Ze tuit haar lippen terwijl ze naar de bovenhoek van haar telefoonscherm staart, knippert met haar paarse wimpers, legt het vast op video. Het filmpje wordt in de juiste positie van het schermbeeld geplaatst, het onderschrift snel neergetikt. Iets over ‘Pretty in this purple’ en ‘Loving myself first’. Het mascaramerk wordt getagd, de story aan haar profiel toegevoegd. Het meisje naast me in het bushokje maakt een Instagram-story en ik sta onbeschaamd mee te gluren. In de miezerige regen snelt een man voorbij. Door zijn haast vallen zijn sleutels op de natte keien. Het meisje tikt nog steeds op haar scherm – ze past de video aan en merkt niets op. Vandaag voelt ze zich geliefd door zichzelf en dat wil ze delen.
Op zich is er niets mis met jezelf graag zien. Integendeel, het is zelfs belangrijk en waardevol. Toch wringt er iets aan de manier waarop zelfliefde soms omslaat in individualisme of bezoedeld raakt door commercialisme. Ondertussen verliezen mensen hun sleutels, of om het algemener te zeggen: door een al te grote zelfcultus merken we de ander niet meer op.
Zelfliefde is daarom een spannende emotie die om een nieuwe invulling vraagt. Het is bovendien een complexe emotie, zoals onze weerbarstige gemoedstoestanden weleens vaker durven zijn. Eigenlijk is zelfliefde een vorm van de verschillende trotse houdingen die we ten opzichte van onszelf kunnen aannemen. Dat stelt filosofe Martha Claeys, die vorig jaar debuteerde met Trots. De filosofie van een emotie (2023). Het werk ontving jubelende recensies en is momenteel al aan de vierde druk toe. Trots is een heldere verkenning van de emotie die de overtuigingen die erachter schuilgaan op scherp zet.
Aristoteles zei dat het een deugd was, het christendom doopte het om tot een hoofdzonde. Enerzijds lijken we trots al snel te associëren met arrogantie en hebben we er daarom intuïtief veelal een afkeer voor. Anderzijds schuilt er achter protestbewegingen zoals Black Lives Matter of MeToo ook een trotse houding: het zelfbewust claimen van een identiteit, het opkomen voor een recht. Trots is dus een emotie die wordt gekenmerkt door een bepaalde dubbelheid. We zijn trots op onze boeren, maar wanneer jongens van de extreemrechtse vechtsportclub na hun workout fier met glazen witte melk (het symbool voor witte superioriteit) poseren, lijkt die trots plots iets betwistbaars. Mogen zij dan minder trots zijn? Door op dit soort contrasterende schakeringen te wijzen, zet Claeys ons aan om ons gevoel van trots onder de loep te nemen.
Claeys liep school in Chicago bij de bekende filosofe Martha Nussbaum, die baanbrekend denkwerk verrichte over morele sensibiliteit en de politieke relevantie van emoties. Vanuit die achtergrond is ze dan ook geïnteresseerd in emoties als vertrekpunt om de wereld te begrijpen. Emoties zijn volgens Nussbaum en Claeys niet het tegenovergestelde van rationaliteit, ze hebben net zelf een redelijkheid. De emoties die we ervaren zijn namelijk gestoeld op onze overtuigingen over de wereld. Zo gaan er ook achter onze emoties van trots heel wat maatschappelijke meningen schuil. Bovendien is trots een groots gevoel. Met trots bedoelen we een heleboel verschillende houdingen die we tegenover onszelf kunnen aannemen. Claeys beschouwt zelfliefde als één mogelijke houding. Twee andere ankerpunten voor trots zijn volgens haar zelfwaardering en zelfrespect.
Zelfwaardering is een zinvolle emotie wat betreft ons gevoel van eigenwaarde, maar het feit dat deze emotie bemoeilijkt wordt in ons economisch systeem, ziet ook Claeys niet over het hoofd. Zelfwaardering lijkt op het eerste gezicht net een belangrijke bouwsteen voor onze neoliberale waarderingseconomie, omdat het de ‘eigen’ successen op de voorgrond plaatst. Claeys erkent en beschrijft hoe het “verdiensten-model” van het neoliberalisme al te vaak lof schenkt aan prestaties die op zich niet intrinsiek goed zijn, noch getuigen van een volledig individueel welslagen. Veelal loven we individueel succes, carrière en digitale aanwezigheid, zonder rekening te houden met sociaal privilege, onrechtvaardige, hiërarchische systemen of puur geluk. De ander wordt in deze context al snel eerder een obstakel dan een bondgenoot. Het lijkt dan haast een logisch gevolg dat zelfwaardering weleens durft om te slaan in zelfingenomenheid of arrogantie.
