Tijdens de Constitutional Convention in Philadelphia in 1787 verliet George Washington de vergadering om een productie van William Shakespeares (1564-1616) The Tempest bij te wonen. John Adams en Thomas Jefferson, respectievelijk de tweede en derde president van de Verenigde Staten, bezochten tijdens hun verblijf in Engeland onder meer Stratford-upon-Avon, Shakespeares geboorteplaats. En ook Abraham Lincoln heeft zijn leven lang Shakespeare gelezen en bewonderd – tot hij op 15 april 1865 in de loge van een schouwburg in Washington werd doodgeschoten door John Wilkes Booth, een gerespecteerd Shakespeare-acteur.
Het is Bill Clinton (1946), Amerika’s tweeënveertigste president, die deze feiten ophaalt in de korte inleiding die hij schreef voor Shakespeare in America, een kloeke bloemlezing – ruim zevenhonderd pagina’s – van teksten over Shakespeare of door Shakespeare geïnspireerd, geschreven door Amerikanen van diverse pluimage, in diverse genres en met uiteenlopende bedoelingen. Clinton zelf, zo meldt de oud-president, leerde Shakespeare kennen op de middelbare school in Hot Springs, Arkansas. Daar moest hij, niet geheel tot zijn genoegen overigens, honderd regels Macbeth uit het hoofd leren, tot en met de beroemdste passus:
Life’s but a walking shadow, a poor player,
That struts and frets his hour upon the stage,
And then is heard no more. It is a tale
Told by an idiot, full of sound and fury,
Signifying nothing.
Clinton las deze passage als een ‘important early lesson about the perils of blind ambition, and the emptiness of power disconnected from higher purpose.’ Voegt de eertijdse minnaar van menige Monica er kurkdroog aan toe: ‘I have always cherished that early lesson – and tried never to forget it.’ Met andere woorden, zonder Shakespeare had Clinton het wellicht nog veel bonter gemaakt.
Amerika heeft Shakespeare niet alleen altijd al gelezen, bewonderd, gespeeld en bestudeerd – Amerika heeft zich Shakespeare ook toegeëigend. ‘The history of Shakespeare in America is also a history of America itself,’ schrijft Shakespearespecialist en tekstbezorger James Shapiro in een boeiend historisch overzicht van de rollen die Shakespeare in de Amerikaanse cultuur heeft gespeeld. Dat toe-eigeningsproces gaat nog steeds door, zo blijkt ook uit de publicatie van deze bloemlezing. Shakespeare in America is namelijk uitgegeven in de prestigieuze reeks ‘The Library of America’, een verzameling van auteurs en oeuvres die de Amerikaanse literaire canon uitmaken. Er zijn eerder en elders wel al boeken verschenen over Shakespeare in Amerika, maar deze uitgave in de Amerikaanse ‘Pléiade’ zeg maar, bevestigt op wel heel radicale wijze dat in elk geval een deel van het literaire en academische establishment in de Verenigde Staten Shakespeare ook als een Amerikaans auteur wenst te beschouwen. ‘Shakespeare is an American institution’ schreef Michael Bristol op de eerste pagina van zijn voortreffelijke studie Shakespeare’s America, America’s Shakespeare (1990). Toen in 1872 in Central Park (New York) een standbeeld van Shakespeare werd onthuld, luidde het bijschrift: ‘Old World, he is not only thine.’ En toen John F. Kennedy bijna een eeuw later, in 1961, in een gesprek met acteurs in het Witte Huis naar Shakespeare verwees als ‘an American playwright’, deed hij dat volgens Shapiro ‘only half in jest’.
