Een ode aan de contradictie

De intellectuele verleiding

Frits Bolkestein

Repliek van de geperverteerde jeugd

Beste Odile,

The test of a first rate intelligence is the ability to
hold two opposed ideas in the mind at the same
time, and still retain the ability to function.

– F. Scott Fitzgerald, ‘The Crack-Up’, Esquire Magazine (februari 1936).

Fascinatie was ook mijn deel. Laat ik beginnen met de openhartige erkenning dat het moeilijk is voor iemand onder de vijftig om De intellectuele verleiding zonder jeugdige recalcitrantie te lezen. Al spartelend en tegenstribbelend heb ik mij er doorheen gewerkt; elke paragraaf nageplozen op incoherenties, elk argument gewantrouwd. Ik heb mij gedragen als de bibliomane variant van een boer op een veeveiling.

Leeftijdspolitiek

De reden hiervoor is dat het boek een bepaalde leeftijdspolitiek predikt: het telkens terugkerende beroep op politieke ervaring en levenswijsheid, waarmee Bolkestein elke maatschappelijke bemoeienis van intellectuelen vol dedain van tafel veegt. Intellectuelen hebben volgens Bolkestein mooie abstracte ideeën, maar missen de praktische ervaring en dienen daarom het politieke oordeel aan de doorgewinterde praktijkmensen over te laten, zoals hijzelf. Het probleem wordt verergerd doordat intellectuelen geholpen worden door de jeugd, die een essentiële rol speelt in de verspreiding van hun radicale ideeën. Het fascisme, de ’68 beweging en het hedendaagse ‘postmodernisme’ van Derrida cum suis zijn volgens Bolkestein het historische bewijs van de jeugdige geneigdheid tot politieke perversie. Voor personen onder de vijftig, zo stelt de inleiding alsof het om gevaarlijk kinderspeelgoed gaat, zijn ideeën riskant, temeer als ze algemeen van strekking zijn.

Het lezen van het boek geeft je het vreemde gevoel in een onaangename discussie te zijn beland met een autoritair vaderfiguur. Zo’n man die onmiddellijk op zijn strepen gaat staan op het moment dat hij de discussie dreigt te verliezen. Die je aanraadt eerst maar eens wat jaren bij Shell te gaan werken, om de echte wereld te zien, voordat je over idealen begint. En dan maak ik er echt geen karikatuur van. Het boek opent met de volgende paragraaf:

In 1959 behaalde ik mijn doctoraalexamen. De Koude Oorlog was toen in volle gang. Ik vatte het plan op om een proefschrift over de “anti-democratische intellectueel” te schrijven. In plaats daarvan reisde ik af naar Mombasa om daar olie te gaan verkopen. Waarschijnlijk maakte ik een goede keus.

‘Een goede keus’

Laten we even een beetje context schetsen hier, belangrijk gezien Bolkestein zijn beroep op ervaring waarmee hij later de ‘anti-democratische intellectueel’ te lijf zal gaan. Bolkestein arriveert in Mombasa, Kenia, waar het Britse koloniale regime net een opstand van de Mau Mau bloedig heeft neergeslagen, en tienduizenden in concentratiekampen heeft geïnterneerd. Bolkestein reist door naar Tanzania, waar hij zijn jonge jaren doorbrengt met het verkopen van olie aan vliegvelden en theeplantages van Duitse kolonialen. Al snel maakt hij promotie. Vanaf 1965 tot 1972 geeft Bolkestein leiding aan Shell-divisies in respectievelijk Honduras, El Salvador en Indonesië.

In Honduras verleent Bolkestein zijn diensten aan de dictator Osvaldo Lopez Arellano, wiens gewelddadige coup twee jaar daarvoor aan drieduizend man het leven kostte, een militair die de arme boerenbevolking en de vakbonden met harde hand onderdrukt. Honduras is het land dat vanwege de corrumperende macht van de United Fruit Company en de Standard Fruit Company de trieste naamgever is geworden van het begrip Bananenrepubliek. Vervolgens verhuist Bolkestein naar het buurland El Salvador, een Amerikaanse satellietstaat waar volgens Noam Chomsky in die tijd dictators regeerden via moord, marteling en onderdrukking.

