Poëzie, Recensies

Een nieuwe Goddelijke komedie

De goddelijke komedie

Dante Alighieri (vert. Herman Jansen)

Zevenhonderd jaar na het overlijden van Dante Alighieri (1265-1321) – het jaartal is geen toeval – verscheen een nieuwe integrale vertaling van diens Commedia  (begonnen in 1304 en afgewerkt in het jaar van zijn dood). Als ik goed kan tellen is dat de vijftiende sinds 1864 – Dante heeft er meer dan een half millennium over gedaan om een eerste Nederlandse vertaler te vinden. Vier vertalers hebben het bij het eerste deel, de ‘Hel’, gehouden. De laatste van hen is Lies Lavrijsen, van wier hand begin 2021 een interessant experiment verscheen: een blitse versie voor jongvolwassen lezers van klassiekers.

Ze vormen een bont gezelschap, de negentien vernederlandsers van de Grote Toscaan: protestantse predikanten en katholieke kloosterlingen, een Joodse utopist en een militante feminist, een godsdienstpsycholoog, enkele classici, twee in hun tijd gevierde dichters (Ten Cate en Verwey). Wat in het lijstje opvalt, is dat de professionals van de literaire vertaling een kleine minderheid vormen. De meesten zijn gedreven dilettanten die van de overzetting van dit meesterwerk een levenstaak hebben gemaakt. Bij hen voegt zich nu Herman Jansen, een eenentachtigjarige Haagse advocaat, die naar eigen zeggen de laatste twintig jaar aan zijn versie heeft gewerkt. Dat deed hij blijkens de titelpagina ‘in samenwerking met Reinier Speelman’, docent Italiaans aan de Universiteit Utrecht en zelf literair vertaler met al aardig wat titels op de teller.

 

Tegen beter weten in

Eigenlijk is het überhaupt al merkwaardig dat iemand zich aan de overzetting van de Divina Commedia waagt. In de filosofische traktaten van Het gastmaal ( I, 7) wijst Dante zelf immers op de onmogelijkheid van zo’n onderneming:

Iedereen moet beseffen dat men geen enkele zaak waarvan de harmonie op de band met de muziek berust, van de ene taal in de andere kan overbrengen zonder dat men al haar bekoorlijkheid en harmonie verbreekt. Hierdoor komt het dat Homerus niet uit het Grieks in het Latijn vertaald is, zoals dat met de andere geschriften van de Grieken wel is gebeurd. En hierdoor komt het ook dat de verzen van het Psalterium geen enkele muzikale en harmonische charme bezitten: ze werden namelijk eerst uit het Hebreeuws in het Grieks, en vervolgens uit het Grieks in het Latijn vertaald, en al bij de eerste vertaling ging hun schoonheid grotendeels verloren.

Hij had ook aan zijn toekomstige vertalers kunnen schrijven: ‘Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt.’

Op verstechnisch gebied is de Divina Commedia een ‘muzikaal en harmonisch’ buitengewoon ingenieuze constructie, die bovendien vol getallensymboliek zit. Ze bestaat uit drie cantica’s (‘Hel’, ‘Vagevuur’ en ‘Hemel’), die op hun beurt bestaan uit 33 canto’s (plus één inleidende), samen dus 100. Elke canto is opgebouwd uit strofen van drie elflettergrepige verzen (terzinen), waarvan het eerste en het derde op elkaar rijmen en het tweede rijmt op de eerste en de derde regel van de volgende strofe (ABA/BCB enzovoort). Daardoor vormt het epos auditief één lange ketting. Tegelijk is het de summa van wat de late middeleeuwen aan kennis bezaten: theologisch, filosofisch, historisch, mythologisch, geografisch. Tot slot gebruikt Dante zijn gedicht om wraak te nemen op zijn geboortestad Florence en haar bestuurders, die hem om politieke redenen in ballingschap hebben gestuurd.

