Babs Gons nieuwe Dichter des Vaderlands

22/04/2023

De Nederlandse dichteres Babs Gons mag zich vanaf september 2023 twee jaar lang Dichter des Vaderlands van Nederland noemen. Dat maakte de Stichting Dichter des Vaderlands vorige week vrijdag bekend. Gons volgt hiermee Lieke Marsman op, wier termijn in januari eindigde.

Als Dichter des Vaderlands zal Gons optreden als ambassadeur voor de poëzie. Ze zal bijvoorbeeld gedichten schrijven bij belangrijke landelijke gebeurtenissen in Nederland. Dichter des Vaderlands is een initiatief van NRC, de Nederlandse Programma Stichting en Poetry International. Onder anderen Ramsey Nasr, Anne Vegter en Ester Naomi Perquin gingen Gons voor.

Babs Gons

Babs Gons groeide de afgelopen decennia uit tot een veelgevraagd performer. Ze kwam in de jaren negentig in de Verenigde Staten in aanraking met spoken word en zette zich daarna in om die dichtvorm in Nederland onder de aandacht te brengen. In haar werk toont ze zich maatschappelijk betrokken en actief en daarom wordt ze vaak gevraagd om op te treden bij belangrijke maatschappelijke initiatieven en herdenkingen, zoals van de Februaristaking en het slavernijverleden. Gons staat bekend om de persoonlijke manier waarop ze politieke en maatschappelijke thema’s aankaart in haar werk.

In 2021 verscheen haar debuutbundel Doe het toch maar (Atlas Contact) – lees hier de recensie van die bundel door Gaston Franssen – die werd genomineerd voor de Herman de Coninckprijs en de Poëziedebuutprijs. In 2022 wonnen Gons en de Vlaamse dichter Seckou Ouologuem de Johnny van Doornprijs, een oeuvreprijs voor podiumpoëzie. Daarnaast schreef Gons jarenlang columns voor Het Parool, waarvan een selectie in boekvorm werd gepubliceerd onder de titel Alles wat je liefhebt wordt mooi (Atlas Contact, 2022). Verder stelde ze de bundel Hardop (Atlas Contact, 2019) samen, met het werk van 18 Nederlandse spoken word-dichters.

Luister hier de podcastaflevering van De Reactor en Deus Ex Machina waarin Kila van der Starre in gesprek gaat met Gons en Ouologuem.

Foto: Jean van Lingen