de Arabische cultuur niet in de eerste plaats naar de moderniteit van het Westen maar naar de Arabische moderniteit. Daar liggen voor hem de wezenlijke intellectuele en artistieke energieën om de stagnatie te doorbreken en niet in de oppervlakkige nabootsing van westerse verworvenheden. Zo verwijt hij veel van de moderne naoorlogse Arabische dichters te sterk aan te leunen bij het Europese surrealisme, terwijl het soefisme met zijn mystieke en visionaire poëzie volgens hem veel meer inhoudelijke en retorische aanknopingspunten bezit. De verhouding tussen surrealistische en soefistische poëzie is cruciaal voor Adonis’ denken en dichten: in beide gevallen gaat het er om de taal te laten zeggen wat zich aan de taal onttrekt. In de taal die hem gegeven is, moet de dichter op zoek naar een andere taal waarin een nieuwe relatie tot het zelf, de ander en de wereld kan worden uitgesproken

Telkens als ik zei: Dit land van mij is dichtbij
bloeit in een nabije taal. Een tweede taal
wierp mij naar een ander land

Gebrekkig kader

Gezien zijn artistieke en maatschappelijke statuut in de Arabische wereld is het moeilijk te begrijpen waarom het zo lang geduurd heeft voordat er ernstig werk werd gemaakt van de vertaling van Adonis. In de ons omringende landen – Frankrijk, Duitsland en Engeland – is zijn werk inmiddels uitgebreid vertaald. Nu zijn werk in het Nederlands voorhanden is, kunnen er toch wat vragen gesteld worden bij die introductie.

Het poëtisch oeuvre van Adonis is na een schrijverschap van bijna zeven decennia ontzettend uitgebreid. Niet in de laatste plaats omdat hij een aantal zeer lange bundels geschreven heeft. In het geval van Al Kitab (‘Het boek’) is ‘lang’ zelfs een understatement: de bundel, die tussen 1995 en 2003 tot stand kwam, bestaat uit drie delen en omvat bijna tweeduizend (!) bladzijden. Met de dichter al-Mutannabi (915-965) als gids reist Adonis vanaf de dood van de profeet door de geschiedenis en de poëzie van de Arabische samenlevingen.

Het is een grootse tekstmontage waarin Adonis zich alle mogelijke vormvrijheden permitteert, een soort gefragmenteerde synthese van alle genres en tijdperken die hij in zijn schrijverschap heeft doorkruist.

Welke keuze maak je uit zo’n uitgestrekt oeuvre? Er wordt in Wat blijft een selectie gemaakt, maar ze wordt nergens expliciet verantwoord. De poëzie en de positie van Adonis worden evenmin diepgaand geduid. De bloemlezing wordt ingeleid door Ahmed Aboutaleb, de burgemeester van Rotterdam. Daar is natuurlijk niets op tegen. Integendeel zelfs. Maar het plaatst de poëzie van Adonis natuurlijk wel onmiddellijk in een kader: dat van de migratie en de multiculturele samenleving:

Zijn werk biedt een inspirerend antwoord op het migratievraagstuk in onze huidige wereld. […] Adonis noemt ontworteling een nieuwe (en hogere) manier om te wortelen. […] ‘Wij’ en ‘zij’ zijn twee kanten van dezelfde medaille. Zo tonen zijn gedichten de weg naar een nieuw soort burgerschap waarin interculturele dialoog en culturele diversiteit centraal staan.

Fout is het niet, maar dit soort beweringen geven de lezer geen enkele sleutel om deze poëzie te kunnen lezen. Aboutaleb verwijst weliswaar naar enkele belangrijke bundels, zoals De gezangen van Mihyar uit Damascus (1961), en enkel belangrijke thema’s, maar veel verder gaat de inleiding niet. De poëzie van Adonis verdient beter. Men leze ter vergelijking de inleiding die vertaler Khaled Mattawa schreef bij zijn Engelse bloemlezing van Adonis’ poëzie uit 2010.

