Poëzie, Signalement

Het onvangbare in woorden vatten

De wereld is weer plat, ja

De poëzie van tegenwoordig

Guus Middag

In ruim tweehonderd pagina’s, twintig gedichten en twintig stukken de vraag stellen wat maakt dat bepaalde gedichten je raken. Dat doet Guus Middag in De wereld is weer plat ja. De poëzie van tegenwoordig, een bundel vol hedendaagse poëziebeschouwingen. Middag onderwerpt gedichten uit het nieuwe millennium, van ‘Queeste’ door Mieke van Zonneveld tot ‘Summum Bonum’ door Mustafa Stitou, en van Katinka Poldermans ‘H2O’ tot Annemarie Estors ‘Vuurdoorn me’, aan een grondige lezing. Aandachtig neemt hij het gedicht van begin tot eind door om te weten te komen waarom deze gedichten hem, ook bij herhaaldelijke lezing, fascineren. In die zin is de keuze voor de gedichten intens persoonlijk. Ik was dan ook nieuwsgierig naar wat zijn lezingen zouden blootleggen en hoe hij zijn geraakt zijn in analyses en interpretaties zou verklaren.

Door de titel en ondertitel van de bundel, ontleend aan het eigenwijze en eigenzinnige hiphopcollectief De Jeugd van Tegenwoordig en hun hit ‘Sterrenstof’ (2010), word ik bij aanvang van de bundel even op het verkeerde been gezet. In eerste instantie krijg ik de indruk dat ook hiphop een prominente rol in de bundel krijgt en dat Middag verschillende rapteksten als poëzie zal analyseren en interpreteren (zoals Adriaan van Dis doet in het DWDD-item ‘Adriaan Dist’ en zoals ik in mijn eigen onderzoek doe). Verrassend en leuk, denk ik direct. Na het zien van de achterflap bekoelt mijn enthousiasme een beetje vanwege de frase ‘er zijn ook hiphoppers bij’, omdat die term doorgaans wordt gebruikt door mensen die weinig over hiphop weten en niet door de artiesten zelf, of hun (overwegend) jonge publiek. Het valt me echter vooral tegen dat wanneer ik de bundel doorblader, die ‘hiphoppers’ waar de beide titels van de bundel nota bene op gebaseerd zijn, maar uit één groep blijken te bestaan. Middag analyseert in die categorie namelijk enkel de lyrics van de hit ‘Sterrenstof’. Waarom bespreekt Middag bijvoorbeeld Ronnie Flex niet, die de Popprijs 2018 won omdat hij volgens de jury ‘tekstueel op eenzame hoogte staat’ in de Nederlandse rapgame? Waarom komen de teksten van Yung Nnelg, Dave Budha en Ray Fuego niet voor in de bundel? Waar zijn S10, Akwasi, Fresku en Ares? En horen poetry slammers, haiku-makers en Instadichters niet ook thuis in de ‘poëzie van tegenwoordig’? De titel moet nu een soort nieuwe, brutale kijk op de poëzie voorstellen, op de werkelijkheid zelfs. Nauwer bezien lijkt de keuze vooral een manier te zijn om poëzie als ‘hip’ te presenteren, en om een jong publiek aan te spreken van wie we weten dat het nu eenmaal eerder de poëzie van De Jeugd consumeert dan die van de dichters die in de bundel wél uitvoerig worden besproken.

Benieuwd naar Middags bespreking van ‘Sterrenstof’, lees ik die als eerste – want de stukken kunnen prima in een willekeurige volgorde gelezen worden – en ik ben aangenaam verrast. Middag toont zich een gewillige leerling en laat zien dat hij, gewapend met Het Handboek der Jeugd (2011), beschikt over een scherpzinnigheid die past bij de manier waarop de raptekst in eerste instantie door de hiphopartiesten is geformuleerd. Zijn nieuwsgierige houding resulteert in een uitstekende interpretatie van de rap, waarin onder andere aandacht is voor de ambiguïteit van het woord uit de titel, ‘sterrenstof’, dat refereert aan cocaïne, aan stof tot nadenken voor beroemdheden die vergeten zijn waar ze vandaan komen en aan het stof waaruit mensen bestaan. Met die kennis signaleert Middag een vorm van complexiteit in een ogenschijnlijk simpel taalspel:

Fur [een van de rappers] stelt zich omhoogkijkend voor dat hij ooit ‘deade’ zal zijn. ‘Deade’, ‘dood’, is straatttaal; opnieuw een anglicisme, afgeleid van ‘dead’. Hoe zal het zijn als hij ooit niet meer in leven is? Dan zal hij misschien, zoals al heel lang en in verschillende culturen wordt gedacht, een plaatsje aan de hemel krijgen, als ster tussen alle andere sterren. Er zal dan niets meer van hem overblijven dan wat sterrenstof, het materiaal waarvan wij volgens de inzichten van de sterrenkunde gemaakt zijn. Sterrenstof zijn wij en tot sterrenstof zullen wij weerkeren.