Begin jaren zeventig wordt Bolkestein directeur van Shell Indonesië. Op uitnodiging van de dictator Soeharto mag Shell weer terugkeren in de voormalige Nederlandse kolonie. In de jaren daarvoor had Soekarno grote delen van de enorme koloniale bezittingen van Shell genationaliseerd. In 1965 vond een coup plaats die nu wordt toegeschreven aan generaal Soeharto, met medeweten en steun van Nederland, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. De coup leidde tot een genocidale massamoord: schattingen houden het op een half miljoen tot een miljoen aanhangers van Soekarno’s Communistische Partij PKI, overwegend arme boeren. Volgens openbaar gemaakte Amerikaanse rapporten hebben de V.S. samen met Groot Brittannië, zowel materiële als informatieve en financiële steun geleverd aan de massamoorden. De inlichtingendienst van Shell had al eerder informatie over de communistische beweging samengebracht en financierde anti-communistische campagnes, zoals de oud-NRC redacteur Peter Schumacher heeft beschreven in zijn recent heruitgegeven Ogenblikken van genezing (2011). Of Shell op directe wijze betrokken is geweest bij de latere massamoorden is onduidelijk, aangezien het archief van Shell om overduidelijke redenen niet publiekelijk toegankelijk is.

Nadat de lijken waren opgeruimd, kregen Shell en het Nederlandse bedrijfsleven weer toegang tot het grondstoffenrijke Indonesië. Als beloning steunden de Nederland regering en het Nederlandse bankwezen het regime van Soeharto (dat hoog scoort op kleptocratie, autocratie en massamoord) met vele miljarden aan subsidies en leningen. In zijn hoedanigheid als Shell-directeur was Bolkestein in direct contact met de politiek verantwoordelijken, zo niet de opdrachtgevers van de massamoord.

Praktische ervaring

Allereerst: wat een bittere ironie dat het juist deze door en door moreel gecompromitteerde man is, die van linkse intellectuelen een mea culpa eist, omdat zij heulden met dictators die massamoorden op hun geweten hebben. Bolkestein verdedigde dictators niet in theorie. Nee, de man van de praktijk ging regelmatig op de borrel met dat type mensen, en sloot er contracten mee.

Maar wat zegt dit over zijn denken? Het is een bekend voorschrift dat men een auteur zijn denken niet moet beoordelen naar zijn daden. Kunnen we Bolkesteins ideeën los beschouwen van zijn daden, als een soort intellectuele façade, waarachter zich iets schuilhoudt wat we maar even laten voor wat het is? Het korte antwoord is nee. Het beroep op de superioriteit van zijn praktische ervaring boven het ‘ijdel getheoretiseer’ is immers een inherent onderdeel van zijn betoog. Bovendien kunnen we Bolkestein moeilijk anders begrijpen dan als een product van de Koude Oorlog, gevormd door een gewelddadige cocktail van dictatuur, dekolonisering en anticommunisme. Zijn politieke ideeën en zijn antipathie voor linkse intellectuelen stammen evengoed uit zijn Koude Oorlogstijd. Zijn boutades tegen Mulisch krijgen extra betekenis, en vooral zijn weerstand tegen Sartre, wiens steunbetuiging aan gekoloniseerde volkeren hij zonder verdere uitleg afdoet als ‘potsierlijk’. De rechtse intellectuelen die zich met politiek bemoeien, krijgen natuurlijk een heel andere behandeling. Zij staan in de dankbetuiging van het boek vermeld: Arend Jan Boekestijn, Paul Cliteur, Andreas Kinneging, Ayaan Hirsi Ali en Joshua Livestro, en de recent bekeerde Meindert Fennema om er maar een paar te noemen.

Ode aan de tegenstrijdigheid

Maar goed, het is wel degelijk mogelijk om het boek op een wat afstandelijker manier te beoordelen, als we enkel kijken naar de coherentie van de argumentatie. Dan valt al vrij snel op dat dit boek een ode is aan de contradictie. Let wel, we hebben hier te maken met een auteur die een intellectuele status probeert te verwerven met het afgeven op intellectuelen. Een auteur die de loftrompet afsteekt over de nuchtere bescheidenheid van de man van de praktijk (hijzelf dus) en vervolgens niet die praktijk, maar de ideeëngeschiedenis van de afgelopen tweehonderdvijftig jaar (!) behandelt. Een auteur die als een moderne Icarus het luchtruim kiest met niet veel meer tot zijn beschikking dan de haastig bij elkaar gelijmde samenvattingen van zijn favoriete conservatieve denkers; die door zijn hoogdraverij al snel ter aarde stort, in een verfrommelde wirwar van interne tegenstrijdigheden.