Trotse zelfwaardering is daarom nog niet ongegrond. Een trots iemand vinden we vaak arrogant of zelfingenomen, niet omdat de persoon een denkfout maakt, maar omdat de context waarin die trots wordt tentoongespreid niet goed gelezen wordt. Je bent gegrond in je trots als je bijzonder goed bent in iets, soms beter dan een ander. Claeys beschrijft aanstekelijk hoe belangrijk gepaste trots is om jezelf naar waarde te kunnen schatten. De prestatiedruk die komt kijken bij een waarderingscultus gestoeld op economische principes, leidt niet enkel tot zelfingenomenheid of arrogantie. Het maakt ons vooral kwetsbaar voor faalangst, een lage inschatting van onszelf of destructieve onzekerheid. Jezelf gepast naar waarde schatten, is daarom onmisbaar voor een zinvol gevoel van eigenwaarde. Trots als zelfwaardering leunt hier op ongelijkheid: wanneer je uitblinkt in iets en je erkent dat je daarvoor waardering verdient, dan vraag je terecht om een ongelijke behandeling. Je mag gerust om wat meer erkenning vragen, soms verdien je meer waardering dan een ander.
Zelfrespect is, in tegenstelling tot zelfwaardering, dan weer gegrond in een gevoel van gelijkheid. Sommige waarden zijn niet te meten. Een mensenleven kent geen ruilwaarde of prijs. Het feit dat je mens bent, het feit dat je bent wie je bent, volstaat soms om een trots gevoel op te roepen. In deze vorm van trots vindt Claeys de mogelijkheid tot emancipatie. Zelfrespect ziet de filosofe als een krachtig wapen voor protest. Dit is het soort trots dat in de gaypride of BLM- en MeToo-bewegingen naar voren komt. De trots om hun identiteit vieren ze loud and proud, omdat ze willen oproepen tot een gelijke behandeling. Dit betekent echter niet dat ook witte of heteronormatieve trots op dezelfde manier gevierd kan worden. Trots uitdragen voor een superioriteitspositie is juist níét vragen om een gelijke behandeling, het gaat net over het (soms bewust) in stand houden van een veronachtzaamde ongelijkheid. De ruimte voor die trots opnieuw huldigen, herbevestigt en houdt daarmee die ongelijkheid in stand. Claeys vindt in de trots van minderheidsgroepen daarom de sleutel tot sociale rechtvaardigheid. De trots waarmee ze op straat komen, is gefundeerd op zelfrespect, het idee dat je zonder verdienste, gewoon door wie je bent, gelijke rechten hebt als iedereen.
Hoewel het een oppervlakkige emotie lijkt, laat Claeys zien dat trots de basis kan vormen voor een politiek rechtvaardigheidsgevoel. Daarbij toont ze hoe trots kan bijdragen tot het ontwikkelen van een liefdevolle en redelijke houding naar onszelf. Of zoals Audre Lorde het ook vatte in haar Essays (1988): ‘Voor mezelf zorgen is geen zelfverheerlijking, het is een kwestie van zelfbehoud en dat is een act van politieke strijd’.
De vele actuele voorbeelden die Claeys beschrijft om zelfwaardering en zelfrespect te verkennen, zoals de BLM-protesten, zijn een jaar of twee na datum net een tikkeltje minder prikkelend om te lezen. Haar bespreking van zelfliefde overtuigt daarom meer.