Zulke treffende observaties staan niet op zichzelf, maar zijn exemplarisch voor de scherp geformuleerde inzichten in Middags bundel. Met name de religieuze verwijzingen (zoals de parallellen met het Bijbelse Hooglied in Roelof ten Napels’ ‘Nacht’ en de verwijzingen naar een oud en nieuw scheppingsverhaal in Radna Fabias’ ‘Exorcisme’ en in Hagar Peeters’ ‘Vannacht kwam ik mijn ouders tegen’) ontsnappen doorgaans niet aan Middags oog en worden prachtig uitgelegd, voor zowel leken als kenners:

En als je er zo naar kijkt, zie je ook even een ander, ouder gegeven door dit verhaal heen schemeren. Die twee verliefden op straat – en daar tegenover de eenzame dichter-dochter die hen met enige jaloezie bekijkt, hun toekomst kan lezen, een vermanende vinger kan heffen: dat heeft wel iets van het oeroude verhaal van Adam en Eva in de Hof van Eden, toen ze nog gelukkig waren – en een God die zijn schepping beziet, met enige argwaan, en hen waarschuwt om niet te eten van de verboden vrucht. Wij weten hoe het afloopt. Het is na te lezen in het bijbelboek Genesis. De zondeval. De verdrijving uit het paradijs. En God blijft eenzaam achter.

Middag ondersteunt zijn beschouwingen met vergelijkingen met andere teksten, parallellen met andere gedichten en met biografische informatie die op een zinvolle manier is ingezet. Zijn taal is begrijpelijk maar bloemrijk en zijn interpretaties zijn zeer volgbaar. Naast Het Handboek der Jeugd – ik zou hem trouwens ook Het Smibanese Woordenboek (2019) aanraden – gebruikt hij onder andere de Van Dale, het Letterkundig Lexicon en het Etymologisch Woordenboek en contrasteert hij de betekenis van de woorden die hij daar tegenkomt met wat hij daadwerkelijk in het gedicht ziet gebeuren. In zijn laatste beschouwing, van ‘Idylle’ door Ilja Leonard Pfeijffer, komt Middag daardoor tot zijn uiteindelijke karakterisering van dit gedicht, dat ‘niet [is] wat het zegt te zijn: een idylle. Het is een curieus mengsel van doordachte poëzie en een vertelling in spreektaal, van een sprookjesverhaal en een smartlap. Het lijkt een innerlijke monoloog, maar het heeft ook iets van een bevlogen toespraak.’ Deze vorm, gecombineerd met de thematiek van het gedicht, roept volgens Middag onherroepelijk op tot inhoudelijke vragen over de verantwoordelijkheid van de mens in tijden van onmenselijkheid. Middag neemt de lezer al denkend en associërend mee in zijn stap voor stap opgebouwde analyses en interpretaties.

Bij tijden zijn de keuzes echter ook minder helder en blijft het onduidelijk waarom Middag op het ene detail uitgebreid ingaat en op het andere, misschien zelfs boeiendere detail, niet. Dat er geen ruimte is om ál die keuzes toe te lichten is begrijpelijk, wel geeft het mij soms het gevoel dat Middag dingen laat liggen. In zijn bespreking van ‘Côte d’Azur’ van Quirien van Haelen, een gedicht dat bijna volledig bestaat uit een opsomming van vrouwennamen, zegt hij bijvoorbeeld niets over de inhoudelijke betekenis van het feit dat de twee groepen namen door een witregel van elkaar gescheiden worden. Werd de ik-figuur wellicht verliefd, gedumpt, en moest de strooptocht daarom gepauzeerd worden tot het volgende jaar, waarin hij of zij wel een sonnet vol zou kunnen maken met de namen van zijn of haar veroveringen? Vooral in Middags bespreking van ‘Vergadering’ van Rodaan Al Galidi lijkt veel te ontbreken. Middag thematiseert enkel Al Galidi’s observaties over wat een Nederlander is of doet, maar duidt ze niet. Hierdoor lijkt het alsof dit korte gedicht minder om uitleg vraagt dan de andere, langere gedichten in de bundel, terwijl het juist grote thema’s als individualisme en nutsdenken analyseert.