Zo verwijt Bolkestein Marx en Freud het ene moment het rationalisme te ondermijnen, wat geleid zou hebben tot het nationaalsocialisme (sic), terwijl hij in het slotbetoog weer droogjes stelt dat juist het rationalisme van intellectuelen het probleem is. Zo gaat Bolkestein het ene moment tekeer tegen het multiculturalisme, dat leidt tot ‘cultureel masochisme’, maar koestert hij tegelijkertijd een onverklaarbare nostalgie voor de Weense dubbelmonarchie, waar ‘endogame’ nationaliteiten langs elkaar heen leefden, met een ‘diepgewortelde tolerantie’ en een ‘montere onverschilligheid’. Het boek staat vol met dit type tegenstrijdigheden. Het leest als het intellectuele equivalent van een meerstemmig koor zonder dirigent.

Daarbij raakt Bolkestein veelvuldig verstrikt in zijn eigen netten. In navolging van Friedrich Hayek beschimpt Bolkestein universitair docenten, journalisten, bureaucraten en politici als ‘handelaren in tweedehands ideeën’. Een onhandige kritiek, want wat is De intellectuele verleiding anders dan een slecht geschreven agglomeratie van tweedehands ideeën, die Bolkestein bijeen gesprokkeld heeft uit secundaire literatuur? Nietzsche leest hij via Goudsblom, het Duitse idealisme en de Russische denkers via Isaiah Berlin, de hedendaagse Franse filosofie via Mark Lilla, en de vitalisten en futuristen via Paxton. Het lijkt erop dat Bolkestein bijna geen enkele auteur zelf heeft gelezen.

Als Bolkestein wel iets direct van de bron heeft, loopt het helemaal spaak. Neem Rousseau, een sleutelfiguur in het boek. Rousseau is volgens Bolkestein tegelijkertijd een figuur van de ‘rationele’ Verlichting en van de ‘irrationele’ Romantiek, tegelijkertijd een totalitair denker die het sovjetcommunisme heeft ingeleid, maar vervolgens toch ‘eigenlijk een soort conservatief’ die wars is van vernieuwing en hecht aan het eigendomsrecht. De talloze fouten in de beschrijving van de denkbeelden van Rousseau zal ik maar niet noemen. Belangrijker is dat het boek gebouwd is op een aantal kinderlijk simplistische dichotomieën (rationeel versus irrationeel, praktijk versus theorie, behoud versus revolutie) waarvan er bij nadere inspectie geen enkele blijkt stand te houden.

Het ergste is nog dat zijn praktische ideeën over politiek lijden aan hetzelfde euvel. We lezen dat de beweging van ’68 de fout heeft gemaakt zich zowel tegen de vrije markt als de bureaucratie te keren. De twee gaan niet samen, het is of de vrije markt of de bureaucratie, wordt ons verteld door de man die aan het hoofd heeft gestaan van de duizenden bureaucraten van de Europese Commissie die vorm geven aan de Europese markt. Met hetzelfde soort ideologische simplisme pleit Bolkestein tegen protectionisme, en stelt hij vrijhandel verantwoordelijk voor de groei in Azië. Terwijl de algemene lezing toch is dat Azië juist door middel van hevig protectionisme groot is geworden. Spreekt hier de ervaring of zijn het de vermaledijde abstracte principes die volgens Bolkestein zo gevaarlijk zijn, ditmaal die van Hayek en Friedman?

Weerzin tegen de abstracte rede

Laat ik proberen af te sluiten met een antwoord op je vraag, Odile. Waarom heeft Bolkestein zo’n hekel aan intellectuelen? Essentieel hier is dat Bolkestein zich vooral verweert tegen de algemene geldigheid van ideeën, zoals je zelf ook al aanstipte:

Zij [de intellectuelen] hebben de neiging op basis van algemene beginselen en niet gehinderd door ervaring uitspraken te doen over tal van bijzondere onderwerpen, wat vaak ontaard in ijdel getheoretiseer dat het zicht op de werkelijkheid blokkeert. Vooropgezette ideeën beperken het waarnemingsvermogen.

