De ruimte waarover zo heerlijk te zwijgen valt

Bonsai

Alejandro Zambra

In eigen land is de Chileense auteur Alejandro Zambra al enige jaren een cultfiguur en ook wereldwijd doen Bonsai en Het verborgen leven van bomen het inmiddels erg goed. Zijn korte romans over twijfelende jongemannen die hun grote liefdes zien verdwijnen, worden ingehaald als aangename verrassingen. Beeldschone kleinoden zijn het, of intrigerende liefdesverhalen, geschreven in een postmoderne trant, of net niet: Zambra’s proza zou volgens sommigen namelijk de metafictie uit de weg gaan en simpelweg ‘the textuality of life’ nabootsen. Maar ‘mooi’ en ‘intrigerend’ zijn zulke vage begrippen, terwijl ook de kwalificatie postmodern niet helemaal bevredigt. Ergens schreef Zambra dat in Chili de scheiding tussen de gesproken en de geschreven taal blijft bestaan en dat er daardoor een groot wantrouwen heerst ten opzichte van het schrijven: ‘er zijn veel woorden die wel gezegd worden, maar niet geschreven en veel zinnen die wel geschreven worden, maar niet gezegd’. In zo’n context lijkt het moeilijk om de ‘tekstualiteit van het leven’ na te bootsen of verstrikt te raken in het postmoderne web van referenties. Maar hier wordt het uiteraard wel interessant.

Postmodern

Het postmodernisme is duidelijk niet aan Alejandro Zambra voorbijgegaan. Julio en Julián, de hoofdpersonages van respectievelijk Bonsai en Het verborgen leven van bomen, zijn beiden schrijver. Een beetje tegen wil en dank weliswaar, maar toch. Julio ziet zich bijvoorbeeld genoodzaakt om een boek te schrijven als hij zijn tweede vriendin – zijn grote liefde Emilia is dan al uit zijn leven verdwenen – vertelt dat hij een manuscript van de grote schrijver Gazmuri zal uittikken. De opdracht gaat echter op het laatste moment aan zijn neus voorbij. Julio kan ondertussen niet meer terug. Hij besluit het boek, waarvan hij alleen een zeer korte samenvatting kent, dan maar zelf te schrijven. Hij verzint een verhaal over een man die de nagedachtenis van zijn gestorven jeugdliefde levendig houdt door een bonsai te kweken. Het wordt een korte roman die eigenlijk een echo is van het kortverhaal ‘Tantalia’ van Macedonio Fernández. Julio en Emilia hielden erg van dat verhaal, totdat ze het op henzelf begonnen te betrekken. In ‘Tantalia’ verzorgt een stel namelijk een plantje als symbool voor hun liefde, maar als ze beseffen dat hun liefde voorbij zal zijn als het plantje sterft, zorgen ze ervoor dat ze het symbool voor hun bedreigde liefde kwijtraken in een zee van identieke planten. Dat blijkt het begin van het einde te zijn.

Behalve een echo van ‘Tantalia’ is Julio’s roman ook een vooruitwijzing naar wat er in zijn eigen leven zal gebeuren. Als hij hoort dat Emilia zich voor de metro heeft geworpen, verzorgt hij zijn bonsai verder ter ere van haar. Julio’s leven is met andere woorden een echo van een echo van een verhaal. En daar komt nog een echo bij als in Het verborgen leven van bomen de suggestie wordt gewekt dat Julio’s roman – eveneens Bonsai getiteld – het eerste boek is van Julián.

Op het eerste gezicht valt er dus veel voor te zeggen om Zambra een postmodernist te noemen. Zeker ook omdat zijn werk over de onmogelijkheid van waarachtige menselijke contacten lijkt te gaan. In Bonsai is de relatie tussen Julio en Emilia gebaseerd op liefdeloze seks en op hun gezamenlijke lectuur van halve boeken. Het verborgen leven van bomen beschrijft de nacht waarin Julián samen met zijn stiefdochtertje Daniela wacht tot zijn echtgenote Verónica terugkomt van tekenles. Al snel is duidelijk dat ze niet zal terugkeren. Waarom is niet helder. Er is blijkbaar nooit iets uitgesproken. Hoe het verder moet, weet ook niemand, maar dat belet Julián niet om Daniela’s toekomst in te beelden, inclusief zijn perifere rol in dat leven als stiefvader én als schrijver. Zambra’s personages zijn dus behoorlijk geïsoleerd en dringen nauwelijks tot elkaar door. De innigste contacten bestaan uit dierlijke seks en halve gesprekken over literatuur.