Hier komt het ‘geraakt zijn’ als selectiecriterium om de hoek kijken. Niet alleen van de gedichten die in de bundel zijn beland, maar ook van de elementen die Middag uitlicht. Janita Monna merkt in haar recensie in Trouw treffend op wat ik daar ook bij voel: dat het geraakt worden niet genoeg aandacht krijgt. Hierdoor blijven de diepgravende analyses op dat specifieke punt op de oppervlakte. ‘Wanneer werd je dan geraakt?’, noteerde ik tijdens het lezen, ‘Wat voelde je toen je dit las, hoe werd je wereldbeeld veranderd en hoe strookt die verandering met de lezing die je nu presenteert?’ De kunst is om de antwoorden op die vragen tussen Middags regels door te lezen. Wanneer dat lukt en die antwoorden samenkomen met dat wat ik als lezer in het gedicht zie, of wanneer die antwoorden mijn ideeën of gevoel juist uitdagen, ben ik geroerd. Dat lukt bijvoorbeeld in de duiding van de volgende zin uit ‘H2O’ van Katinka Polderman: ‘En denk: mijn verdriet is geen heel gek geval, een ander die huilde mijn tranen vast al’. Daarover schrijft Middag dat daar ‘toch een grote troost en relativering van uit[gaat], van de gedachte dat die verdrietige, in eenzaamheid gehuilde traan al eerder zo veel andere gedaanten heeft aangenomen’. Mooi vind ik zowel dit gedachtegoed, dat in het gedicht zit en je raakt, als de manier waarop Middag dat met zijn eigen, opnieuw ontroerende formulering weet bloot te leggen. Een ander succesvol moment is wanneer Middag de regel ‘Maar soms zie ik het water nog. Het vreemde licht. Dat kinderhandje voor het raam.’ uit Ester Naomi Perquins gedicht ‘Terug’ vertaalt als ‘een geruststellende groet van gene zijde’. Soms lukt het Middag dus, en dat is bijzonder, om het onvangbare van een gedicht in woorden te vatten.

Middag slaagt er dus in om uit te leggen waarom een gedicht fascineert, intrigeert en blijft boeien, ook na de zoveelste lezing, maar de momenten waarop zijn gevoel bij een gedicht in de verwoording van zijn lezing manifest wordt, zijn schaars. Als lezer wil je echter, los van de keuzes die Middag maakte tijdens het selecteren en analyseren, vaker weten wat hem zo geraakt heeft in de gedichten, opdat je ook zelf geraakt kunt worden.

Recensie: De wereld is weer plat, ja. De poëzie van tegenwoordig van Guus Middag door Aafje de Roest.

Van Oorschot, Amsterdam, 2019
ISBN 97890282921982
208p.
Prijs: 22,50
Meer info: vanoorschot.nl/oorshop/de-wereld-is-weer-plat-ja/ p.

Geplaatst op 13/01/2020

Tags: 2019, Aafje de Roest, Annemarie Estor, De Jeugd van Tegenwoordig, Ester Naomi Perquin, Guus Middag, Hagar Peeters, Janita Monna, Katinka Polderman, Mieke van Zonneveld, Quirien van Haelen, Rodaan Al Galidi, Roelof ten Napel

Categorie: Poëzie, Signalement

Naar boven

Reacties

  1. Michiel van Hunenstijn

    ‘Een ander succesvol moment is wanneer Middag de regel ‘Maar soms zie ik het water nog. Het vreemde licht. Dat kinderhandje voor het raam.’ uit Ester Naomi Perquins gedicht ‘Terug’ vertaalt als ‘een geruststellende groet van gene zijde’.
    ‘Een geruststellende groet van gene zijde’? Maar uit het hele gedicht’Terug’ van Ester Naomi Perquin, blijkt dat het juist gaat over:

    Het gebeurt niet als ik slaap maar bij de dagelijkse dingen.
    Ergens in de supermarkt, als ik de mayonaise pak.
    Kinderhandje, autoraam.

    Ik weet dat ik niet schuldig ben. Ik heb mijn best gedaan.
    Het was secondewerk dat uren duurde
    en dit viel buiten mijn bereik.

    Het vreemde is dat in mijn hoofd altijd het lampje brandt
    als ik naar binnen kijk. Terwijl dat niet zo was.
    Alles muurvast, naar voren gekanteld.

    Hoe lang zijn je armen als het er werkelijk toe doet?
    Iemand zei: wie je niet redt blijft je langer bij
    dan hele rijen op het droge.

    Dat zal ook wel zo zijn. Niemand die mij iets verwijt
    en niemand die iets vraagt. Het is je baan.

    Maar soms zie ik het water nog. Het vreemde licht.
    Dat kinderhandje voor het raam.

    De gedichten in Lange armen zijn ontstaan omdat ik alles mocht vragen. Van inhoudelijke bemoeienis, laat staan censuur, is nooit sprake geweest.
    In bovenstaand gedicht zijn de Lange armen te kort. De agent(e) die sprekend is opgevoerd, zag een auto te water en kon niets doen. Het gebeurt bij de dagelijkse dingen. Ergens in de supermarkt. […] Soms zie ik het water nog. […] Dat kinderhandje voor het raam. […] Iemand zei: wie je niet redt, blijft je langer bij dan hele rijen op het droge.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.