Velen zouden zeggen dat ideeën het waarnemingsvermogen juist kunnen aanscherpen. Het conservatisme kenmerkt zich sinds Edmund Burke echter door een weerzin tegen de ‘abstracte rede’ en een beroep op (morele) intuïtie en praktijkervaring. Datzelfde beroep op intuïtie is ook de reden waarom het conservatisme weinig denkers van formaat heeft voortgebracht. Intuïtie heeft immers geen zorgvuldige onderbouwing nodig.

Dat deze stroming toch zo’n grote invloed heeft komt omdat de taal van het conservatisme veelal ook de taal is van het politieke en economische gezag. Omdat het complexe positiespel in die kringen meer gebaat is bij intuïtie dan bij algemene principes. Omdat het conservatieve beroep op de autoriteit van ouderdom, eigendom en intuïtie betekent dat het gezag zich niet hoeft te legitimeren. Bolkestein is een man van die wereld, zijn macht en zijn intelligentie zijn gelegen in zijn intuïtie. De grootste bedreiging van zijn autoriteit ligt in de wereld van abstracte principes en idealen. En bij de mensen die zich nog buiten het institutionele positiespel bevinden, in het bijzonder jongeren. Waarschijnlijk is dat de reden voor zijn rancune richting intellectuelen en zijn wantrouwen richting de jeugd. Aan ons de taak om erop toe te zien dat zijn zorgen gerechtvaardigd zijn.

Vriendelijke groet,

Merijn Oudenampsen

Links

Bert Bakker, Amsterdam, 2011
ISBN 9789035136670
310p.

Geplaatst op 29/12/2011

Naar boven

Reacties

  1. J.Z. Herrenberg

    Failliete gerontocraten die de toekomst willen ‘occupyen’ – wat een bedroevend schouwspel. Maar al is de gerontocraat nog zo snel, de dood en een leger levenden achterhalen hem wel.

    Beantwoorden

  2. Samuel Vriezen

    Heynders en Oudenampsen hebben een mooi kritisch tweeluik geschreven over een boek dat ik zelf ook een tijd in huis heb gehad, en dat me verbaasd heeft door zijn toon van onbekommerde intellectuele arrogantie. Kant even in een pagina samenvatten, de kapitalisme-kritiek van de complete Frankfurter school wegwuiven door alleen maar te zeggen dat die niet klopt, dat soort dingen.
    __
    Uit deze recensies blijkt nu een duidelijke visie op de achtergrond van de intellectuele stellingname van Bolkestein. Maar die leidt bij mij wel nog tot een tweede vraag. Namelijk, waarom zou Bolkestein eigenlijk überhaupt deze intellectuele arena – waarin hij kennelijk een enorme stuntel is – kiezen, waarom moet hij eigenlijk zo nodig zich tegenover de intellectuelen bewijzen? Hij had zijn punt toch ook op een veel dommere, gezonder-verstand-achtiger manier (a la Bosma misschien?) kunnen maken. Zonder die halve pagina samenvatting van Kant zeg maar.
    __
    Het lijkt een soort gespletenheid te zijn, die diep ligt, misschien voor de hele VVD geldt. Zie bijvoorbeeld ook het kunstbeleid van Zijlstra. Daar heeft Bolkestein zich tegen gekeerd (maar zonder aan die stellingname de minste consequentie te verbinden), terwijl op zijn beurt Zijlstra Bolkestein heeft genoemd als belangrijkste voorbeeld en motivatie om zelf in de politiek te gaan. Er zit iets schizofreens in de houding van onze liberalen tegenover het intellectuele. Oppervlakkig respect gekoppeld aan praktische vijandschap.
    __
    Dan nog, waarom wil Bolkestein zo graag het hol van de leeuw in? Wat bewijst hij ermee? Dat hij tenminste het debat zoekt? Dat heeft iets weg van een intellectuele tegenhanger van de eindeloze proefballonnetjes die politici tegenwoordig steeds oplaten: maakt niet uit wat je zegt, als er maar stof opwaait. Of is het wellicht ook iets masochistisch, dat er een soort heroïek in zit om als op van jut te dienen, mocht er inderdaad een pertinente kritiek verschijnen? Is Bolkesteins onbeholpenheid misschien te lezen als performatief argument?
    __
    En een tweede vraag is waarom iemand als Bolkestein, ondanks zijn klaarblijkelijke intellectuele middelmatigheid, binnen het publieke debat toch steeds weer ontvangen wordt als een intellectueel binnen de politiek. Bij veel eerder verschenen kritieken was de indruk dat het boek echt werd gevierd als een (ondanks eventuele tekortkomingen) belangwekkende bijdrage aan het debat. Ik vraag me af of dit misschien typisch is voor de manier waarop Nederland met het begrip “intellectueel” zelf omgaat – je krijgt soms de indruk dat de drempel om je als zodanig te mogen afficheren in dit land werkelijk niet heel erg hoog ligt. Alsof het hebben van een bepaald soort air en een zekere maatschappelijke positie voor het publieke debat al genoeg is, en een achterliggende strenge conceptuele analyse niet vereist. Waarom is dat toch?

