De ondraaglijke lichtheid van het linkse alternatief

De mythe van het economisme. Pleidooi voor nieuw idealisme

Jesse Klaver

Jesse Klaver (1986) is een sympathieke jongen, zo blijkt al snel tijdens het lezen van zijn boek De mythe van het economisme. Het moet inzicht bieden in de drijfveren van de jonge leider van GroenLinks. Klaver vindt dat het tijd is voor een nieuwe generatie idealistisch gedreven politici.

Politici zijn technocraten geworden die, in beslag genomen door het maken van kosten-batenanalyses en het managen van B.V. Nederland, alleen nog economische groei nastreven. Volgens Klaver vragen de problemen van deze tijd juist om een antwoord dat verder gaat dan cijfertjes, en geworteld is in een duidelijke visie op een goed leven en gelijke kansen voor iedereen. De moraal moet weer een belangrijke, serieuze rol gaan spelen in het politieke debat.

In De mythe van het economisme wil hij laten zien dat hij de nieuwe generatie idealistische politici als de beste vertegenwoordigt. Hij benadrukt daarbij direct dat hij zijn inspiratie niet haalt uit oude ideologieën en dogma’s. Ook pragmatisme is nodig, dus houdt Klaver het lichtvoetig en doet hij voorstellen voor beleidswijzigingen op het gebied van onder andere het klimaat, de zorg en het onderwijs.

Deze aanpak zorgt voor ruim tweehonderd pagina’s campagnemateriaal in hapklare brokken, met een prettig persoonlijk sausje, maar zonder duidelijk uitgewerkte visie. Precies de inhoud van het idealisme dat Klaver zo belangrijk vindt blijft onderbelicht. Zijn probleemanalyse van het doorgeschoten rendementsdenken in de Nederlandse politiek is goed, maar niet nieuw. De vraag hoe daar fundamenteel verandering in kan worden gebracht, en hoe diegenen die er direct het slachtoffer van zijn door de politiek ondersteund kunnen worden, beantwoordt hij niet overtuigend. Klaver wil graag de nieuwe hoop zijn van links Nederland, maar zijn verhaal is nogal voorspelbaar en weinig progressief. Hij is, zoals gezegd, een sympathieke jongen, maar geen visionair leider.

Arbeidsethos

Het pleidooi voor een politiek gebaseerd op intrinsieke waarden hoorde ik de laatste jaren vaker. Zo vond Maxime Verhagen dat het de taak is van politici om burgers een moreel kompas te bieden in een veranderende wereld en belooft Lodewijk Asscher geregeld dat de regering de Nederlandse kernwaarden zal beschermen.

Je zou bijna zeggen dat de marketingafdeling van GroenLinks op zoek is gegaan naar een progressieve variant van de moreel bewogen bewindsman die door de PvdA en het CDA al eerder naar voren zijn geschoven. Ze hebben met Klaver een goede kandidaat gevonden. Het morele appel van politici als Verhagen en Asscher is natuurlijk direct gericht op de gevreesde dreiging van ‘vreemde elementen’ in de samenleving. Zo vond Verhagen de angst van Nederlanders voor buitenlandse invloeden ‘terecht’ en sprak Asscher van alarmfase ‘code oranje’ in relatie tot Oost-Europese immigranten. Het verhaal van Klaver is eindelijk eens niet gevoed door xenofobie, maar ook in zijn geval ontbreekt de spruitjeslucht niet. Je ruikt ze door de beschrijving van de ajam pedis van zijn Indische oma heen.

In de eerste hoofdstukken bedt Klavers zijn politieke ambities in in een stukje persoonlijke geschiedenis, het niet te missen ingrediënt van elk boek dat door een politicus geschreven is. Klaver roept zelf graag de associatie met Barack Obama op, de president die net als hij een gemixte culturele achtergrond heeft en van hoop een verkiezingsslogan maakte. Zoals Klaver het zelf verwoordt: ‘Obama liet zien dat afkomst er niet toe hoeft te doen, dat je je dromen kunt realiseren.’

Zijn eigen jeugd framet hij vervolgens als de polderversie van deze American Dream, waarin hij vooral laat zien dat hij een degelijke Hollandse jongen is. Dat hij op zijn vierentwintigste al in de Kamer zat, komt niet omdat zijn wieg aan de grachtengordel stond en hij gymnasium deed. Klaver groeide op in een sociale huurwoning en deed hard zijn best op het vmbo, onder het toeziend oog van zijn moeder, oma en opa die hem stimuleerden om het maximale uit zichzelf te halen. Al op jonge leeftijd trouwde hij met zijn Jolein, die hij nog van de kleuterklas in Roosendaal kent. De pastoor die hen trouwde was dezelfde die de kleine Jesse had gedoopt. Uit het dankwoord leer ik dat Jolein hem onvoorwaardelijk steunt, ook als dat ten koste gaat van haarzelf. Inmiddels wordt Klaver als jonge vader geplaagd door alledaagse gewetensvragen. Hij voelt zich schuldig vanwege de uitlaatgassen wanneer zijn gezin de auto neemt om op familiebezoek in Brabant te gaan, maar hoe krijg je anders de Bugaboo mee?

