Nooit tevoren kregen zoveel mensen zoveel onderwijs, zoveel kansen om zich intellectueel, politiek en cultureel te ontwikkelen. Kennis en cultuur zijn wijder verbreid dan ooit. Je zou verwachten dat de kwaliteit van de nieuwsmedia, de informatiestroom over mens en wereld, navenant toeneemt, maar het tegendeel is waar. Nooit tevoren was er zoveel bladvulling, sensatiezucht en gebakken lucht – ook in kwaliteitskranten. Hoe hoger gestudeerd de mens, hoe lager het niveau van de media. Ze richten zich minder tot de homo sapiens dan tot de homo ludens, de spelende, plezier makende spektakelmens. Velen willen zich na gedane studies en dagtaak niet nog eens de kop breken over de rest van de wereld. Ook al omdat mens en maatschappij commerciëler, individualistischer en oppervlakkiger geworden zijn.
Kijk je alleen naar de pers, zoals Nick Davies doet in Gebakken lucht (Oorspronkelijk in het Engels uitgegeven als Flat Earth News), dan is de mediavervlakking het gevolg van verregaande commercialisering. Britse media werden vanaf begin jaren 1960 belaagd door ‘zakelijke belangen’, iets wat twintig jaar later uitmondde in het imperium van mediatycoon Rupert Murdoch. Tijd werd steeds meer geld. Feiten natrekken kost tijd, erop besparen levert meer winst op. Personeelsbestanden en onderzoeksjournalistiek werden gedecimeerd.
Peter Vandermeersch, hoofdredacteur van De Standaard en Vlaams marketeer van het jaar 2007, stelde in juni 2010 in een lezing dat ‘onder druk van de commercie en van lees-, kijk- en luistercijfers oppervlakkigheid het dreigt te halen op inhoud’. Schijnbaar zonder de tegenspraak op te merken, voegde hij er in één adem aan toe dat de belangrijkste kwaliteit van een hoofdredacteur is dat hij een krant kan verkopen, niet per se dat hij er één maken kan. Twee dagen later raakte bekend dat Vandermeersch De Standaard inruilt voor NRC Handelsblad. Hij volgt er als hoofdredacteur Birgit Donker op, die eind april ontslag nam omdat ze niet mee wou doen aan commerciële initiatieven van NRC Media, bevreesd als ze was voor de redactionele onafhankelijkheid.
Nieuwsmedia kijken uiterst zelden in eigen boezem. Fouten rechtzetten wordt ervaren als eigen betrouwbaarheid in vraag stellen. Nick Davies, een gerenommeerd journalist van The Guardian, doorbreekt het taboe; hij klapt uit de school en windt er geen doekjes om. De meeste journalisten kunnen hun werk niet meer naar behoren doen omdat ze niet langer over de nodige tijd en middelen beschikken om het waarheidsgehalte van veel informatie na te trekken. Noodgedwongen betrouwen ze steeds vaker op een slinkend aantal persbureaus, die ook al onderbemand zijn en veel meer informatie slikken dan ze aankunnen. Persbureaus en journalisten kopiëren van elkaar, putten uit een steeds kleinere verzameling verhalen, belichten vanuit steeds minder invalshoeken.
Op die manier staan de media meer dan ooit bloot aan de invloed van public relations in dienst van politieke en commerciële belangen. Woordvoerders van politici, ministeries, overheidsinstellingen, nutsbedrijven en grote firma’s bestoken de media met ronkende en zelfrechtvaardigende PR-verhalen. Ze organiseren pseudomanifestaties omwille van de publiciteit, richten nepbelangengroepen op die nieuws genereren en creëren. Waren er veertig jaar geleden in Groot-Brittannië bijna geen PR-mensen, nu zijn er al meer dan journalisten.
Uit onderzoek van de universiteit van Cardiff blijkt dat het overgrote deel (60 tot 70%) van de berichtgeving in Britse kwaliteitskranten over belangrijke of interessante binnenlandse gebeurtenissen zonder enige controle overgenomen wordt van persbureaus en PR-teksten van politici of bedrijven. Nog eens twintig procent is knip- en plakwerk op basis van dezelfde bronnen. Slechts 12% van de artikelen vertoont sporen van eigen denkwerk en onderzoek. ‘Journalistiek zonder controle’ is als ‘een menselijk lichaam zonder afweersysteem’, aldus Nick Davies. De nieuwsfabriek is niet langer alleen maar onderhevig aan incidentele fouten, maar ‘systematisch en permanent vatbaar voor besmetting met onjuistheden, verdraaiingen en propaganda’.
Toen midden juni 2010 aan het licht kwam dat Data Driven, een onderzoeksbureau dat de Vlaamse media een jaar lang van opzienbarende nieuwtjes had voorzien, je reinste nep was (een bedenksel van productiehuis Woestijnvis), was de mediaverontwaardiging groot. Door hun kritiekloze overname van nepverhalen als ‘groene kiezers masturberen het vaakst’ en ‘Open VLD-kiezers (de Vlaamse liberalen) hebben de meeste en beste seks’, stonden ze ook meer dan ooit in hun blootje.
