Dag van de Literatuurkritiek, Literatuur in de Klas

Rede: Literatuur in de Klas

Op dinsdag 3 oktober 2023 vond de eerste editie plaats van Literatuur in de Klas – voorheen Dag van de Literatuurkritiek – in De Brakke Grond in Amsterdam. Deze dag over het literatuuronderwijs wordt jaarlijks georganiseerd door Vlaams-Nederlands Huis deBuren en De Reactor. Het thema van dit jaar was literatuur en emoties, met als centrale vraag: hoe maak je emoties bespreekbaar in het literatuuronderwijs? Vijf sprekers deelden hun visie op deze vraag in een persoonlijk statement. Lees hieronder de rede van dichter en schrijver Ellen Deckwitz.

Het is een vraag die je krijgt als docent, maar ook als iemand die zelf schrijft: wat heeft de jeugd van tegenwoordig nog aan literatuur? In een tijd waarin zowel vocabulaire als algemene ontwikkeling ook via Tiktok en podcasts kunnen worden gestimuleerd, waarin jongeren kwalitatief hoogstaande verhalen ook via series kunnen binnen krijgen en waarin iedereen per Youtube op zijn twaalfde al kan weten hoe hij of zij zich kan opmaken of de verwarming ontluchten, is dit een zeer redelijke vraag. Natuurlijk liggen de antwoorden voor de hand en jullie zullen ze zelf allemaal kennen. Wie heeft er niet eens voor een klas de literatuur moeten verdedigen? Gelukkig is de kernvraag van deze dag dan ook niet ‘Hoe kan literatuur jongeren helpen?’, maar ‘Hoe kan literatuur jongeren helpen om gevoelens uit te drukken?’. De scherpere observant zal hierbij opmerken dat deze vraag maar meteen uitgaat van het idee dat literatuur dat dus kan, en gelukkig, voor een vredig verloop van deze dag, ben ik die mening zelf ook toegedaan. Literatuur kan jongeren zeker helpen bij zelfexpressie, onder andere op de volgende manieren.

Allereerst omdat wie veel leest, zich meer woorden, begrippen en termen eigen maakt om zichzelf überhaupt in uit te kúnnen drukken. Een woord als bijvoorbeeld ‘mansplaining’ bood mij opeens inzicht in een conversationele situatie waar ik in mijn leven, zoals ik vrees wel meer mensen, tot dusver toch behoorlijk last van heb gehad. Door dit woord kon ik iets sneller signaleren en dus ook de gevoelens die ermee gepaard gingen – hoofdzakelijk die van frustratie – ventileren. Wie veel leest, in het bijzonder proza en poëzie – omdat in deze genres wordt getoond hoe je je als mens kan uitdrukken en hoe je wat je ervaart kan verwoorden – krijgt handvatten en taal aangereikt om een situatie of gebeurtenis sneller te herkennen en ook de emoties die daarbij opspelen nog beter kenbaar te maken.

Daar komt nog iets interessants bij. Uit een onderzoek van Stichting Lezen, alweer jaren geleden, blijkt dat jongeren die zelf lezen, geneigd zijn om zelf ook aan het schrijven te gaan. De neiging tot reflectie neemt dus toe dankzij het verorberen van gedichten en verhalen. Niet voor niets blijken jonge veellezers ook diegenen te zijn die een dagboek bijhouden of zelf ook weleens een verhaal aan het toetsenbord toevertrouwen.

Wat voor mij als jongere ten slotte erg belangrijk was, was dat in literatuur ruimte wordt geboden aan gevoelens of behoeftes waar je je als jongere voor kunt schamen. En dan heb ik het niet eens zozeer over zoiets als geilheid of lust – daar heeft de Nederlands-Vlaamse literatuur inmiddels een overschot aan – maar ook aan emoties die elkaar ogenschijnlijk tegenspreken. Ik weet nog wel de opluchting die ik ervoer toen ik bij Vasalis las dat je je zowel bedroefd als goed kan voelen. Maar ook de, en ik kan het echt niet anders verwoorden, troost toen ik het werk van de jonggestorven Vlaamse dichter Jotie ’t Hooft ontdekte, waarin ruimte is voor de twijfel die je soms kan hebben over of het leven wel zo leuk is – een twijfel die, als je hem als minderjarige tegen een ouder of docent uitspreekt, vaak genoeg is om je meteen naar een hulpverlener door te sturen. Door een roman als Gloed (1942), van de Hongaarse schrijver Sándor Márai, zag ik opeens verwoord hoe het is om het derde wiel aan de wagen van een liefdesrelatie te zijn, waardoor ik – want op een zeker moment zal dit iedereen overkomen – me minder schaamde om gevoelens van afwijzing.

Herkenbaarheid is een vies woord in de letteren, maar ik denk dat het een van de hoofdredenen is dat mensen lezen. Je vergeet nogal eens dat het eenzaam is om een mens te zijn, dat je soms denkt dat iedereen weet hoe hij of zij moet leven maar jij niet. Het is soms een enorme opluchting om via een boek inzicht te krijgen in de innerlijke wereld van een ander, weten dat jij de enige niet bent, waardoor je vervolgens – en dan komen we weer terug op het thema van vandaag – het minder eng vindt om uiting te geven aan je eigen gevoelens. Een boek of gedicht toont manieren om naar de wereld te kijken, haar te ondergaan, en toont zo dus ook wat dat met personages of een focalisator kan doen. Door dit te delen heft het in zeker opzicht een vorm van eenzaamheid op die de lezer de moed kan geven om zelf ook uitdrukking te gaan geven aan diens emoties.

En dus, samenvattend, kan literatuur wat mij betreft jongeren op minstens drie manieren helpen om de gevoelens beter te uiten: allereerst door mogelijkheden van uitdrukking te tonen die zij kunnen overnemen, ten tweede omdat zij door te lezen zelf ook zullen willen schrijven en ten derde door herkenbaarheid. Literatuuronderwijs is daarom onmisbaar voor de ontwikkeling van jongeren. Het maakt hen niet alleen breder onderlegde mensen, het bekwaamt hen ook in zelfexpressie, door te tonen hoe je als mens kan bestaan en dat vervolgens, in verhaal en vertelling, weer met een ander kan delen.

En dat maakt literatuur meer dan een kunst. Het maakt van literatuur een menswetenschap, een onvervangbare vorm van kennis én vaardigheid in de ontwikkeling van jongeren.

Foto: Florian Braakman.

Geplaatst op 01/11/2023

Categorie: Dag van de Literatuurkritiek, Literatuur in de Klas

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.