Als postmoderne literatuur zijn de romans van Zambra niet echt bijzonder. Integendeel. Hier en daar bezondigt deze schrijver zich zelfs aan wel erg belegen metafictionele spelletjes, genre: ‘Laten we het erop houden dat zijn naam Andrés was en niet Leonardo.’ Maar tegelijkertijd knaagt het besef dat het Zambra om iets heel anders te doen is. De levens van zijn personages worden bijvoorbeeld niet overladen met een teveel aan referenties. Hoewel ze zich wel eens herkennen in een boek raken ze vooral verstrikt in hun eigen verbeelding in plaats van in het grote spiegelpaleis van de westerse cultuur. De personages worden daarnaast eerder getroffen door een leegte dan door een teveel aan keuzes. Die leegte valt met behulp van de literatuur wel complexer te maken, maar niet te vullen, laat staan over te laten stromen.

Uitweg

Veel heeft te maken met het feit dat boeken bij de Chileense middenklasse lange tijd een schaars goed waren. Zowel in het voornoemde essay als in Het verborgen leven van bomen gaat Zambra daar uitgebreid op in. Literatuur was vrijwel afwezig in het milieu waarin hij en zijn personages opgroeiden. Om diezelfde reden konden kinderen uit de middenklasse zich ook niets voorstellen bij sneeuw, want wintersportvakanties in de bergen waren een privilege van de rijken. De dagelijkse werkelijkheidservaring wordt dan ook eerder beïnvloed door het spelletje Metropolis (de Chileense versie van Monopolie) dan door het oneindige reservoir aan literaire referenties. Als de literatuur in Het verborgen leven van bomen op een gegeven moment toch haar intrede doet dan is het in de geijkte reeks van een bekend Chileens weekblad dat de literatuur strikt had onderverdeeld in Spaanse, Chileense en wereldliteratuur; elke rubriek gecodeerd met zijn eigen kleur, zoals de wijken in Monopolie.

Het resultaat daarvan is dat de personages – allemaal kinderen van de middenklasse – nog volop verwikkeld zijn in hun culturele ontdekkingstocht. Niet zelden worden zij dan ook getekend door een cultureel tekort en wenden zij de literatuur op een oneigenlijke manier aan: ‘De eerste leugen die Julio aan Emilia vertelde was dat hij Marcel Proust had gelezen.’ Literatuur speelt bij Zambra met andere woorden wel een cruciale, maar geen alles overheersende rol. Naast elk personage dat zijn leven laat bepalen door boeken staat ook een personage dat niets om literatuur geeft. Er is iets wezenlijks wat aan het geijkte postmoderne spel voorbijgaat. Iets wat doet vermoeden dat Zambra in plaats van het te omarmen juist een poging doet om het postmodernisme op een bedachtzame wijze achter zich te laten.

Ook de poging om een uitweg te zoeken uit het postmodernisme is uiteraard niet uniek. Veel van de recente literatuur is daar impliciet of expliciet mee bezig. Sommige auteurs zetten de veelheid van referenties niet in als spiegelpaleis, maar als doolhof waarin een hartstochtelijke en veeleisende poging wordt ondernomen om de juiste route te vinden. In een veel minder interessante poging om de tijdgeest te vangen, lijken andere auteurs het postmodernisme binnenstebuiten te hebben gekeerd en het prototypische ‘lege midden’ tot structuur te hebben verheven. Hetgeen tekenend is voor een tijd waarin het hebben van een stem belangrijker is dan het hebben van een boodschap. Veel spannender is de poging van nog weer andere schrijvers om door de accumulatie van opeenvolgende werkelijkheidsopvattingen die de literatuurgeschiedenis hebben gedomineerd een van te voren onvermoede ruimte te creëren die vooralsnog oningevuld blijft.