De familie Klaver scoort goed volgens de burgerschapsbarometer, maar lijkt ook weinig progressief. De reconstructie van Klavers achtergrond gaat bovendien gepaard met een behoorlijke dosis gemeenplaatsen. Alhoewel hij er zelf nooit last van had, heeft hij wel advies voor diegenen die zich vanwege hun uiterlijk gediscrimineerd voelen. Als je zelf verantwoordelijkheid neemt en hard en noest doorwerkt aan je toekomst, dan kom je er wel. Klaver wil dat de samenleving voor iedereen voelt als een warm nest, zoals hij in zijn eigen jeugd zijn familie heeft ervaren. Van hen kreeg hij onvoorwaardelijke liefde, mededogen en een gezond arbeidsethos mee. Het zijn de kernwaarden waarop hij trots is, en waarvan je je als lezer afvraagt hoe hij zich daarmee denkt te onderscheiden. Ze zijn in elk geval multi-inzetbaar, aangezien Klaver in zijn studententijd voorzitter van DWARS werd om vervolgens, tot de verbazing van velen, voorzitter van de vakbond CNV Jongeren te worden. Hij is de ideale schoonzoon met een groen kleurtje, maar hij had het ook goed gedaan bij de Christen Unie.

Monopolie

Het gebrek aan een duidelijk te onderscheiden, links progressieve visie zet zich door in de manier waarop Klaver de aanval op het economisme inzet. De keuze voor dit thema is sowieso verrassend, aangezien Klaver in zijn DWARS-jaren nog fervent aanhanger was van de liberale koers van Femke Halsema, die onder meer pleitte voor een inperking van de verzorgingsstaat en flexibilisering van de arbeidsmarkt.

In de probleemanalyse van het economisme heeft Klaver zich laten inspireren door Thomas Piketty, die overtuigend heeft laten zien dat inkomsten uit vermogen van oudsher sneller groeien dan inkomsten uit arbeid. Hier is sinds de industriële revolutie geen verandering in gekomen en het kapitalisme heeft de ongelijkheid versterkt. Het is een mythe gebleken dat de grootste inkomensverschillen vanzelf zullen verdwijnen in een vrijemarkteconomie. De overheid zal de monopoliepositie van grote bedrijven en de superrijken moeten aanpakken.

Klaver pleit dan ook voor meer overheidsbemoeienis om een einde te maken aan ongelijkheid in Nederland. Hij is voor een Nieuwe Nivelleringspolitiek (met hoofdletters nog wel!). Er moet hogere vermogensbelasting komen, maar ook in andere domeinen moet de overheid meer de regie nemen om meer gelijke kansen te creëren. Zo zou de overheid het monopolie van zorgverzekeraars moeten breken en meer subsidie moeten vrijmaken voor schone energievoorzieningen. Met deze nieuwe politieke koers kan tegelijkertijd paal en perk gesteld worden aan de ‘afrekencultuur’, die ertoe leidt dat zelfs schoolkinderen beoordeeld worden op hun efficiëntie en economisch rendabele output.

Het klinkt mooi, maar de voorstellen die Klaver doet zijn weinig uitgewerkt. Hij maakt niet duidelijk hoe mensen onder aan de economische ladder precies baat zullen hebben bij zijn maatregelen om het economisme een halt toe te roepen. De voorstellen voor nivelleringspolitiek laten zien hoe je als overheid geld kunt weghalen bij de rijken, maar niet hoe dat vervolgens bij de armen terechtkomt. Wat zijn Klavers plannen voor structurele armoedebestrijding, het creëren van extra banen en het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld? Daar is hij niet expliciet over.

Zijn kritiek op het economisme loopt het gevaar vooral interessant te zijn voor diegenen die in hun dagelijks leven niet elk dubbeltje hoeven om te draaien. Klaver wil dat de politiek meer aandacht besteedt aan zaken waarvan de waarde niet in geld is uit te drukken, zoals schone lucht, kunst en vrije tijd, maar daar kopen de werklozen geen brood van. Om een daadwerkelijk progressief politiek alternatief te ontwikkelen zouden kosten-batenanalyses niet afgeschaft moeten worden, maar opnieuw gemaakt moeten worden in het voordeel van diegenen die nu voor de kosten opdraaien maar niet van de baten profiteren. Zoals het groeiende aantal arme gezinnen dat moet rondkomen van flexwerk en het stijgende aantal werkloze jongeren uit migrantengezinnen. Ongelijkheid kan pas echt worden aangepakt door na te denken over een nieuw economisch systeem dat zal zorgen voor structurele herverdeling van middelen.