De Amerikanisering van Shakespeare is eigenlijk pas begonnen in de negentiende eeuw. Voor die tijd, in de koloniale periode, werd Shakespeare voornamelijk gespeeld door Engelse gezelschappen die in de kolonies kwamen toeren. De allereerste officieel geregistreerde opvoering van een Shakespearestuk in de Nieuwe Wereld was een productie door een Engels amateurgezelschap van Romeo and Juliet in New York City in 1730. De eerste Amerikaanse editie van Shakespeares verzamelde toneelwerk verscheen pas in 1795. Tussen 1630, toen de Puriteinen in Salem, Massachusetts aan land gingen en de geschiedenis van het blanke, Angelsaksische America de facto begon, en de Onafhankelijkheidsoorlog van 1776, zijn er in Amerika hooguit vijfhonderd opvoeringen van Shakespearestukken geweest. Vijfhonderd in anderhalve eeuw – veel is dat niet. De lauwe interesse voor Shakespeare had natuurlijk veel te maken met het wereldbeeld van de Puriteinse grondleggers van Amerika, die theater altijd al een even zondig als frivool tijdverdrijf hadden gevonden. In Pennsylvania en Massachusetts gold tot aan het einde van de zeventiende eeuw zelfs een theaterverbod.
Na de Onafhankelijkheidsoorlog in 1776 veranderde dat. Toen de Amerikanen enigszins tot hun eigen verbazing ontwaakten in een nieuw, onafhankelijk land, begonnen ze zich al snel af te vragen of er voor deze nieuwe geopolitieke realiteit ook een specifieke, culturele identiteit te bedenken viel. In dit proces, het ontstaan van een cultureel zelfbewustzijn , heeft Shakespeare een grote rol gespeeld. Dat begon al in het onderwijs, waar kinderen vanaf de jaren 1830 voordracht en welsprekendheid oefenden aan de hand van bloemlezingen uit Shakespeares werk. Het beroemdste, invloedrijkste voorbeeld zijn de McGuffy’s Readers, tekstboeken die begonnen te verschijnen in 1839 en die in de loop van de negentiende eeuw werkelijk gigantische oplagen haalden: 47 miljoen exemplaren in 1873 (jaar waarin William McGuffey overleed), 122 miljoen in 1922. Via het onderwijs drong Shakespeare diep door in het Amerikaanse culturele zelfbewustzijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een Duitse toerist na een reis door Amerika in 1887 opmerkte ‘dat er in de hele wereld ongetwijfeld geen enkel land was waar Shakespeare en de Bijbel meer aanzien genoten’ dan in Amerika. Alexis de Tocqueville had tijdens zijn rondreis in 1831 al opgemerkt dat er in Amerika ‘nauwelijks een pioniershut te vinden [was] waar men niet enkele losse delen van Shakespeare aantreft.’ De grandioze Hamlet-parodie die Mark Twain opnam in The Adventures of Huckleberry Finn (1885) is ook een indicatie dat het Amerikaanse publiek tegen het einde van de negentiende eeuw bijzonder vertrouwd was met de grote teksten uit Shakespeare.
Shapiro wijst ook op de grote rol die Shakespeare heeft gespeeld in discussies over de culturele breuklijnen die deze maatschappij verdeelden. Een beroemd voorbeeld zijn de Astor Place Riots, een gewelddadige confrontatie in 1849 in New York City tussen de aanhangers van twee Shakespeare-acteurs die tegelijkertijd in twee verschillende theaters Macbeth speelden. Fans van de Amerikaanse working class acteur Edwin Forrest verstoorden de voorstelling waarin rivaal Charles Macready, een traditionele Britse steracteur, ook Macbeth vertolkte. De discussie over twee uiteenlopende Shakespeare-interpretaties was tegelijkertijd een sociaal klassenconflict. Toeschouwers uit beide kampen rolden vechtend over straat, de National Guard rukte uit. Resultaat: 23 doden.
Tijdens de Burgeroorlog vuurde Jefferson Davis de troepen van de zich afscheidende zuidelijke staten aan met citaten uit Richard III, terwijl in het kamp van de tegenstander president Abraham Lincoln wijsheid en troost putte uit… Richard III. En dan was er natuurlijk Othello, een stuk dat zowel door voor- als tegenstanders van slavernij en rassendiscriminatie werd aangegrepen ter staving van het eigen gelijk. Zo schreef een zekere Mary Preston kort na de Burgeroorlog dat Shakespeare een voor hem erg zeldzame fout had gemaakt door Othello voor te stellen als een zwarte man (‘one of the few erroneous strokes of the great master’s brush, the single blemish on a faultless work.’). Zij besloot koppig: ‘Othello was a white man!’ (Studies in Shakespeare, 1869) Ruim een eeuw later zou de Afrikaans-Amerikaanse dichteres Maya Angelou Preston weerspreken toen ze tijdens een voordracht in Iowa in 1985 de inmiddels legendarische woorden sprak: ‘Shakespeare was a Black Woman.’