In het woord zelfliefde ligt de simpele betekenis ervan al besloten; het is de liefde voor het zelf. In de eerste plaats gaat het dus over liefde, een op z’n zachtst gezegd complex gegeven. Claeys gaat echter te rade bij een onderbelichte schrijver. In het werk van de Ierse filosofe Iris Murdoch (1919-1999) ligt liefde aan de basis voor ethiek en vrijheid. Murdoch beschreef liefde als een manier van kijken. Wanneer we liefde ervaren, dan richten we de aandacht buiten onszelf en zien de wereld om ons heen. Een ander persoon graag zien is in die zin een oefening in het kijken naar onze geliefde, met aandacht. De blinde vlekken die je over jezelf hebt, zal de persoon die het dichtst bij jou staat, misschien veel duidelijker zien. Liefde betekent daarom kritisch kijken, realistisch zijn en de dingen onder ogen zien die de ander van zichzelf misschien niet helemaal opmerkt. Claeys hoopt dat we die aandachtige, liefdevolle blik ook op onszelf kunnen richten. Zelfliefde betekent dan niet simpelweg jezelf glorieus vieren (hoewel dat natuurlijk ook mag). Jezelf graag zien betekent vooral dat je de tijd neemt om realistisch en vooral ook kritisch te zijn over jezelf. Op die manier kan je ook gepaste trots ervaren.
Hoewel zelfliefde kan overhellen naar narcisme, hangt het er dus vanaf op welke manier we die zelfliefde begrijpen. Zo heeft de Franse auteur André Gide (1891) de Narcissus-mythe herschreven om er een andere lezing aan te geven. Narcissus beschouwen we als een megalomaan figuur die zichzelf verheerlijkt in de weerspiegeling van het wateroppervlak. In het oorspronkelijke verhaal is hij verliefd op de afspiegeling die hij ziet. Niet wetende dat hij naar zichzelf kijkt, probeert hij zijn evenbeeld te zoenen. Bij Gide is Narcissus zich er daarentegen bewust van dat hij zichzelf in het water weerspiegeld ziet. Narcissus is alleen en kijkt naar zichzelf. Het wateroppervlak komt tot rust, en hijzelf ook: ‘Het wateroppervlak luiert, net als voorheen, en het visioen verschijnt weer. …] Hij is alleen. — Wat kan hij doen? Contempleren.’ Dit “contempleren” is zo ongeveer het kernpunt van Gides versie van de mythe. Narcissus heeft niet per se een erotisch verlangen naar zijn spiegelbeeld. In het kijken naar zijn weerspiegeling verlangt hij ernaar over zichzelf te reflecteren. In de etymologische verwantschap tussen spiegel en reflectie ligt die conclusie eigenlijk ook al vervat. Jezelf in de spiegel bekijken of over jezelf reflecteren zijn synoniemen die hetzelfde kunnen betekenen. Gides Narcissus kijkt dus niet zomaar verliefd naar zichzelf, hij denkt na bij wat hij ziet. Toch besluit Gide zijn verhaal met het grote, postmoderne drama dat het onmogelijk is om het zelf te kennen. Wat Claeys echter toont, is dat het niet van belang is om dat doel tot zelfkennis volledig te bereiken. Het gaat om een redelijke houding naar het zelf, die we steeds opnieuw kunnen aanwenden. Een zorgvuldige, zachte blik op jezelf werpen is voldoende. Dat is liefde en in die liefde kan je ook de trots voor jezelf vinden.
Schijnbaar moeiteloos ontcijfert Claeys een complexe emotie en onderzoekt ze de ethische vraagstukken die onze tijd kenmerken. Dit is een boek met een boodschap voor een breed publiek, geschreven in een toegankelijke taal zonder academisch jargon. Claeys richt zich dan ook tot iedereen: een meisje met paarse wimpers, een gehaaste man in de regen, een recensent die maar wat aanmoddert met boeken lezen, of de lezer van die recensie op een literair platform. De boodschap van Trots vatte de Nederlandse auteur Joost de Vries als volgt samen: ‘Een betere wereld begint bij jezelf, of in ieder geval in de spiegel’. Volgens mij klinkt die bottom line nog net iets luider als je daaraan toevoegt dat die spiegel steeds een reflectie is, en reflecteren altijd een politieke strijd.
Reacties
Verbruggen Agnes
Gedragen bespreking. Boddaert geeft de essentie van het boek weer en is in staat er de kwaliteiten van te duiden vanuit een politiek bewustzijn.
Georges Boddaert
Je mag oprecht trots zijn op je vermogen om de diepliggende emoties uit te pluizen en te verwoorden. Doe zo verder 🤞
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.