Update

Eigenlijk zet Klaver een trend voort die GroenLinks al volgde. Deze trend is vooral populair onder Klavers generatiegenoten – de generatie van na de val van de Berlijnse Muur en de grote ideologieën, zoals hij die zelf benoemt. Filosoof Slavoj Žižek noemt het de ‘delusion of green capitalism’. Door ecologisch en sociaal correct beleid voor te stellen worden bepaalde elementen van ons politiek-economische systeem geüpdatet, maar niet structureel veranderd. We houden een goed gevoel aan die maatregelen over, omdat we denken dat we daarmee aan onze morele plicht voldoen. We denken dat we zorgdragen voor de natuur en de medemens, maar de samenleving wordt niet fundamenteel heringericht opdat iedereen op gelijkwaardige wijze een goed bestaan kan leiden, zonder daarbij afhankelijk te zijn van de goede zorgen van degenen met de meeste privileges. Zo ontneemt de focus op morele waarden ons soms het zicht op het noodzakelijke verband dat tussen morele en economische waarden zou moeten bestaan. Plofkippen moeten verboden worden, maar de grootste afnemers van die plofkippen wonen nog steeds in te kleine flatjes en werken voor te weinig geld op een nul-urencontract.

Mark Zuckerberg is ook een kind van deze generatie. Tot enthousiasme van velen beloofde hij recent om vrijwel zijn gehele vermogen te investeren in goede doelen zoals schone technologie en beter onderwijs. Ondertussen beslist hij geheel ondemocratisch, op eigen houtje, welke problemen het wel en niet waard zijn om aan te pakken. Zuckerberg is een zakenman die zijn liefdadigheidswerk gebruikt om zo min mogelijk belasting te betalen, en geen politicus die formele en publieke verantwoording dient af te leggen. Zijn generositeit is onlosmakelijk verbonden met eigen gewin. Zo beloofde hij ervoor te zorgen dat de gehele wereldbevolking straks toegang heeft tot internet; een initiatief dat tegelijkertijd zal leiden tot een enorme stijging van het potentiële aantal Facebook-gebruikers. Het tegengaan van ongelijkheid wordt zo afhankelijk gemaakt van de liefdadigheid van dezelfde superrijken die die ongelijkheid vergroten. De oplossing houdt het probleem in stand.

Ook Klaver is enthousiast over het huidige klimaat waarin maatschappelijk verantwoorde start-ups welig tieren, maar vaak verscherpen diezelfde initiatieven de structurele ongelijkheid. Eigenaren die via Airbnb kamers verhuren discrimineren potentiële huurders massaal op basis van naam en huidskleur. Managers van Twitter laten via de diensten-app TaskRabbit klusjes-freelancers hun kantoor opruimen zonder contract of enige andere vorm van sociale zekerheid. Om uit deze vicieuze cirkel te ontsnappen moet de bestaande economische macht verder ter discussie gesteld worden en zullen binnen de politiek radicalere stappen gezet moeten worden.

Klaver zal ongetwijfeld ook kritisch aankijken tegen de liefdadigheid van Zuckerberg. Hij wil immers meer overheidscontrole en een strenger belastingstelsel. Toch is zijn kritiek op het economisme te oppervlakkig om de door hem benoemde problemen daadwerkelijk aan te pakken. Het politieke pleidooi van Klaver is licht, ondraaglijk licht voor deze zware tijden, zou je kunnen stellen.

De strijd tegen het economisme zal verder ideologisch ingevuld moeten worden. In De Nieuwe Democratie (2012) deed de Rotterdamse socioloog Willem Schinkel daar een aanzet toe. In dit boek stelt hij ook dat de Nederlandse politiek te veel een praktijk van probleemmanagement is geworden en dat een vruchtbaar politiek debat ruimte zou moeten bieden aan ideologisch conflict, waarin principiële waarden centraal staan. Schinkel kiest echter duidelijker voor een breuk met de politieke status quo. De oplossing voor het failliet van de Nederlandse politiek moet volgens hem ‘links van links’ gezocht worden, omdat linkse politici niet buiten het neoliberale paradigma kunnen denken.

Deze extra stap naar links, buiten dat paradigma, heeft Klaver nog niet gezet. Hierdoor blijft hij toch een beetje een jonge ‘oude’ linkse politicus, die wel ziet wat er misgaat in Den Haag, maar gevangen blijft onder de Haagse kaasstolp. Aan goede bedoelingen ontbreekt het Jesse Klaver niet, maar zonder een daadwerkelijk vernieuwende visie kom je niet tot een nieuwe politiek of economisch systeem.

De Bezige Bij, Amsterdam, 2015
ISBN 9789023496953
192p.

Geplaatst op 21/12/2015

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.