Wat blijft is niet helemaal chronologisch opgebouwd. Je kan de precieze chronologie ook maar moeilijk reconstrueren omdat de gedichten niet worden gedateerd. Er wordt bovendien vaak naar de verzamelde gedichten van Adonis uit 1988 verwezen en niet naar de afzonderlijke bundels, waardoor je de ontwikkeling van Adonis niet of nauwelijks kan volgen: het is onduidelijk uit welke vroege bundels de gedichten afkomstig zijn. De nadruk ligt in hoofdzaak op gedichten uit de recentste bundels. Door het ontbreken van een precieze chronologie worden de gedichten losgemaakt uit de dramatische geschiedenis van de Arabische wereld tijdens de voorbije zeventig jaar. Een aantal van de gedichten van Adonis is een expliciete reactie op cruciale gebeurtenissen. Zo is de schok van de Zesdaagse Oorlog van 1967 nog steeds voelbaar in het lange gedicht Hadha Huwa Ismi (‘Dit is mijn Naam’) uit 1970 en leidde de Israëlische invasie van Libanon in 1982 tot de bundel Kitab al-Hissar (‘Het boek van belegering’) in 1985, volgens Khaled Mattawa, de Engelse vertaler van Adonis, ‘one of the best war books ever written in Arabic.’

Poëzie wordt natuurlijk niet noodzakelijk beter door een uitgebreide inleiding of veel voetnoten, maar in het geval van een introducerende bloemlezing uit een lange schrijverscarrière van een vooraanstaand dichter uit een veelal mis begrepen en vaak onjuist gerepresenteerde cultuur is enige duiding geen luxe. Het zou bijvoorbeeld evenmin een slecht idee geweest zijn om naast de gedichten een aantal essays van Adonis te vertalen.

In een gesprek met de Zwitserse dichter Yang Lian maakt Adonis duidelijk dat hij weinig illusies heeft over de vertalingen van zijn gedichten: ‘(ik vind) altijd dat mijn gedichten in hun vertaling zijn verzwakt en in de ogen van anderen kleiner schijnen dan ze zijn.’ Dit is niet in de eerste plaats een uiting van frustratie over slechte vertalingen. De uitspraak zegt vooral iets over de verschillende maatschappelijke posities die poëzie heeft in de westerse en de Arabische samenleving. Poëzie is effectief ‘groter’ in de Arabische wereld dan hier. Aan het eind van zijn inleiding wijst Aboutaleb er terecht op hoe belangrijk het is om Adonis zijn poëzie zelf te horen voordragen. In die voordracht en de waarderende reacties erop van een Arabisch sprekend publiek wordt iets duidelijk van het belang dat de Arabische traditie aan poëzie hecht. De koranrecitatie maakt deel uit van diezelfde poëtisch-muzikale traditie. De Arabische poëzie, zeker de klassieke, maar ook een groot deel van de moderne, is een verleiding van het oor.

Kosmos en geschiedenis

Wil dit alles nu zeggen dat deze bloemlezing beter ongelezen blijft? Zeker niet. De bijna honderd pagina’s geven een goed beeld van zowel de korte lyrische als de langere, meer vertellende en prozaïsche gedichten (al blijft ook hier de lyriek krachtig aanwezig). Adonis schrijft visionaire en associatieve poëzie, mystiek geïnspireerd, vol krachtige en erotische natuurbeelden die het lichamelijke en het aardse verheerlijken. Zijn sterk metaforische poëzie streeft naar een ontgrenzing van de wereld (Rimbauds dérèglement de tous les sens) die een diepere eenheid tussen de dingen wil blootleggen (Baudelaires correspondances), maar tegelijk een getuigenis is van de kwetsbaarheid van de menselijke existentie:

Sterren, sterren
Een land zonder doctrines, boeien, grenzen
Sterren laten hun gazellen weiden in mijn kleren, vieren uitzinnig
mijn lichaam
vieren het uitgaan naar hun wereld
in nevels, in gedachten en in de betovering van het geheim
Is er een meteoor? Denk je dat hij naar mij toe komt?
Meteoor die zwalkt
als jij, ik leef
met alleen dit naakte lichaam