Bij die laatste strategie sluit Alejandro Zambra het meest aan. Zambra probeert op subtiele wijze steeds een wereld voorbij de tekst te suggereren. In zijn literatuur is de werkelijkheid namelijk niet alleen een slaaf van het geschrevene. Het omgekeerde is ook waar. In Het verborgen leven van bomen schrijft hij: ‘De roman gaat door, al is het alleen maar om het oneerlijke vonnis […] geveld te zien worden.’ Zonder terug te keren naar het realisme maakt hij de literatuur expliciet ondergeschikt aan de werkelijkheid, die zich blijkbaar bevindt op het grensgebied tussen de literatuur en de wereld die aan de literatuur voorbijgaat. Want het leven, zo zegt Zambra met John Ashbery, is als een boek dat is weggelegd.

Tussenruimte

Het interessante aan het nog jonge oeuvre van Zambra is dat er minstens evenveel in zijn boeken gebeurt als ertussen. Er zijn tal van dwarsverbanden die veelzeggende suggesties in zich dragen. Zo is er bijvoorbeeld de suggestie dat Julio en Julián eigenlijk dezelfde persoon zijn. Over Julián wordt verteld dat hij Julio had moeten heten, maar dat de ambtenaar bij de aangifte van zijn geboorte Julián heeft verstaan en hem aldus inschreef. Protesteren was geen optie omdat ambtenaren in die tijd een afschrikwekkende status genoten. Julián lijkt met andere woorden vanaf het prille begin een speelbal van het lot en vooral van zijn sociale positie te zijn geweest, terwijl Julio in zijn ware gedaante ter aarde kwam. Maar maakt het uit? Ook Julio is immers veroordeeld tot het leven van een intellectueel die zich in zijn bewegingsvrijheid beperkt weet door zijn sociale achtergrond. Die sociale voorbestemming is uiteindelijk veel krachtiger dan de schijnbaar alles bepalende schrijffout of een literaire ambitie, maar dat wordt pas echt duidelijk als je beide boeken tegen elkaar afweegt. De tragiek van de hoofdpersonages ontsnapt aan het schijnbaar postmoderne spel dat er in de tekst wordt gespeeld en bevindt zich in de ruimte tussen de twee boeken. Daar krijgt langzaam de wereld vorm die Julio en Julián heeft getekend. Maar daar ontstaan ook nieuwe mogelijkheden voor de generatie die klaar is om de grenzen van de middenklasse open te breken. In die ruimte zouden bovendien waarachtige – wie weet zelfs duurzame – ontmoetingen mogelijk moeten zijn.

In de visie van Zambra is die tussenruimte ook de plek waar de verschillende klassen in de Chileense maatschappij elkaar kunnen ontmoeten en zonder de ruis van de linkse en rechtse retoriek (inwisselbare grootheden bij Zambra) met elkaar zouden moeten kunnen praten. Dat beeld is echter al te idealistisch en daarvan is Zambra zich bewust. Het bestaan van een dergelijke ruimte is nooit meer dan een suggestie, iets wat als een onuitgesproken wensdroom tussen zijn beide romans in zweeft.

Toch is het veelbetekenend dat er een verzwegen ideaal door het proza van deze jonge schrijver waart. Blijkbaar is er immers een literatuur mogelijk die, zonder het postmodernisme totaal te negeren of zich schaamteloos over te geven aan realisme, symbolisme of romantiek-van-deze-of-gene-strekking, constructieve horizonten verkent.

Als er zoveel onuitgesproken blijft, is het haast onmogelijk om een klassieke recensie te schrijven. Je kunt Zambra’s romans mooi vinden of niet. Je kunt het debuut net iets sterker vinden dan het vervolg (of andersom, zoals ik). Maar uiteindelijk doet dat niet echt ter zake. Het gaat om wat er tussen die romans gebeurt en om wat Zambra in de toekomst nog onuitgesproken zal laten en suggestief zal verwijzen naar de tussenruimte, naar die plek die niet bestaat, maar waarover zo heerlijk te zwijgen valt.

Links

Karaat, Amsterdam, 2010
ISBN 9789079770014
96p.

Geplaatst op 29/04/2011

Naar boven

Reacties

  1. nico van der sijde

    Mooie recensie, met veel informatieve links. Vooral de thematiek van de ’tussenruimte’, die plek die niet bestaat maar die toch in stilte als een soort utopisch wenkend perspectief, vind ik wel mooi getroffen en ook mooi beschreven. Niettemin heb ik over die thematiek ook een tweetal vragen.