Al even divers als de Nederlandse vertalers zijn de vormen die zij hebben gekozen om dit bouwsel in onze moedertaal over te brengen: terzinen met alleen vrouwelijk rijm (om de elf lettergrepen te respecteren, maar met een overvloed aan doffe eindklanken in het Nederlands als gevolg), terzinen met afwisselend mannelijk en vrouwelijk rijm (wat meer overeenstemt met onze eigen poëtische traditie), rijmloze tien- en elflettergrepige terzinen, ‘ritmisch proza’, woord-voor-woord-omzettingen, rechttoe-rechtaanproza. Een enkele vertaler doet het bewust zonder enige verklarende noot, andere leggen zowat elk woord aan de lezer uit. Kortom: ook een Nederlandstalige lezer die geen woord Italiaans kent, zou zich, door een paar vertalingen naast elkaar te leggen, ten minste een idee kunnen vormen van de inhoudelijke én vormelijke rijkdom van De goddelijke komedie.

 

Hortend ritme

In zijn ‘Vertaalverantwoording’ zet Herman Jansen zijn aanpak uiteen:

Deze vertaling van de Divina Commedia beoogt door het bijna letterlijk volgen van zijn tekst het origineel in betekenis, structuur en ritme zo dicht mogelijk te benaderen. Reden waarom ik, anders dan anderen eerder deden, geen dichter zijnde, niet koos voor een berijmde vertaling, die immers eerder een hertaling dan een vertaling is. […] Buiten het rijm is gepoogd aan [de] stijlkenmerken zoveel mogelijk vast te houden. Daarnaast is gepoogd aan de tekst een ritmisch verloop te geven met de bedoeling dat hij makkelijk voorgedragen kan worden. Doch ook wanneer men hem in stilte leest wil hij quasi voorgedragen worden. […] Om een overdaad aan elisietekens te vermijden wordt van de ‘lezer’ verwacht dat hij, daar waar deze niet geschreven zijn, op een voor het ritme dienstige manier van elisie gebruik zal maken.

Dat Herman Jansen aan dit project een indrukwekkend aantal uren zal hebben besteed, blijkt uit de voorbeeldige omkadering die hij aan zijn vertaling heeft meegegeven. Elke canto wordt voorafgegaan door een beknopte synopsis en gevolgd door een uitgebreid notenapparaat. Geen enkele eigennaam, geen enkele enigmatische uitdrukking wordt zonder uitleg gelaten. ‘Men velle niet na een kort moment van lezen een oordeel over [meer dan] tien jaar arbeid’, citeert hij Montesquieu in een naschrift.

Helaas, ook na een langer moment van lezen kan ik alleen maar betreuren dat Jansen niet geopteerd heeft voor een simpele vertaling in hedendaags proza, eventueel typografisch in terzinen geschikt, zoals zijn bijna-naamgenoot Jacques Janssen in 1999 voor de eerste cantica heeft gedaan (Mijn komedie: Hel, SUN). Zijn poging om aan de tekst ‘een ritmisch verloop te geven met de bedoeling dat hij makkelijk voorgedragen kan worden’ levert in de praktijk een resultaat op dat noch vis noch vlees is. In de meeste gevallen bestaan Jansens versregels uit jambische vijfvoeters. Dat metrum wordt echter nergens systematisch volgehouden: voortdurend duiken tussendoor trocheeën of dactylen op. Het is alsof je moet stappen in een marsmaat die nu en dan wordt onderbroken door een wals. Erger is echter dat regelmatig de normale Nederlandse woordvolgorde of de correcte grammaticale constructie wordt opgeofferd aan die jambische dreun. Af en toe komt zelfs de betekenis in gevaar. Een paar voorbeelden uit de honderden zullen dit hopelijk duidelijk maken:

 

De stroom over te steken staan zij klaar […]

En ik viel neer als hij, die slaap ontrukt. (p. 65)

 

En ik: “Ik wil dat gij mij méér nog leert,

en mij uw verder spreken maakt geschenk. (p. 86)

 

wat nut het jou mij tot jouw schuts te maken?

