Proza, Recensies

Papzak van anderhalve kilo

De gewichtlozen

Valeria Luiselli (vert. Merijn Verhulst)

Schrijven, veronderstel ik, is een veredelde vorm van liegen. De waarheid of waarachtigheid van wat wordt verteld is niet van belang. Men creëert spoken, figuren met en zonder gezicht. Metzondergezicht is ook de naam van het spook waarnaar het kind van de vertelster van De gewichtlozen op zoek gaat, terwijl zij intussen zelf in de metro, in de stad, in haar herinneringen en in de literatuurgeschiedenis haar eigen spoken najaagt. Van het nutteloze verzinnen van situaties en zelfs van volledige levens kan een helende, troostende, bevrijdende werking uitgaan. Spoken, gewichtlozen, zijn aan niets of niemand gebonden. Ze verschijnen plots, alsof het een spel is, en verdwijnen dan weer even snel.

Luiselli: een nieuwe Latijns-Amerikaanse boom

Met de essaybundel Valse papieren (Papeles falsos 2010, Nederlandse vertaling 2012) stormde de jonge Mexicaanse schrijfster Valeria Luiselli (1983) vier jaar geleden de literatuur binnen. Een jaar later volgde De gewichtlozen (Los ingrávidos, 2011), haar romandebuut – of in elk geval wordt het boek op de titelbladzijde ‘roman’ genoemd. Beide boeken zijn intussen door Merijn Verhulst in het Nederlands vertaald.

De overtrokken hoerastemming na Valse papieren doet me onvermijdelijk de wenkbrauwen een beetje fronsen. NRC Handelsblad sprak over ‘een van de beste boeken van het jaar’, Cees Nooteboom (die het voorwoord schreef) noemde het boek ‘betoverend’ en Wim Brands sprak over ‘een onbetwist meesterwerkje’. In de internationale pers werd het boek onder meer ‘zo goed als perfect’ genoemd. Luiselli zou ‘een van de grootste beloftes van de Mexicaanse literatuur’ en ‘het enfant terrible van de Mexicaanse letteren’ zijn. Op de kaft van haar bij uitgeverij Karaat vertaalde boeken wordt de schrijfster groot afgebeeld als een aantrekkelijke, intelligente, melancholische en furieuze vrouw, met een wat gelige huid, donker haar en mannelijke wenkbrauwen. Haar al even donkere ogen kijken strak naar een punt in de verte. Tussen haar lippen balanceert een enigszins fallische zelfgedraaide sigaret, als wil ze er een statement mee maken.

Beeldvorming dus. Het staat buiten kijf dat Valse papieren een intelligent boek van uitzonderlijke stilistische kwaliteit is, maar het gemak waarmee de mengvorm van fictie en essayistiek die Luiselli daarin bedrijft vernieuwend en hoogst origineel is genoemd, getuigt niet van veel zin voor nuance of een grote kennis van de literaire geschiedenis. De gewichtlozen bevat een grappige passage waarin Luiselli hiermee zelf de spot drijft. Het naamloze hoofdpersonage werkt in New York op een kleine uitgeverij als lectrice en vertaalster, en moet van haar werkgever, White, op zoek naar Latijns-Amerikaanse schrijvers die een vertaling waard zijn. White is ervan overtuigd dat er na het succes van Roberto Bolaño een nieuwe Latijns-Amerikaanse boom zit aan te komen, en die wil hij uiteraard niet missen.

Vele levens

‘Alles begon in een andere stad, in een ander leven, een leven voor dat van nu maar na dat andere’, schrijft Luiselli op de eerste pagina van haar romandebuut. De gewichtlozen is een verhaal over vele levens en vooral over de mogelijkheid en/of onmogelijkheid, meerdere levens te leven.

Er zijn twee vertellers. De eerste is een naamloze schrijfster van wie we alleen maar met zekerheid weten dat ze toen ze jonger was sterke, smalle benen had, en dat ze nu getrouwd is en twee kinderen heeft, van wie er een nog een baby is. Haar echtgenoot schrijft filmscripts en zijn volgende project zal plaatsvinden in Philadelphia. Er is in haar huis een nieuwe koelkast, een nieuw nachtkastje, er zijn nieuwe planten in keramieken potten. Maar helemaal gelukkig lijkt ze niet. Ze wil een roman schrijven, maar dat valt haar zwaar aangezien de drukte van het gezinsleven haar geen ademruimte biedt. Dus mijmert ze over een vorig leven, toen ze in New York woonde, in een uitgeverij werkte, en een bohemienachtig bestaan leidde. Ze woonde in een groot, bijna leeg appartement, maar kwam er haast nooit. Ze hield ervan te verdwijnen, en kon dat heel makkelijk doen. Niemand wachtte op haar. Haar favoriete plekken waren begraafplaatsen, parken en zolders, plekken die je met een woord uit Valse papieren ‘relingo’s’ zou kunnen noemen, open plekken in het hart van de stad, waarvan een haast metafysische kracht uitgaat. Op een dag vond ze in de bibliotheek een brief van de Mexicaanse dichter Gilberto Owen (1904-1952), waaruit bleek dat hij ooit geleefd had in de buurt van haar eigen woning. Ze ging op zoek naar deze plek, vond er een verlaten zolder waar ze het werk van Owen las, en raakte in de ban van deze tragische figuur. Fictie en realiteit begonnen op een gevaarlijke manier door elkaar te lopen. Ze maakte een vervalste versie van zijn werk en kreeg haar uitgever zover dat hij die ook wilde uitgeven. Intussen meende ze Gilberto’s gezicht in op de metro te zien, en vertelde ze vrienden dat ze een foto van hem had gemaakt (al was hij intussen een halve eeuw geleden gestorven). Uiteindelijk kwam het bedrog uit, moest ze de uitgeverij, de stad en dat leven verlaten. Ze huwde met een nuchtere man. Finaal besluit ze in haar nieuwe leven een gefictionaliseerde versie te schrijven van het verblijf van Gilberto Owen in New York.