    Ten eerste, even puur uit nieuwsgierigheid: is dat idee van de tussenruimte ook verwant aan (of mede geinspireerd op) noties als ‘le messianique sans messianisme’ (Derrida), of ‘de onmogelijke gemeenschap’ (Blanchot, en ook Nancy)? Ook deze Franse postmodernisten schreven nogal eens over een bepaald soort utopie ‘a venir’, wat dan niet een concrete utopie of een concreet toekomstig wereldontwerp is maar wel een soort oneindig opgeschorte toekomst die een soort schimachtige gestalte krijgt ’tussen de regels’ in een bepaalde soort experimentele literatuur. Daar waar de talige orde niet sluit, breekt -volgens deze denkers- a.h.w. ‘het andere’ door, dat dan meteen een soort provisorisch perspectief biedt op ‘iets’ buiten die orde. In Blanchots korte roman ‘L’arret de mort’ bijvoorbeeld is o.a. sprake van een liefdesrelatie die alleen tastend en via een tamelijk cryptische orakeltaal vorm krijgt: juist daardoor wordt die liefdesrelatie tot een soort tussengebied dat niet meer benoemd kan worden met onze normale woorden i.v.m. vriendschap en liefde, een soort belofte van een nieuwe soort intermenselijke relatie voorbij onze woorden. Maar het blijft een suggestieve horizon en een belofte, en wordt nooit een concreet wereldontwerp. Toch gaat van deze suggestieve horizon een oneindig appel uit, een roep die niet kan worden begrepen maar MOET worden gehoord, al was het maar vanwege het besef dat ons gangbare wereldontwerp onvolledig is, en we dus MOETEN blijven luisteren naar het oneindige appel van dat wat zich voorbij dat wereldontwerp bevindt. Aldus tenminste Derrida, Blanchot, Nancy. Bedoelt De Ridder zoiets ook met zijn ’tussenruimte’?

    Een andere, meer belangrijke vraag is echter deze: waarom precies zegt De Ridder dat deze tussenruimte ‘nieuwe mogelijkheden’ biedt ‘voor de generatie die klaar is om de grenzen van de middenklasse open te breken’, en ook dat deze tussenruimte wellicht ‘waarachtige -wie weet zelfs duurzame- ontmoetingen’ mogelijk maakt? Welke ‘mogelijkheden’ dan, en welke ‘ontmoetingen’? Ik snap dat vooral van belang is wat TUSSEN beide romans van Zambra ontstaat, en ik snap ook dat als je beide romans in samenhang leest kennismaakt met een zeldzaam rijk tussengebied van gesuggereerde samenhangen en dwarsverbanden waarover eindeloos kan worden gemijmerd. Maar ik snap (nu nog) niet hoe dit tusssengebied leidt tot zulke nieuwe mogelijkheden voor de nieuwe generatie Chilenen. Welke motieven in dat tussengebied bevatten volgens De Ridder dan dat soort aanzetten, wenken, mogelijkheden, ontmoetingen? Blanchot’s ’tussengebieden’ bieden nieuwe (zij het altijd suggestieve en raadselachtige) perspectieven op liefde, sterven, eindigheid. Maar welke suggestieve perspectieven (welke ontmoetingen, welke mogelijkheden) stijgen dan op uit het tussengebied van Zambra?

    Paradoxale vraag, ik weet het: dat tussengebied is nou juist een tussengebied omdat het zich aan eenduidige benoeming en concretisering onttrekt. Maar toch heb ik behoefte aan een paar extra wenken en voorbeelden, zodat ik iets beter snap WAAROVER in deze tussenruimte precies zo heerlijk kan worden gezwegen.

