Proza, Signalement

Signalement: Vergeet de meisjes – Alma Mathijsen

Vergeet de meisjes

Alma Mathijsen

De kunst van verhalen vertellen verdwijnt, schrijft Walter Benjamin in ‘The Storyteller’ (1936). Met de komst van het nieuws, of breder: de informatiecultuur, geven snelheid, actualiteit en begrijpelijkheid de toon aan. Dat bemoeilijkt de aandacht die nodig is om naar een mondeling verhaal te luisteren. Vooral omdat storytelling, in Benjamins interpretatie, draait om raadgeving, wijsheid en ervaring. Een goed verhaal verklaart niet alles wat er gebeurt, maar laat de luisteraar mee interpreteren. Bovendien is storytelling duurzaam, ze kan generaties overleven zonder aan betekenis in te boeten. Informatie daarentegen is altijd al van uitleg voorzien en meestal niet in staat om het actuele ‘nu’ te ontstijgen. De luisteraar ‘ontvangt’ nieuws en is geen actieve deelnemer in het maken ervan.

In Vergeet de meisjes, na twee romans en een verhalenbundel het vierde boek van Alma Mathijsen (1984), openbaart hoofdpersonage Iris Kouwenaar zich als een traditionele verhalenverteller. Wereldberoemd geworden vanwege haar succesvolle debuutroman Antidote heeft Kouwenaar de pen nu neergelegd. Ze is achtendertig, behoorlijk ziek en leidt samen met haar jeugdvriendin Kay Idle een teruggetrokken bestaan in hun West-Friese geboortedorp Voorhorst. Tussen de twee vrouwen is de dynamiek even intiem als benauwend.

Zo scheert Kay de benen van Iris, geeft ze haar te eten en legt ze haar in bed. Iris vertelt haar in ruil daarvoor verhalen. Dat is niet afgesproken, het gebeurt zo. Enigszins misselijkmakend noemen ze elkaar ‘geitje’ en ‘paardje’, maar tegelijkertijd tonen de vrouwen een wederzijdse overgave die benijdenswaardig is, al blijft de grens tussen liefde en obsessie steeds penibel. ‘Functionerende kluizenaars’, zo omschrijft Kay hun leefwijze in haar notitieboek, ‘Wij duiken weg en hebben elkaar en de verhalen’.

Als Iris haar eerste verhaal aan Kay vertelt, weet ze niet dat er nog een toehoorder in haar slaapkamer is: de Amerikaanse journalist Fields. Verscholen in een kledingkast observeert hij de vrouwen door de scheef getimmerde latjes van de deur. Iris vertelt over de fa’afafine, bewoners van het eiland Samoa, een menssoort die ze omschrijft als ‘het derde geslacht’ en Kay vult aan: ‘het gender zonder gender’. Later praat Iris over Koreaanse zeevrouwen die minutenlang zuurstofloos duiken op zoek naar kokkels; ze zijn de visachtige kostwinnaars van hun gemeenschap.

Kay laat zich ongeremd meenemen in de verhalen. Ze stelt vragen, geeft commentaar en lijkt de fantasiewereld het meest nodig te hebben: als spiegel, ter bevestiging, maar vooral om haar eigen angst voor verlies te beheersen. Iris is haar houvast in een wereld die ze niet begrijpt, maar Kays aanhankelijkheid is van een rauwe en zelfs jaloerse soort. Ze verdraagt het slecht dat ze nooit een schrijver zal zijn als Iris, dat het bij zielige notities in een dagboek blijft:

Ik haat mijn metaforen. Ik haat dat ik nooit zal zijn zoals jij. Ik hoop dat je me ziet, dat ik mijn best doe […] Jouw hoofd is waar ik wil wonen.

Iris is haar raadgever, haar storyteller, maar in hun kleine wereld zonder ventilatie van buiten is het een beklemmende rolverdeling.

Journalist Fields brengt verandering in het vacuüm van Iris en Kay. Hij reist naar Voorhorst om Iris te interviewen over Antidote, haar magnum opus, maar dat interview komt er niet zomaar. Fields moet zich eerst langs Kay zien te worstelen die als Iris’ woordvoerder optreedt.

Mathijsen creëert een vermakelijke spanningsboog door Fields te introduceren als hij in zijn schuilplaats, de kledingkast, zit. Zeventig bladzijden lang blijft onduidelijk hoe Fields daar is beland. Op kluchtige wijze, iets met een omgevallen boom, onthult Mathijsen de situatie. Die vreemd-komische en soms wat ongemakkelijke schrijfstijl ligt haar goed. Bovendien is de keuze voor Fields als (ten dele) onzichtbare observator heel effectief. Door de ogen van Fields, die in eerste instantie niets moest hebben van de hype rondom Iris’ debuutroman, is het mogelijk om de vrouwen met enige distantie te leren kennen.

Toch transformeert Fields van observator naar participant en in dat proces raakt hij de rol van journalist langzaam kwijt. Benjamin parafraserend lijkt het alsof Fields de traagheid van Iris’ vertelcultuur, het tempo van de storyteller, absorbeert. Net als Kay wordt hij meegenomen in haar imaginaire verhalen en de leefwijze eromheen. Als hij uiteindelijk tegenover Iris komt te zitten, weet hij haar niets zinvols te vragen. Hij graaft in zijn gedachten, vraagt zich af waarom hij eigenlijk in Voorhorst is en concludeert: ‘Ik ben iemand anders geworden’.