Heb aan jouw slechte leven ik dan schuld? (p. 137)

 

“Al je vragen hagen mij,” antwoordde hij,

“maar ’t kokend rode water had op één vraag

Die jij mij stelde ’t antwoord moeten geven.

 

De Lethe zie je buiten deze gracht, daar,

waar de zielen heen gaan zich te wassen,

wanneer berouwde schuld verdwenen is

 

Daarna zei hij: “Het is de tijd nu weg

te gaan van ’t bos. Zorg achter mij te lopen. 

De randen vormen een weg: zij branden niet,

 

En elke vlam erboven wordt gedoofd.” (p. 145)

 

Op zijn minst eigenaardig is ook de uitnodiging aan de ‘lezer’ [waarom die aanhalingstekens?] om zelf ‘op een voor het ritme dienstige manier’ elisies te maken. Nog eigenaardiger is dat dit ook zou moeten gebeuren met de naam van het hoofdpersonage van de ‘Hemel’: ‘De naam Beatrice die meestal als het Italiaanse Be-a-tri-ce uitgesproken kan worden, zal uit overweging van ritme, zonder dat dit met een elisieteken of anderszins aangegeven wordt, als Be-a-tries uitgesproken moeten worden.’

Een raadsel is mij ook waarom een postuum gepubliceerd essay van de romancier en hoogleraar Giuseppe Antonio Borgese (1882-1952) in de vertaling van Reinier Speelman als ‘Een inleiding op Dante’ wordt gepresenteerd. Het is een tekst die helemaal geschreven is in de retorische stijl die kenmerkend is voor de toenmalige Italiaanse academici: oeverloze volzinnen, doorspekt met abstracta en breed uitgewerkte metaforen, inhoudelijk in alle richtingen uitwaaierend (van Aristoteles over Thomas van Aquino tot – wat had u gedacht? – Marx en Freud). Eén voorbeeld uit de talloze: ‘Nog belangrijker was dat [Dante] zichzelf aan het hoofd stelde van de “dolce stil novo” die tegenover het uitgekristalliseerde formalisme van de laat-Provençaalse poëzie op Sicilië en in het Toscane van de eerste decennia dat enthousiasme stelde dat door de goddelijke liefde was ontstoken en een moderne klank heeft die van golf tot golf bekender is geworden in de opstandigheid en de poëtische manifesten van de romantiek, van de Sturm und Drang tot onze tijd.’ Er valt haast niet doorheen te komen.

 

Voor elk wat wils

In 2000 publiceerde de classicus Rob Brouwer (°1938, een generatiegenoot van Herman Jansen) in drie delen een vertaling van De goddelijke komedie, die ter gelegenheid van dit Dante-jaar herdrukt werd. Brouwer, die voordien aardig wat Latijnse klassieken (onder wie Vergilius) én het Latijnse prozawerk van Dante vertaald had, opteerde voor een rijmloze, maar wel metrische versie. Uit een vergelijking tussen de twee vernederlandsingen blijkt hoe superieur Brouwers vertaalkunst is. Bovendien wordt zijn versie voorafgegaan door een uitstekende, no-nonsense inleiding door Ronald de Rooy en is zijn notenapparaat niet minder compleet dan dat van Jansen.

Ook de virtuoze – maar uit de aard der zaak veel vrijere – rijmende vertaling van Ike Cialona en Peter Verstegen, allebei doorgewinterde versificators, is in de boekhandel nog te vinden. Dat geldt eveneens voor de getrouwe, heel leesbare versie in doorlopend proza van Frans van Dooren (1934-2005).

Wie de Divina Commedia in onze moedertaal tot zich wil nemen, heeft dus zonder meer l’embarras du choix.

IJzer, Utrecht, 2021
Vertaald door: Herman Jansen (in samenwerking met Reinier Speelman)
ISBN 978 90 8684 250 6
815p.

Geplaatst op 11/02/2022

Tags: Dante Alighieri, De goddelijke komedie, Herman Jansen, Reinier Speelman

Categorie: Poëzie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.