Poëzie, Signalement

Een uitkomst van onvoorstelbare eenvoud

Tot de winter er op volgt

Toon Tellegen

De lier van Toon Tellegen hangt nog niet in de wilgen. Zo treedt de inmiddels tachtigjarige schrijver op met Het Wisselend Toonkwintet, met wie hij een voorstelling vol muziek, filosofie en literatuur creëert. Zijn nieuwe bundel Tot de winter er op volgt verscheen afgelopen november. Een werk dat wellicht gericht is op een naderend, onvermijdelijk einde, maar geen gram aan kracht en bezieling verliest.

De winter staat voor de deur. Tellegen bevindt zich in de herfst van zijn leven, en kaart op een ontwapende manier zijn angst voor de dood aan. In ‘De avond valt op zijn knieën’, waarin de nacht een metafoor is voor de dood, zit zelfs iets smekends. De dichter geeft toe wel eens met de gedachte van de dood te hebben gespeeld: ‘ik heb je toch niet gevraagd te komen? / ja, misschien, toen de middag tegen me snauwde, / niets van me wilde weten’. Maar dat is verleden tijd, want ‘daarna wilde ik heel lang duren: / een avond die niet voorbij zou gaan’. Het gedicht eindigt met mooie, maar benauwende regels:

 

ik ben moe, nacht,

je friemelt al aan mijn knopen, ik voel het wel,

je maakt mijn veters al los…

 

nacht, geef me nog wat tijd.

 

Eén ding is duidelijk. Tellegen maakt het niet fraaier dan het is. Hij houdt zich niet groot, waardoor regels soms nog harder binnenkomen. In ‘De geur van zachtroze zoethout’ wordt de zoetheid en de onbevangenheid van de lente sterk gecontrasteerd met wat de dichter momenteel ervaart. Een naderende doodskus: ‘een mond / die geur, die is van een verlepte aronskelk.’ We vinden ook de titel van de bundel terug in dit gedicht, in een ietwat onheilspellend einde: ‘het regent, het is herfst en het blijft herfst / tot de winter er op volgt.’ Er is geen weg meer terug, alleen nog het kleine stukje voorwaarts dat rest.

Het is waarschijnlijk hetzelfde vooruitzicht dat Tellegen herhaaldelijk doet terugblikken op zijn leven. Op juist wel of niet gemaakte keuzes, op gewetenskwesties, gemis.  Zoals in ‘De muzen’, waarin de dichter de vrouwen opsomt die hem geraakt hebben. De combinatie van de heldere taal en het gewichtige onderwerp maakt het tot een innemend, smaakvol gedicht: ‘de zevende staat langs de kant, ze moet om mij lachen, / maar van mij houden, ze weet het niet…/ de achtste is overal en wacht tevergeefs op mij / ik houd van de negende, die dit misschien leest.’

Voor een bundel die zich zo sterk tot de dood verhoudt, valt er wel degelijk te lachen in Tot de winter er op volgt. Tellegens welbekende humor blijkt een uitermate geschikte assistent bij het omgaan met zoiets raadselachtigs en verdrietigs als de dood. In ‘Mijn laatste woorden’ weet de dichter precies wat hij zou willen zeggen op zijn sterfbed, maar verwacht er niet op te kunnen komen als het moment dan eindelijk daar is: ‘“ik wil nog iets zeggen…” / zullen mijn laatste woorden zijn.’

Hierin schuilt precies de kracht van Tellegen. Zware thema’s maakt hij behapbaar door middel van humor, kinderlijke verbeelding, speelsheid, heldere vergelijkingen, en taalspel. Als de dichter het in ‘Schrijf op muren’ heeft over zaken die het ‘leven onleefbaar maken’, wordt hij geen moment dramatisch. Hij heeft het over gevoelsschommelingen ‘die in galjoenen komen aangezeild / met eenbenige kapiteins en vlaggen met doodskoppen’. Hetzelfde geldt voor het pijnlijke onderwerp van het vergeten. Net als met de gevoelsschommelingen in ‘Schrijf op de muren’ verbeeldt hij in het gedicht ‘Gaten in het verstand’ alles vrij letterlijk. Gaten in het geheugen zijn daadwerkelijk gaten, waarin mensen proberen te graaien naar wat ze niet meer weten, maar helaas zijn hun vingers inmiddels ‘verschrompeld en vermolmd / ze raken buiten zinnen en kruipen er door, / blijven halverwege steken, / als Winnie-the-Pooh’.