Het DWDD-boekenpanel verkondigt op de achterflap dat je deze meisjes niet snel vergeet, en dat klopt ook wel. Mathijsen schreef een bijzondere roman, met name door de theatrale sfeer en de originele enscenering. Het fictieve dorpje Voorhorst, de drie eigenaardige karakters in een slaapkamer en een spannende ontsnappingsepisode – het is allemaal even verrassend als vermakelijk.

Toch blijkt bij een tweede lezing dat Vergeet de meisjes geen ontzettend diepgaand boek is. Zonder de spanning (waarom zit Fields in een kledingkast? wat voor man is dat eigenlijk? weten de vrouwen van hem af? wat voor relatie hebben die twee? hoe zal hun wereld veranderen nu Fields er is?), die bij een eerste lezing op het briljante af is, blijkt de inhoud wat dunnetjes. Zo spelen gender en seksualiteit wel een rol, maar blijven ze hangen op het niveau van feitelijkheden: Fields is homoseksueel, Kay valt op ‘geen van beiden’ en de verhalen van Iris gaan over ‘vrouwen die winnen’.

Er is geen kritische reflectie die het particuliere van de personages breder trekt, terwijl met name Fields als observator en verteller daar alle ruimte voor zou hebben. Helaas gebruikt hij zijn journalistieke onderlegdheid niet om iets anders te benoemen dan zijn meningen over Iris en Kay. Zo schippert hij wat onsubtiel tussen ergernis en sympathie voor Iris en geven de vrouwen hem aanleiding om hier en daar terug te blikken op zijn eigen leven.

Ook de vriendschapsthematiek had veelomvattender mogen zijn. Natuurlijk roept de relatie tussen Iris en Kay interessante vragen op over gangbare ideeën ten aanzien van liefde en vriendschap, maar het alternatief dat wordt geboden, is niet erg aantrekkelijk. In een poëtische brief die Iris aan Kay schrijft, blijkt dat er ook een andere periode tussen de twee vrouwen is geweest. Een tijd waarin ze dansten in de supermarkt, naar borrels gingen bij de uitgeverij en, als bij verliefdheid, elkaar oneindig veel te vertellen hadden. Dat terloops genoemde verleden, waarin hun wereld nog sociaal was, had bij een verdere uitwerking een betoverendere affectie kunnen tonen in een vriendschapsrelatie die nu toch vooral beklemmend en ongezond blijft.

Hetzelfde geldt voor de interactie tussen gender, seksualiteit en vriendschap. Iris schrijft in haar brief dat ze ‘nooit zoenden’ en dat ze Kay ‘nooit naakt zag’. Maar welke aanrakingen waren er wel? Was er spanning? Hoe fysiek kan een vriendschapsrelatie eigenlijk zijn? Iris herinnert zich in de brief ook ‘blikken van onbegrip’, mensen ‘die vroegen wat dit nu was’ en singleactiviste Lenie de Zwaan die vond ‘dat vriendschap gelijk moet worden gesteld aan het huwelijk’. Ook verlangt Iris naar ‘een nieuw woord’, een nieuwe taal voor de vriendschapsliefde. En inderdaad, wat is het verband tussen taal en liefde? Hoe categoriseer je gevoelens die niet eenduidig zijn? Mathijsen evoceert allerlei gedachten, wakkert nieuwsgierigheid aan, maar in de roman zelf blijft een echt inhoudelijke reflectie uit.

De grens tussen wat echt en niet echt is, vormt een rode draad in Vergeet de meisjes. Een collega van Fields refereert aan een van de personages uit Antidote als bestaand persoon, Kay laat zich onverschillig uit over de (on)waarheid van Iris’ verhalen, het gaat erom of ze wel of niet goed zijn, en in een oud interview dat Fields bekijkt ‘praat [Iris] over haar personages alsof het daadwerkelijk levende mensen zijn, volwaardige personen van wie ze is gaan houden.’ Binnen de grenzen van de roman oogt het afgezonderde leven van Iris en Kay bijna fictief, vooral ten opzichte van de ‘normale’ buitenwereld: Voorhorst, Amsterdam, Amerika, maar ook Fields, een bouwvakker en een boom. ‘Zelfs ik krijg het gevoel dat dit huis op zichzelf staat, los van alles’, denkt Fields. Het verlangen naar onzichtbaarheid is voor beide vrouwen zo groot dat het eigenlijk onleefbaar is. ‘We laten sporen achter, maar onze diepste wens is onzichtbaar te leven’, luidt dan ook een deel van het motto, afkomstig uit Antidote.

Mathijsen speelt ook buiten het boek met de grenzen van de fictie: ze ontwierp een Wikipedia-achtige website over het auteurschap van Iris Kouwenaar en voert Iris op als een achternicht van Vijftiger Gerrit Kouwenaar (1923-2014). Dat soort creatieve, speelse ingevingen typeert Mathijsen als auteur. Hoewel de diepte van de thematiek achterblijft op de originaliteit van de vorm, is Vergeet de meisjes, mede dankzij die ingevingen, een erg vermakelijke roman.

 

Recensie: Vergeet de meisjes van Alma Mathijsen door Maartje Amelink

De Bezige Bij, Amsterdam, 2017
ISBN 9789023499404
304p.

Geplaatst op 21/12/2017

Tags: Alma Mathijsen, Gerrit Kouwenaar, Iris Kouwenaar, Maartje Amelink, Vergeet de meisjes

Categorie: Proza, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.