    Beantwoorden

  3. merijn oudenampsen

    Hoi Samuel,

    het is een terechte vraag, die je niet kan ontkomen bij het lezen van het boek. Waarom, als je zoveel moeite hebt met intellectuelen, ze proberen te imiteren? Ik heb die vraag proberen te vermijden omdat het antwoord alleen geleverd kan worden door te gaan psychologiseren. Uit andere portretten van Bolkestein blijkt duidelijk dat hij altijd al een voorliefde heeft gehad om tijdens de borrel te filosoferen en zich voor te doen als intellectueel. Het lijkt logisch om aan te nemen, dat de man zich tekort gedaan voelde door sommige kringen en zich nu eens flink wilde revancheren. Maar goed, tegelijkertijd zit er natuurlijk een politieke agenda achter. De rechtse zakenman die de linkse intellectuelen wel eens zal laten zien dat zijn praktische intelligentie superieur is aan hun theoretische gewauwel. Ik weet niet of je Mulisch zijn tekst kent: links heeft idealen, rechts heeft belangen:

    “Links heeft meningen. Rechts heeft belangen. Links moet meningen hebben omdat het geen belangen heeft. Rechts kan het stellen zonder meningen omdat het belangen heeft. Links heeft zijn mening als belang. Rechts heeft zijn belang als mening. Links is daarom te goeder trouw. Rechts is daarom te kwader trouw.”

    Bolkestein zijn boek is een aanval op de meningen en een verdediging van de belangen.

    Verder is Nederland, in tegenstelling tot Frankrijk, Duitsland of Engeland geen land van filosofen of theoretici, of intellectuelen. Huizinga had het daar al over in de jaren dertig. (En het is illustratief dat de boeken van Huizinga bijna nergens meer te krijgen zijn). Ik heb net het lijstje bekende personen uit 2011 gelezen in de NRC. Allemaal tv en society types. De bekendheid van een persoon is daarbij belangrijker dan wat deze te zeggen heeft.

    Bij Bolkestein speelt ook mee, dat hij politiek gezien enorm invloedrijk is geweest en een hele generatie nieuw rechtse politici en intellectuelen heeft opgeleid. Kinneging, Livestro, Wilders, de Leidse Burkeanen.

    Beantwoorden

  4. J.Z. Herrenberg

    Ik kan Mulisch beamen.

    I wil er nog aan toevoegen – rechts is verenigd door de wil tot (het behoud van) bezit, en links altijd verdeeld, omdat het de droom van verandering wakker houdt – over de weg naar het paradijs is het goed twisten.

    Beantwoorden

  5. Heynders

    Dat Nederland in tegenstelling tot Frankrijk, Duitsland of Engeland geen land is van filosofen, theoretici of intellectuelen is te makkelijk gezegd. Elk van deze landen heeft een specifieke intellectuele habitat: in Frankrijk noemt men zich al gauw een intellectueel en kan iemand als BHL die rol als een popstar met invloed spelen. In Engeland heeft men het begrip lang vermeden, maar zijn er altijd al schrijvers en academici geweest die hun meningen verkondigen (zie de Top 300 Intellectuals die the Guardian in mei 2011 publiceerde). In Duitsland noemen schrijvers zich niet expliciet intellectuelen, maar schrijven zij met kennis over politiek, denk aan H.M. Enzensberger, die zich meer kritisch met Europa heeft bezig gehouden dan onze eigen Harry Mulisch ooit heeft gedaan. Het intellectuele klimaat in Nederland is vooral versnipperd: er zijn uitstekende columnisten (veelal academici: Heijne, Schinkel, Sanders, Zwagerman, Februari, Dijkgraaf) maar ze gaan te weinig een dialoog aan met elkaar. En ze debatteren al helemaal niet met politici, die inderdaad in de lijn van Bolkestein zich alleen maar bezighouden met praktische kwesties en niet met visie en reflectie. Met het intellectuele klimaat is in Nederland minder mis dan met het politieke. Daarom is men zo welwillend als een oude politicus in ieder geval moeite doet te laten zien waar zijn denkbeelden vandaan komen.

