Met het boek Een meester zonder hamer schreef de Nederlandse musicoloog Emanuel Overbeeke (1958) een boeiend en rijkelijk gedocumenteerd naslagwerk over de belangrijkste Franse avant-gardecomponist van de twintigste eeuw. Er bestaat al goede tot uitstekende Nederlandstalige literatuur over de muzikale voorhoede van de tweede helft van de twintigste eeuw, maar monografieën over haar hoofdrolspelers zijn zeldzaam. Dat dit boek geen vertaling in het Nederlands is, maar een oorspronkelijk verhaal verteld door een groot liefhebber en pleitbezorger van de muziek van Pierre Boulez (1925-2016), is zonder meer een grote troef.
De auteur studeerde bij de Nederlandse componist Marius Flothuis (1914-2001) en de Amerikaanse pianist Charles Rosen (1927-2012), en het hoeft dan ook niet te verwonderen dat deze namen met de regelmatig terugkeren in het discours. Omdat beide leraren intense contacten onderhielden met Boulez, beschikt Overbeeke over informatie uit de eerste hand en enkele treffende inzichten die in de bestaande literatuur niet, of slechts impliciet, aanwezig zijn.
Hoewel ze soms anekdotisch blijven, geven deze getuigenissen extra kleur aan de bekende muziekhistorische verhaallijnen van de twintigste eeuw. Zo beschrijft Overbeeke hoe Elliott Carter aan Rosen uitlegt dat Boulez’ Tweede pianosonate ten opzichte van het door Boulez verachte neoclassicisme een sonate is waarin ‘alles fout’ is (uit de context blijkt dat dit positief bedoeld is).
Een meester zonder hamer is niet alleen vlot en toegankelijk geschreven, maar ook wetenschappelijk onderbouwd. De auteur baseert zich in eerste instantie op de vakliteratuur en geeft die ook met zorg weer in een voetnotenapparaat. Overbeeke steekt zijn bewondering voor Boulez niet onder stoelen of banken, maar trapt niet in de valkuil van de idolatrie of hagiografie.
Er is vrij veel inkt gevloeid over de besprekingen van Boulez’ composities zelf, en dat op een begrijpelijke manier, zelfs voor wie de muziek nog nooit gehoord heeft. Sterker nog, de wijze waarop Overbeeke over deze moeilijke composities schrijft, maakt nieuwsgierig. Over de derde Improvisatie uit Pli selon pli schrijft hij:
Naar vorm lijkt ze op de uitbouw van een enkele plant tot een rozentuin, zij het dat de compositie bepaald niet bij het begin begint. De motieven en varianten in wisselende instrumentaties en texturen buitelen over elkaar heen.
De aanpak van het boek is niet chronologisch-biografisch, maar thematisch. Na een korte biografische schets (Boulez had het zelf ook helemaal niet voor componistenbiografieën), wordt de man in afzonderlijke hoofdstukken geportretteerd als componist, schrijver, dirigent en als programmeur. Ten slotte staat de auteur nog even stil bij de ruimere betekenis van deze componist. Een volledige oeuvrelijst, evenals een uitgebreide literatuurlijst en een zorgvuldig opgesteld namenregister maken van dit boek niet alleen een aangenaam leesboek, maar ook een handig werkinstrument voor wie zich wil verdiepen in het werk van deze muzikale duizendpoot.
De keuze om de verschillende facetten van Boulez’ persoonlijkheid afzonderlijk te belichten is zonder twijfel een goede, al blijft het wat kunstmatig om het leven en werk van één persoon op die manier te ontleden. Gelukkig legt Overbeeke veel verbanden tussen de verschillende verhaallijnen, zodat de invloed van Boulez’ dirigeercarrière op zijn muziek en andersom toch ook aan bod komt.
Het hoofdstuk over Boulez als componist heeft het minste te lijden onder deze opsplitsing, wellicht omdat Boulez in de eerste plaats componist/kunstenaar was. De ideeën die hij in dat verband ontwikkelde, komen terug in zijn andere activiteiten.
Het hoofdstuk over Boulez als schrijver vertoont de meeste nadelen van de opbouw in aparte thema’s. Hier is de focus soms wat zoek en verzeilt de tekst soms in ruimere beschouwingen over de muziek zelf (al dan niet in herhaling van wat eerder geschreven werd).
Ook het hoofdstuk over Boulez als programmeur is een beetje in hetzelfde bedje ziek. Wellicht was het wel goed geweest om dit te laten versmelten met het verhaal over de dirigent Boulez.
De verdienste van de gekozen opbouw is dat het verhaal van Boulez verschillende keren wordt verteld, telkens vanuit een andere invalshoek. Hierdoor komen enkele centrale ideeën naar boven die niet alleen op de componist of de dirigent van toepassing zijn, maar die duidelijk Boulez als persoonlijkheid in de verf zetten. De grote beheersing van het materiaal, de terughoudendheid tegenover ongecontroleerde uitspattingen, de grote gedrevenheid en energie, het perfectionisme, en nog vele andere eigenschappen vinden we terug in alle deelaspecten van Boulez’ persoonlijkheid. Overbeeke vat het mooi samen:
Eerst wordt bezetenheid gevolgd door streng intellect totdat de beheersing maximaal is, daarna keert de bezetenheid in volle omvang terug.
Hoewel het logisch is dat bepaalde verhaallijnen vanuit verschillende perspectieven terugkomen, zijn er toch een paar opmerkelijke voorbeelden van redundantie, waarbij bepaalde uitdrukkingen of zelfs hele zinsdelen letterlijk hernomen worden. Het is niet duidelijk of dit slordigheden zijn, dan wel bewuste herhalingen. Ze bevorderen het leescomfort in elk geval niet. Op pagina 149 (in het hoofdstuk ‘De dirigent’) lezen we in verband met Ein deutsches Requiem van Johannes Brahms:
Zijn afkeer van demonstratief sentiment blijkt onder meer uit de wijze waarop hij repeteert.
Verderop in datzelfde hoofdstuk, gaat het plots opnieuw over Brahms’ requiem en staat er:
Zijn vertolking […] kan men stereotiep Frans noemen door zijn afkeer van een dichtgeslibde klank en demonstratief sentiment, […].
Op diezelfde pagina merkt de auteur op dat Boulez het orkest niet wil laten klinken ‘als een massief geheel maar als een verzameling ensembles’, bewoordingen die voordien letterlijk te lezen waren op pagina 154 én nog eens terugkomen op pagina 229.
Emanuel Overbeeke schetst met deze monografie een gedifferentieerd en goed onderbouwd beeld van een van de belangrijkste componisten van de twintigste eeuw. Dat hij zijn wetenschappelijke inzichten kan combineren met getuigenissen van mensen uit Boulez’ entourage geeft dit boek extra kleur.
Of dit boek meer mensen zal overtuigen om de muziek van Boulez te beluisteren, valt nog af te wachten. Maar vast staat dat wie zich op welke manier ook in de muziek en/of de figuur van Boulez wil verdiepen, uit Een meester zonder hamer heel wat boeiende inzichten kan halen.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.