De PR zet zoveel pseudogebeurtenissen in scène dat we die doodnormaal zijn gaan vinden. Het bezoek van paus Benedictus XVI aan Auschwitz (2006) bijvoorbeeld, was een zorgvuldig geplande mediagebeurtenis, bedoeld om de smet weg te werken die de vele mediaverhalen over de betrokkenheid van de jonge Joseph Ratzinger bij de nazi’s (Hitlerjugend, soldaat) op de nieuwe paus geworpen hadden. Of denk aan de even spontane als democratische hamburgermaaltijd die Obama midden 2010 voor het oog van de verzamelde pers aan zijn Russische ambtsgenoot aanbood.
De berichtgeving bestaat bij gratie van evenementen, persmededelingen, toespraken en plechtigheden. De meeste journalisten verlaten hun bureau, telefoon en internet niet meer. Een netwerk van contactpersonen onderhouden, erop uit trekken om zelf nieuws te vergaren – het lijken wel overbodige luxes. Zorgvuldige nieuwsgaring heeft plaats geruimd voor lopende bandjournalistiek, ‘snelle recycling van grotendeels niet nagetrokken tweedehands materiaal, dikwijls speciaal bedoeld om de politieke of zakelijke belangen van de verstrekkers ervan te dienen’, volgens Davies.
Dit lopende bandsysteem, het putten uit steeds dezelfde bronnen, levert een vrijwel eenvormige en conservatieve berichtgeving op. Lezers en kijkers krijgen een sterk ingekrompen en vereenvoudigd mens- en wereldbeeld geserveerd. Originele, onthullende journalistiek bestaat alleen nog in de marge van ‘de consensus in de hoofdstroom van de berichten, of die nu klopt of niet’.
Veel grote nieuwsverhalen die wekenlang alle aandacht opeisen, bestaan uit weinig meer dan gebakken lucht. Neem de millenniumbug, de overtuiging bij de laatste eeuwwisseling dat alle computers tilt zouden slaan en de wereld zou crashen. Het begon bij enkele computerdeskundigen die opperden dat er zich enkele problemen konden voordoen, er meteen aan toevoegend dat alles best zou meevallen aangezien computers van verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen de eeuwgrens al sinds vele jaren overschreden. Een paar computerspecialisten dreven het gevaar een beetje op om bedrijven ertoe te brengen hun computers te laten nazien of vervangen.
De media vormden dit geleidelijk om tot een angstaanjagend toekomstbeeld. Ze galmden elkaar na, dikten doemscenario’s aan, gingen er zelf in geloven, overtuigden managers en politici. Preventie- en herstelpakketten werden aangeboden en aangekocht. Sommigen spaarden kosten noch moeite. De Britse regering hield in de millenniumnacht gewapende grondtroepen en luchtmachteenheden paraat voor het geval iets zou mislopen met de verdedigingssystemen, en terroristen toegang zouden krijgen tot militair materiaal.
Op het moment van de waarheid liepen een paar computers vast, maar gebeurde er niks alarmerends, ook niet in landen die geen voorzorgsmaatregel hadden genomen. Nu zwegen journalisten als vermoord; hier zat geen goed verhaal in. Bedrijven en regeringen die boter op het hoofd hadden ‘krabbelden overeind, hoopten dat niemand naar ze keek en slopen op hun tenen weg’.
Iets gelijkaardigs gebeurde vorig jaar met die Mexicaanse griep. De media klopten het gevaar wereldwijd op. Regeringen stelden griepcommissarissen aan die ronkende verklaringen aflegden en vermanend de vinger hieven. Bedrijven alarmeerden personeelsleden, stelden mondmaskers en handzeep ter beschikking. De farmaceutische industrie moest redding brengen. Koste wat het kost, de natie was in gevaar. Alternatieve medische informatie die meer dan waarschijnlijk maakte dat een en ander sterk overdreven werd, haalde de media niet. Ziekteremmers gingen als zoete broodjes over de toonbank. Het nieuwe, onvoldoende geteste vaccin werd triomfantelijk binnengehaald. Toen de storm ging liggen en de pandemie minder slachtoffers bleek gemaakt te hebben dan de gewone jaarlijkse griep, keek iedereen de andere kant op. Regeringen wisten niet hoe snel afgeraakt van hun voorraad ziekteremmers en vaccin.
Denk ook aan de gestage stroom verzonnen terreurverhalen over Saddam Hoessein en de Irakezen na 9/11. De vermeende massavernietigingswapens van Saddam werden tot waarheid, aanvalsoorlog en ellende verheven, met nu al 1,36 miljoen dode Irakezen en 2 miljoen vluchtelingen. Enkele journalisten wisten van bij het begin dat Saddams massavernietigingswapens een bedenksel waren van het Witte Huis en het Pentagon, maar ze raakten hun verhaal niet kwijt. Vandaag doen vergelijkbare gruwelverhalen de ronde over Ahmedinejad en Iran. Of ze kloppen? Geen journalist die het weet, maar wel dat angst en sensatie goed verkopen.