    Beantwoorden

  2. Matthijs de Ridder

    Interessante vraag waar deels (nog) niet op te antwoorden valt. Maar deels dus ook wel.
    Met een ‘ordre à venir’ heeft deze tussenruimte niet zo heel veel te maken, althans niet met die vorm die als ideale verbeelding bestaat en die tussen de regels door het denken van het nu min of meer stuurt, zij het onderhuids.
    Bij Zambra is het veel concreter en gaat het in eerste instantie om de leegte die bestaat tussen de geregistreerde geschiedenis en de orale traditie. Het is de ruimte tussen de officiële geschiedenis en het politieke gekrakeel aan de ene kant en de onuitgesproken verlangens en de stille ambities van de post-Pinochet-generatie anderzijds. Het is dus letterlijk de ruimte die nog ingevuld moet worden nu de ‘vrijheid’ permanent lijkt te zijn en een nieuwe generatie intellectuelen de kans hebben om die vrijheid naar eigen goeddunken in te vullen.
    Het probleem is alleen dat er in de praktijk nog niet zoveel ‘voorbij’ de officiële geschiedenis en de politieke volksverlakkerij bestaat om op terug te vallen. De literatuur staat te ver van het volk, dat bovendien – zoals ik het heb begrepen – een wantrouwen koestert tegen het geschrevene. Dat zijn de twee uiterste polen en daartussen lijkt nog niet zo heel veel te bestaan. Maar daar liggen uiteraard wel de mogelijkheden. Tussen de politieke leugen en de literaire verbeelding zou iets waarachtigs kunnen liggen. Een totaal doorzichtig discours over gelijkheid en geluk bijvoorbeeld. Maar omdat Zambra ook wel weet dat het ideale scenario nooit werkelijkheid zal worden, durft hij er alleen maar van te dromen en er via dwarsverwijzingen in zijn boeken naar te verwijzen.
    Misschien is het oeuvre nog te jong om te weten wat er precies mee gaat gebeuren. Op dit moment is het een element dat zachtjes meezingt op de achtergrond, maar de verhalen nog niet in zijn macht heeft.

    Beantwoorden

  3. nico van der sijde

    Bedankt voor het antwoord op mijn vraag: het gaat dus om ‘onuitgesproken verlangens en stille ambities van de post-Pinochet generatie’. En dat is dus een gebied dat nog ingevuld moet worden. Maar het is me nog steeds niet duidelijk welke verlangens en ambities dan, hoe versluierd ook, via wat voor soort verwijzingen worden geëvoceerd. Via welke verwijzingen komt De Ridder bijvoorbeeld uit bij ‘een totaal doorzichtig discours over vrijheid en geluk bijvoorbeeld’?

    Het gaat mij niet om een uitputtende verhandeling, en ook niet om totaal allesverklarende voorbeelden. Maar ik zou wel heel graag één of twee voorbeelden willen zien, uiteraard kort en in grove lijnen, van verhaalelementen bij Zambra die gestalte geven aan dit (vooralsnog natuurlijk nog oningevulde en zich ontwikkelende) tussengebied. Niet omdat ik twijfel aan zijn betoog, integendeel, maar omdat ik het betoog nog wat beter wil gebrijpen dan nu.

    Beantwoorden

  4. Matthijs de Ridder

    Het gaat meestal om kleine herinneringen aan de kindertijd in combinatie met gebeurtenissen in het heden. Het gaat om een moeder die plots linkse liedjes zingt die net zo goed rechtse liedjes hadden kunnen zijn, gecombineerd met een tv die op de achtergrond aanstaat en waarop een politicus een gloedvol, maar inhoudsloos betoog houdt. Om een vader die een reeks netjes geclassificeerde klassieke literaire werken introduceert in het gezin, gecombineerd met de moeizame en vaak maar half gevoerde gesprekken over de wereldliteratuur van de leden van de jonge generatie. Om de ambitie van beide hoofdpersonen om als schrijver iets te zeggen en hun onmacht om zelfs hun geliefden of stiefdochters iets concreets duidelijk te maken. Dat mislukken van de communicatie (in de romans, tussen de romans) over politiek (waarin een verlangen naar vrijheid zit) en liefde (waarin een verlangen naar geluk zit) zorgt voor de gespannen tussenruimte.
    Ik zou graag meer voorbeelden geven, maar ik heb de boeken niet bij de hand (zit in Zuid-Frankrijk, hetgeen niet erg is, maar wel lastig nu..)

    Beantwoorden

  5. nico van der sijde

    Oke, helder. Ik zal beide boekjes t.z.t. eens herlezen, en dan extra scherp gaan letten op die tussenruimte. Mooi begrip!

    Het doet me ook wat denken aan wat soms gebeurt in boeken van David Foster Wallace: personages die hopeloos vastzitten in hun hoofd en in hun onvermogen ECHT te communiceren, maar in die worsteling (en in de vorm die Wallace daar aan geeft) openbaart zich ook een verlangen naar andere perspectieven en ook wel degelijk een glimp op nieuwe mogelijkheden. En daarmee is ook Wallace dan schepper van ’tussenruimten’. Maar goed, dit geheel terzijde.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.