Adonis schrijft poëzie met een kosmisch pathos dat expliciet verwijst naar Walt Whitman: ‘Spreek ik mezelf tegen? Zeker / ik ben nu zaaigoed en gisteren was ik oogst’. Maar de dichter woont niet altijd in de kosmos, hij leeft in de tijd en is getekend door de geschiedenis, allereerst door de dramatische geschiedenis van het Midden-Oosten – het grootse begin van de islamitische beschaving, het interne verval, de westerse kolonisatie, de stichting van Israël, de Zesdaagse Oorlog, het einde van het panarabisme, de oliedollars, het neo-imperialisme, de opkomst van het fundamentalisme, de Golfoorlogen, 9/11, de mislukte Arabische lente, de ineenstorting van Irak, Syrië en Libië, de terreur van IS,…– en alles wat dat aan verlies, ontgoocheling, melancholie, verdriet en woede met zich brengt:

Hoe kon de hand van de deugd de staf van Mozes grijpen
en een oorlog ontsteken?
Hoe kon De vertellingen van duizend-en-een-nacht
Duizend-en-een-leger worden

Maar die concrete geschiedenis neemt hij steeds op in een vaak somber universeel perspectief:

Guantanamo
een gevangenis bestuurd door kapitalisme op een communistisch eiland
een ruimte even overstroomd door alfabetten als door klei waaruit Adam
werd gekneed (‘De aarde is een hoer’ zeggen jullie – maar
is zij niet de moeder van de engelen?)
Menselijk dierlijke wezens van allerlei soorten
worden geslacht
en rauw op tafels van de tijd gelegd
bloed wordt vergoten alsof het uit Gods tuinen stroomt

Deze verzen zijn afkomstig uit het gedicht ‘Concert 11 september 2001 voor Christus’. Reeds in de titel ervan schuiven tijden en geografieën in elkaar. Je kan in de gedichten Rimbaud tegen het lijf lopen, maar ook Imroe ‘l-Qays, een van de grote pre-islamitische dichters en ook wel de vader van de Arabische poëzie genoemd. Naast het concreet-werkelijke is het mythische steeds aanwezig, alsof de lineair-chronologische tijd permanent door een andere tijd wordt begeleid en doorkruist. Maar soms is Adonis ook heel prozaïsch en down to earth, zoals in het gedicht ‘De hoek in het opvangcentrum’:

Een opvangcentrum? Nee. Geen opvangcentrum maar een gewelf, misschien goed om een auto te stallen of dingen die niet meer geschikt zijn voor dagelijks gebruik. Een opslagplaats voor wat niet leeft, een graf. Het lijkt een echt graf zoals slapen op dood zijn lijkt. Het opvangcentrum is een tijdelijk graf net zoals slapen een tijdelijke dood is.

De gedichten van Adonis worden bevolkt door engelen, djinns, profeten, maar ook door Coca-Cola, energiecentrales en gevangenkampen. Zijn gedichten zijn lofzang, weeklacht en aanklacht in één. Het zijn expressies van vitaliteit en levenswil (‘Ik leef niet in de wereld maar in jou met volle teugen. Ik zwem in water dat uit mijn zinnen spuit.’) én van donkere apocalyptische angsten (‘Het heden is een slachthuis / de beschaving een nucleaire oven’). Adonis’ poëzie kenmerkt zich door een grote vrijheid in beeldgebruik, toon en ritme, en dat alles in functie van een verhevigde ervaring van de werkelijkheid, die kosmische afmetingen aanneemt: ‘Heelal, geef je keel aan een duif met gebroken vleugels / Hul onze zielen in kristal en open je hart’. Zijn gedichten zijn opslagplaatsen van geschiedenis, droom, mythe en verbeelding: instrumenten om een nieuwe werkelijkheid te scheppen. Adonis streeft een aardse mystiek na, die zich echter nergens losmaakt van het menselijk lijden en in elk vers getuigt van de pijn van de menselijke geschiedenis.

Uitgeverij Jurgen Maas, Amsterdam, 2016
ISBN 9789491921179
99p.

Geplaatst op 31/08/2016

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.