    Beantwoorden

  6. merijn oudenampsen

    Beste Odile,

    ik ben het met je eens dat er minder mis is met het intellectuele klimaat dan met het politieke, maar het politieke klimaat is er dan ook dermate slecht aan toe.. Ik weet eerlijk gezegd niet hoe veelzeggend die vergelijking is.

    Verder ben ik het helemaal eens met het idee dat de versnippering in Nederland een van de grootste obstakels is. Ik was me tot voor kort bijvoorbeeld helemaal niet bewust van het bestaan van deze website waar ik dit commentaar nu schrijf. De literaire bladen lijken een wereld op zichzelf te vormen, en dat geldt evenzeer voor de andere culturele subvelden zoals theater, filosofie, moderne kunst… In al deze werelden in het klein is nog steeds een conceptie van autonomie actief, die een bredere dynamiek belemmert. Daarom denk ik dat Jacq Vogelaar zijn oproep aan cultuurmakers actueler dan ooit is. Laten we ontsnappen uit het reservaat.

    Beantwoorden

  7. Saskia Pieterse

    Beste Merijn en Odile,

    Mooie dialoog, inderdaad, heldere stukken. Ik weet niet of ik de moed nog ga vinden het boek zelf te lezen.

    In het overzicht van Bolkensteins carrière mag deze toch ook niet ontbreken: http://www.groene.nl/2007/20/vuile-handen

    Hieruit:
    “Ook de Nederlandse overheid is bij de dodelijke leveranties betrokken. Nederlandse bedrijven werkten niet bepaald in een vacuüm. Het ministerie van Economische Zaken heeft zijn uiterste best gedaan de lijst met chemicaliën die niet naar Irak mochten worden uitgevoerd zo kort mogelijk te houden. Daarover ontspon zich in 1984 een felle strijd met het departement van Buitenlandse Zaken. Een zwarte hoofdrol aan de zijde van EZ werd vertolkt door vvd’er Frits Bolkestein, destijds staatssecretaris voor Buitenlandse Handel.

    In april vorig jaar wijdde het vpro-radioprogramma Argos twee uitzendingen aan de kwestie. Frank Slijper deed voor Argos onderzoek naar de chemicaliënleveranties door Nederlandse bedrijven aan Irak in de jaren tachtig. Daartoe deed hij een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur. Vorige week, vlak voor de veroordeling in hoger beroep van Van Anraat, publiceerde Campagne tegen Wapenhandel het rapport Nederland en de chemische wapens van Irak, een uitwerking van het Argos-onderzoek, aangevuld met materiaal dat pas na de uitzendingen door het ministerie werd vrijgegeven. Tezamen met de Argos-afleveringen uit april 2006 schetst het rapport een onthutsend beeld van de dubbele moraal die de Nederlandse overheid hanteerde.’

    Ik snap wel dat zo’n politicus niet veel op heeft met “algemene beginselen”.

    Beantwoorden

  8. Samuel Vriezen

    “Het intellectuele klimaat in Nederland is vooral versnipperd: er zijn uitstekende columnisten (veelal academici: Heijne, Schinkel, Sanders, Zwagerman, Februari, Dijkgraaf) maar ze gaan te weinig een dialoog aan met elkaar.”

    Beste Odile, wellicht is juist dit het hele probleem. Daarmee krijgt de kwaliteitsdiscussie nooit meer reikwijdte dan de paar woorden die een column mag hebben. Dat zet een stevige bovengrens aan de kwaliteit van de concepten die in de discussie kunnen worden ontwikkeld – wat, speaking of Zwagerman, De Speld toevallig juist vandaag mooi illustreert:

    http://www.speld.nl/2012/01/05/zwagerman-accepteert-leerstoel-maatschappelijke-duiding/

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.