Tellegen heeft duidelijk plezier in het spelen met spreekwoorden en gezegden. Heel af en toe resulteert dat in ietwat afgezaagde constructies, zoals de titels van de gedichten ‘Moed houden moet’ en ‘Op het scherp van de snede’. Maar op zo’n enkel geval na is het simpelweg indrukwekkend. Vooral ‘Kunstenaar met slapende hond’ springt in dat opzicht in het oog. Op een scherpe manier creëert de dichter een verhaal rondom het spreekwoord ‘men moet geen slapende honden wakker maken’. Een gefrustreerde, bekritiseerde kunstenaar maakt zijn hond wakker om hem te mishandelen. Vervolgens bijt de hond zijn baasje dood en ‘gaat weer slapen’:

 

het had een mooi schilderij kunnen worden
waaraan hij die dag begonnen was –

het mooiste wat hij ooit had gemaakt:

zelfportret met hond

 

stof daalt neer

en er heerst weer stilte in het atelier

 

de stilte, die hij had willen schilderen.

 

De humoristische passages maken tevens dat de ernstige fragmenten sterker uitkomen. Tellegen zorgt voor een mooie balans, weet wanneer hij serieus moet zijn. Zo is ‘Alle getallen onder de twee’ een prachtige toevoeging, die de diepgang van de bundel benadrukt. De dichter weet dat het aftellen tot de dood niet lang meer zal duren. Om zich heen ziet hij mensen die nog veel meer ‘getallen’ te gaan hebben, die er nog wat van gaan ‘maken’, maar hij zal het moeten doen met alle getallen onder de twee. Oftewel: nog één te gaan tot de nul. Het doet ook denken aan het eerdere gedicht ‘Moed houden moet’: ‘het is een dag als alle andere en ik ga weer naar binnen, / ik heb nog één seconde te leven.’ Op een simpele, aangrijpende manier gebruikt hij ‘mijn één en mijn nul’ om de dood te verbeelden:

 

op een dag zullen ze elkaar grijpen,

iets tegen elkaar zeggen wat ik niet kan verstaan

en zich met elkaar vermenigvuldigen

 

de uitkomst zal van een onvoorstelbare eenvoud zijn

 

In een bundel waar zodanig vakkundig evenwicht bestaat tussen het komische en het ernstige, is het niet moeilijk om Tellegen iets als zijn oubollige gebruik van gedachtepuntjes (die maar liefst een kleine veertig keer voorkomen) te vergeven. Bovendien past het beletselteken vaak ook wel bij de soms kinderlijke toon en fantasie, en bij de speelsheid van de teksten. Het doet denken aan verhaaltjes voor het slapengaan, maakt duidelijk hoe een bepaald zinsdeel voorgelezen moet worden, waar de nadruk op ligt. Zoals bij ‘mijn hond heeft soms zo genoeg van mij en mijn gedoe…’ in het gedicht ‘Mijn hond verschrikkelijk missen’.

Tot de winter er op volgt maakt indruk zonder de lezer te overdonderen, te intimideren. Tellegen is dapper in zijn eerlijkheid, diepzinnig in zijn helderheid, en troostend in zijn speelse metaforen. Dat maakt dat de bundel ook zo uitnodigt tot herlezing. Om die rake regel of dat subtiele grapje nog eens terug te zien. We mogen hopen op nog veel meer uren, dagen, en jaren voor Tellegen. En zou het daadwerkelijk nog maar een seconde duren, dan staat het vast dat hij het meeste uit die ene tel zal halen.

 

Deze bespreking verscheen eerder in Poëziekrant, jaargang 46 (2022), nr. 1

Querido, Amsterdam, 2021
ISBN 9789021436821
56p.

Geplaatst op 11/03/2022

Tags: Als de winter er op volgt, Dood, Toon Tellegen

Categorie: Poëzie, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.