En zo wordt in de grote culturele verhalen, in de politieke en sociale discussies en conflicten van Amerika Shakespeare telkens opnieuw aangehaald, opgevoerd, bewerkt, geïnterpreteerd en geherinterpreteerd – ter illustratie, ter staving, ter weerlegging of als waarschuwing.
Deze bloemlezing geeft een goed beeld van de rijkdom en de complexiteit die de osmose tussen Shakespeare en Amerika kenmerken. Shapiro heeft bekende, klassieke teksten verzameld, zoals Ralph Waldo Emersons briljante essay ‘Shakspeare; or, the Poet’ (1850) en T.S. Eliots ‘Hamlet and His Problems’ (1919), maar ook vele minder bekende gedichten, parodieën en korte essays die het belang van Shakespeare voor de Amerikaanse cultuur aantonen. Shakespeare in America bevat dan ook nogal wat verrassingen en ontdekkingen. Zo las ik in dit boek voor het eerst ‘A Modern Lear’ (1895) , een schitterende analyse van de historische Pullman-treinstaking in 1894 door Jane Addams (1860-1935), activiste, feministe, sociologe – en in 1931 de eerste Amerikaanse vrouw die de Nobelprijs voor de Vrede ontving. Addams vergelijkt de relatie tussen de beroemde industrieel George Pullman en zijn arbeiders met de relatie tussen Lear en zijn jongste dochter Cordelia. Ze beschrijft Pullman als een narcistische machthebber die vindt dat zijn werknemers hem eeuwige dank verschuldigd zijn, net zoals Lear dat van zijn drie dochters verwachtte. Wanneer de arbeiders als gevolg van een loonconflict in 1894 tegen de baas in opstand komen en gaan staken, raakte Pullman net zo verbitterd en vervreemd van zijn eigen werkvolk als Lear van zijn kinderen. De oude vorst en de filantroop-industrieel lijken allebei op een feodale heerser die vergiftigd wordt door een onredelijk en onbedaarlijk stank-voor-dankgevoel. Beiden verzonken in zelfmedelijden, verongelijktheid, eenzaamheid. ‘Lack of perception is the besetting danger of the egoist.’ Heerlijk essay.
Er zijn natuurlijk een heleboel teksten die in deze bloemlezing ontbreken omdat ze gewoonweg te lang zijn, terwijl ze er thematisch wel perfect in thuishoren. Zo staat Herman Melvilles meesterwerk Moby-Dick (1851) in voortdurende dialoog met Shakespeares King Lear en Macbeth, maar Moby-Dick is een boek van zeshonderd bladzijden. Om dezelfde reden ontbreken ook andere belangwekkende Amerikaanse romans zoals het hier al genoemde The Adventures of Huckleberry Finn, William Faulkners The Sound and the Fury (1929), Jane Smileys A Thousand Acres (1991) en David Foster Wallaces Infinite Jest (1996).
Ondanks zulke onvermijdelijke hiaten biedt Shakespeare in America een buitengewoon interessant overzicht van de intense belangstelling die Amerikanen met name sinds de negentiende eeuw voor Shakespeares werk hebben gehad. Deze bloemlezing geeft ook een goed beeld van de vele manieren waarop Amerikanen de grote culturele, sociale en politieke conflicten in hun geschiedenis vaak hebben gearticuleerd of geïllustreerd via Shakespeare.
Op 23 april 1932 (Shakespeares 316de sterfdag) opende in Washington de Folger Shakespeare Library – tot nader order het belangrijkste Shakespearemuseum en -onderzoekscentrum ter wereld. Bij die gelegenheid hield directeur en Shakespearegeleerde John Quincy Adams (niet verwant met zijn politieke naamgenoten) een inaugurele rede waarin hij de drie belangrijkste Amerikanen opnoemde die in de hoofdstad terecht een eigen monument hadden gekregen: Washington, Lincoln en… Shakespeare. Wie Shakespeare in America leest zal die claim alvast iets beter begrijpen.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.