Nick Davies’ favoriete gebakken luchtverhaal is de schadelijkheid van heroïne. Zuivere heroïne is volgens hem geen vergif maar, indien op de juiste manier toegediend, een volkomen onschuldig middel. Verslavend, dat wel, dus beter niet aan beginnen; maar al die ziekte en ellende die de media eraan toeschrijven, dat is enkel en alleen het gevolg van het verbod op heroïne. Zo ontstond de zwarte markt, werd de drug onbetaalbaar, gingen verslaafden in de prostitutie, gebruikten onzuivere heroïne en vervuilde injectienaalden, gingen zelf dealen en kwamen in de criminaliteit terecht.
Davies’ ontluisterende verhaal is helaas niet altijd even overtuigend. Hij verwijst al te vaag naar een recent Brits onderzoek, dat onlangs door Nederlandse research bevestigd werd. Daaruit blijkt weliswaar dat tabak en alcohol even schadelijk zijn voor de volksgezondheid (giftigheid, verslaving) en de samenleving (vooral alcohol leidt tot agressie en verkeersonveiligheid en zowel tabak als alcohol veroorzaken ziekteverzuim) als heroïne, maar ook dat ze alle drie veel schadelijker zijn dan de meeste andere genotsmiddelen. De zwarte markt speelt wat heroïne betreft zeker een kwalijke rol, maar dat werd in deze studies niet onderzocht.
Ook Davies’ bewering dat de ‘linkse’ weerzin tegen kernenergie grotendeels teruggaat op ongecontroleerde verhalen is onzorgvuldig uitgewerkt. Davies haalt een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie uit 2005 aan waaruit moet blijken dat de kernramp in Tsjernobyl (1986) ‘slechts’ 56 doden heeft geëist en dat ook de gevolgen van de straling best meevallen. Davies vergeet te vermelden dat het rapport er geen twijfel over laat bestaan dat er uiteindelijk vier- tot negenduizend mensen zullen sterven aan de gevolgen van de straling. Volgens tegenstanders van kernenergie is dit bovendien een zware onderschatting. Greenpeace probeerde dit in april 2006 recht te zetten met een kritischer deskundigenrapport. Uit dit laatste rapport leidden de media volgens Davies volkomen ten onrechte af dat Tsjernobyl uiteindelijk 90.000 levens zal kosten. De media spelen in op onze angst en overdrijven het gevaar, in werkelijkheid is kernenergie zo goed als onschuldig. Zou kunnen, maar zeker is dat op bladzijde 23 van bedoeld Greenpeace rapport wel degelijk staat dat er uiteindelijk met 93.080 doden (en 270.000 zieken) gerekend moet worden.
Het grootste gebakken luchtverhaal is de zogenaamde objectiviteit van de moderne journalistiek. Die mythe verwart neutraliteit met objectiviteit. Je zoveel mogelijk op de vlakte houden, geen eigen standpunt innemen; tegenstrijdige visies (over bijvoorbeeld klimaatverandering) braaf weergeven alsof ze evenwaardig zijn, zonder kritische bevraging of onderzoek. Een pseudo-objectiviteit die neerkomt op ‘wij weten het ook niet; zoek het zelf maar uit’.
De neutraliteit verdwijnt als sneeuw voor de zon voor onderwerpen waarover brede eensgezindheid bestaat. De nieuwsfabriek volgt de politieke en morele consensus. Als je land in oorlog is, dan bericht je er niet negatief over. Britse kranten hielden tijdens de Falklandoorlog alle kritische artikelen tegen. Verslaggevers die berichtten over folteringen van gevangenen in Afghanistan, Irak en Guantánamo, deden er meer dan een jaar over om hun artikel geplaatst te krijgen, diep verborgen in de krant. Dat veranderde pas nadat CBS Television foto’s toonde van folteringen in de Abu Ghraib gevangenis. Maar toen werd alle aandacht meteen toegespitst op de kleine garnalen, enkele militairen die uit de bol waren gegaan. De hoge omes die hiervoor het licht op groen gezet hadden, bleven buiten schot.
Volgens Davies neigen de media ertoe ‘uitsluitend de normen en waarden van de aller-machtigste groepen in de maatschappij te weerspiegelen’. Zeker, maar van even groot belang is de gebruiker, de consument, Jan Modaal. De media kunnen niet zonder lezers, luisteraars en kijkers. Wil de boodschap goed verkopen, dan moet ze bij velen aanslaan. Tegen zo weinig mogelijk haren instrijken. Op de vlakte blijven. Vertel mensen wat ze willen horen, verzwijg wat ze liever niet weten. Minder buitenlands en meer binnenlands nieuws, minder informatie en meer amusement? Geef ze dat! Bloot en spelen. Bij voorkeur van eigen bodem of over eigen volk. Michael Jackson kreeg in de VS vijftig keer meer media-aandacht dan de genocide in Darfur. De natuurlijke selectie van onwetendheid. Bottum-up nieuws, met veel nietszeggende getuigen, mensen van vlees en bloed: de moderne versie van roddel en stadslegende. Met onbenulligheid en conservatisme als resultaat, en riooljournalistiek als afgrond.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.