Er zijn boeken die voor zichzelf spreken, en er zijn er die het best niet zonder nawoord worden losgelaten op de lezer. Zoals geldt voor wel meer werken uit de Russische literatuur, behoort De terugkeer van Münchhausen tot de tweede categorie, en dan zelfs tot de subcategorie daarvan waarbij de lezer beter eerst het nawoord leest en dan pas het eigenlijke boek. Dat komt niet doordat het boek onbegrijpelijk lijkt voor wie niet vertrouwd is met zijn cultuurhistorische achtergrond – onbegrijpelijk lijkt het namelijk ook voor wie wél vertrouwd is met de achtergrond ervan. Je krijgt gewoon meer appreciatie voor dit boek als je weet welke moeite de auteur gedaan heeft om de Russische literatuur te laten herademen op een moment dat zij werd verstikt.
In de jaren twintig, toen de Sovjet-Unie een relatieve artistieke vrijheid kende, kreeg Sigizmoend Krzizjanovski (1887-1950) bij de Moskouse intelligentsia waardering als schrijver van fantastische verhalen en schetsen. Wel was hij gedoemd om ze zelf voor te lezen: voor de drukpers was zijn satire op het Sovjetleven te scherp. De eerste versie van zijn roman De terugkeer van Münchhausen voltooide hij in 1927. Hoewel het een onmogelijke opdracht was, heeft hij ernstige pogingen ondernomen om er een Sovjetuitgeverij warm voor te krijgen. De uitgeverij in kwestie liet in een recensie optekenen: ‘In zijn poging de laster tegen de Sovjet-Unie ironisch te behandelen is Krzizjanovski zelf tot die toon vervallen.’ De schrijver bleef tot de vroege jaren dertig schrijven voor de lade. Gezien de blasfemische houding die hij had geëtaleerd ten opzichte van het marxisme-leninisme, mag het een klein wonder worden genoemd dat hij de Stalinterreur zonder kleerscheuren doorkwam.
Russische lezers konden pas tijdens de late perestrojka met de verboden vruchten van Krzizjanovski kennismaken, wat hem postuum erkenning opleverde als ‘ironisch satiricus die in rijke beelden en grotesken probeerde greep te krijgen op de absurditeit van het Sovjetleven’, zoals Emmanuel Waegemans in Geschiedenis van de literatuur in Rusland 1700-2000 schreef. Hoewel in 1989 een eerste keer een verhaal van hem in het Nederlands verscheen, duurde het nog een paar decennia vooraleer Krzizjanovski zijn weg vond naar de Nederlandse boekenmarkt. Het voorstel van de Leidse slavist Otto Boele aan uitgeverij Wereldbibliotheek om een volledig boek van hem te vertalen, werd volgens diens getuigenis afgeschoten vanwege de ‘onmogelijke’ uit het Russisch te transcriberen Poolse familienaam van de auteur. Dat die inderdaad onmogelijk is, blijkt uit de kritiek die uitgeverij Pegasus naar aanleiding van De terugkeer van Münchhausen krijgt voor de hybride schrijfwijze ‘Krzizjanovski’ (in plaats van de meer consequente transcriptie ‘Krzjizjanovski’). Uit het boek zelf blijkt echter dat er nog wel meer onmogelijk is aan Krzizjanovski.
Onmogelijk is ook de plot van De terugkeer van Münchhausen. Het hoofdpersonage is Baron von Münchhausen, de Duitse edelman die in de achttiende eeuw onder Russische vlag tegen de Ottomanen vocht en daar onwaarschijnlijk straffe verhalen over vertelde. Bij ons is hij vooral bekend vanwege het naar hem genoemde syndroom, maar als literair personage is hij in 1783 vereeuwigd door de Duitse schrijver Rudolf Raspe. Sinds diens verhalen in de jaren twintig werden bewerkt door de Russische kinderschrijver Kornej Tsjoekovski, is hij niet meer weg te denken uit de Russische literatuur. De vondst van Krzizjanovski bestaat erin dat hij dit personage transponeert naar de jaren twintig van de twintigste eeuw. De leugenbaron speldt zijn talrijke toehoorders in Londen onwaarschijnlijk straffe verhalen op de mouw over zijn bezoek aan het land der Sovjets, dat hij grotesk door de mangel haalt. De baron klaagt bijvoorbeeld over de socialistische economie:
Op de winkelschappen lag behalve stof bijna niets. Het was gewoon bespottelijk dat toen ik een stok nodig had, een doodgewone stok (de trottoirs zitten daar vol gaten en kuilen), de winkels geen stokken met twee uiteinden bleken te hebben: ik moest me tevreden stellen met een stok met maar één uiteinde. Nog een voorbeeld: toen een van de Moskovieten, die door het gebrek aan goederen tot wanhoop was gedreven, zich probeerde op te hangen, bleek het touw van zand gevlochten te zijn: in plaats van met de dood moest hij zich tevreden stellen met kneuzingen. Schandalig gewoon!
Omdat het personage Von Münchhausen geboekstaafd staat als een doortrapte leugenaar en ook zijn bezoek aan de Sovjet-Unie verzonnen blijkt, kan De terugkeer van Münchhausen worden gelezen als een satire op de lastercampagne van de kapitalistische pers tegen de Sovjet-Unie. Het is echter duidelijk genoeg dat Krzizjanovski dubbel spel speelt, en dat hij bij monde van zijn perfide literaire held ook de Sovjet-Unie zelf tot voorwerp van zijn satire maakt:
Het is waar, onze stokken hebben maar een uiteinde, ons land heeft maar één partij, ons socialisme is er voor één land, maar men moet de voordelen van een stok met één uiteinde niet vergeten: zo is tenminste duidelijk met welk uiteinde je moet slaan.
Wat De terugkeer van Münchhausen zo bijzonder maakt, is niet de geslaagde, tijdloze satire op de Sovjet-Unie – die kan je ook vinden in werken als Michail Boelgakovs De meester en Margarita (dat overigens opgebouwd is rondom een gelijkaardige transpositie: een duivel met de naam Woland bezoekt het land der Sovjets). Origineel, en nog maar eens onmogelijk, is vooral Krzizjanovski’s surrealistische schrijfstijl. Hij gebruikt metaforen, beelden en woordspelletjes waar je van duizelt. Soms is dat letterlijk op te vatten – sommige zinnen moet je drie keer lezen vooraleer ze betekenis krijgen (hier komt de appreciatie die je ontwikkelde tijdens het op voorhand gelezen nawoord van pas). Dit is bijvoorbeeld de openingszin van het vijfde hoofdstuk:
Intussen wierpen de krantenkolommen over de Münchhausiaden, de opnieuw opgevlamde naam, als salpeterdraden een vuur, van kaars naar kaars, en al spoedig hulde de geheel met klatergoud en een wirwar van glimmend engelenhaar omwikkelde wereldpers zich als een kerstboom in gele tongetjes.
Monse Weijers (1942) heeft, naast het lezenswaardige nawoord, een tot in de puntjes verzorgde, genietbare vertaling afgeleverd. Toch vraag je je stiekem af wat een durfal als Hans Boland van dit intrigerende werkje zou hebben gemaakt.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.