Gilberto Owen, de modernistische dichter van wie sprake is, heeft werkelijk bestaan, al zullen weinig Nederlandstalige lezers hem kennen (ik kende hem evenmin), en al is het in feite ook niet van belang. Hij is de tweede verteller van de roman. Op het einde van zijn leven, wanneer zijn alcoholverslaving hem zwak en blind heeft gemaakt, probeert hij in Philadelphia (waar ook de echtgenoot van de vertelster naartoe reist) een roman te schrijven over een dame die precies beantwoordt aan alle gegevens die we intussen van de vertelster hebben. Deze vrouw moet (zoals de gehuwde schrijfster, en ook zoals de blinde excentriekeling Homer Collyer, met wie Gilberto soms praat) iemand zijn ‘die voor altijd in een huis opgesloten zit – of in een metrostel, dat komt op hetzelfde neer’) en die met haar spoken converseert. Ze zou obsessief bezig zijn met een imaginair leven van haar echtgenoot, tot ze er gek van wordt en hem er ook gek mee maakt.

Zo ontstaat een intrigerend spiegelpaleis. Een vertelster schrijft over Gilberto, en die schrijft weer over deze vertelster. Met korte fragmenten weeft Luiselli uit de elkaar overlappende, aanvullende en tegensprekende verhalen een moeilijk ontwarbaar web van associaties, dat de lezer verplicht om zelf zeer actief te lezen, mee te denken, mee te associëren, het verhaal mede te construeren. Schrijven, had ze al in Valse papieren opgemerkt, is ‘het achterlaten van relingo’s in de taal’. In De gewichtlozen schrijft de vertelster dat ze op zoek is naar ‘een structuur die vol zit met gaten, zodat het altijd mogelijk is een plekje op de pagina te vinden, de pagina te bewonen.’

Een spook dat ik soms in de metro zag

Er is een zeer beroemd gedicht van Ezra Pound, dat hij schreef toen hij in New York op de metro stond te wachten, en ineens het gezicht van een gesneuvelde vriend meende te zien. Pound schreef na deze mystieke ‘verschijning’ meer dan driehonderd dichtregels, die hij vervolgens bijna allemaal schrapte, tot een tekst overbleef die even vluchtig en huiveringwekkend was als wat hij op dat moment had meegemaakt:

The apparition of these faces in the crowd;
Petals on a wet, black bough.

In De gewichtlozen speelt dit gedicht een belangrijke rol. Nadat haar uitgever de achtergrond van dit gedicht heeft verklaard, ziet de vertelster het gezicht van Gilberto regelmatig in de metro verschijnen. Ook hij ziet haar gezicht in de metro, en op een keer ziet hij zelfs een dame die op haar lijkt zijn eigen werk lezen (of dat kunnen we tenminste veronderstellen). Op andere momenten wordt Pound ineens waargenomen, of toch weer niet. Bovendien heeft Gilberto de gewoonte, zichzelf telkens wanneer hij de metro neemt te wegen op een weegschaal in het metrostation onder 116th Street, waar hij tot de vaststelling komt dat hij ondanks het feit dat hij steeds dikker wordt gewicht verliest. Op den duur is hij nog slechts een papzak van anderhalve kilo.

De metro is in De gewichtlozen een soort transcendentale ruimte waar de personages in hun poging om de beperkingen van hun eigen leven los te laten, in fantasieën kunnen vluchten. Het is de overgang naar de fictie, de vrijheid, de tijdloosheid, de leugen, de gewichtloosheid. Het is de plek waar iedereen vele levens leidt en vele doden sterft (maar nadien als spook doorleeft), waar personages elkaar over de grenzen van tijd en ruimte heen ontmoeten, heel even alvast.

Over de metro schrijft de vertelster dat die ‘met zijn vele haltes, zijn storingen, zijn plotse versnellingen, zijn verduisterde stukken, zou kunnen optreden als een tijdschema’ voor haar roman over Gilberto Owen. Zo wordt de metro in De gewichtlozen niet slechts een interessant leidmotief, maar ook een structurerend principe. De fragmenten waaruit deze korte roman is opgebouwd, zijn kort, vluchtig, helder en huiveringwekkend als het gedicht van Pound over zijn gesneuvelde vriend.

Het nadeel van het type literatuur dat Luiselli schrijft, is het gevaar voor starheid en egotripperij. Een literaire puzzel is nog geen verhaal. Vertellingen vol commentaar over het vertelproces raad ik weinig mensen aan. Een enkele keer doet deze roman inderdaad nogal gezocht aan. Veel vaker brengt Valeria Luiselli met haar heldere, associatieve stijl een vorm van vervoering bij de lezer teweeg. Of dit boek vol minutieuze beschrijvingen, fascinerende beelden en soms nogal gezocht metaliterair commentaar volledig geslaagd is, weet ik niet. Intrigerend is het in elk geval.

 

Recensie: De gewichtlozen van Valeria Luiselli door Jeroen Theunissen

Links

Karaat, Amsterdam, 2014
ISBN 9789079770083
189p.

Geplaatst op 19/05/2014

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.