Disclaimer: In deze tekst komen seksistische termen voor.
De Reactor streeft ernaar een inclusief platform te zijn. De Reactor is kritisch over de literatuur die zij recenseert en heeft de beslissing genomen om niet te censureren maar kritisch te beschouwen. Daarom geeft De Reactor het aan wanneer er in een tekst taal voorkomt die in een inclusief en divers wereldbeeld problematisch is. Ben je benieuwd naar een inclusief beleid op taalgebruik, download dan hier de handreiking van Codedi.
Zeven keer hijst iemand zich in Een oude geschiedenis van Jonathan Littell uit het water. Zeven keer duiken deze personages met fluïde en minder fluïde seksuele identiteiten ook weer het zwembad in. Daartussen beleven ze een dromerig avontuur vol seks en geweld. Littell sleept je als lezer zeven keer mee in een verhaal dat, zoals wel meer terugkerende dromen, vaste elementen bevat, maar toch steeds een heel andere uitwerking heeft. Zeven keer onderga je een golfbeweging van lust naar afschuw. Maar wat als je uiteindelijk uit deze mare ontwaakt? Zeggen die dromen dan iets? Of vergaat het het boek zoals menig droom en schud je hem na het ontwaken hoofdschuddend van je af?
Drassigheid toen
De welwillenden, het boek waarmee Jonathan Littell de literaire wereld en omstreken in 2006 verbaasde, werd door velen zó slecht begrepen dat Littell er in 2008 een boekje achteraan stuurde. Het droge en het vochtige heet een essay over Léon Degrelle te zijn, maar is veel meer dan dat. Het is een nauwelijks verhulde poging om dan in godsnaam maar uit te leggen waarom Littell van Max Aue, de hoofdpersoon uit De welwillenden die deels op Degrelle is gebaseerd, een innemende, maar tegelijkertijd door seksuele perversie gedreven intellectueel had gemaakt. Hij portretteerde Degrelle en daarmee De welwillenden aan de hand van Männerphantasien (1978), Klaus Theweleits studie naar de psychologie van (proto)nazi’s. Niet dat het essay veel helderheid in de discussie bracht. De mensen die alarm hadden geslagen, waren alweer verdwenen. Het is voor velen sowieso moeilijk om te aanvaarden dat achter een denkwijze die zij niet begrijpen een systeem schuil zou kunnen gaan. Veel oordelen werden er dus niet bijgesteld. Littell bleef zélf de perverseling die er plezier in had geschept om van de tragedie van de Tweede Wereldoorlog een gewelddadige orgie te maken.
In het kort komt het erop neer dat in het fascistische denken, zoals in alle totalitaire denksystemen en religies, een directe link wordt gelegd tussen seksualiteit en een ordelijke samenleving. Meer nog: de hele maatschappij wordt symbolisch opgedeeld in afgebakende genderrollen. Het droge uit de titel van Littells essay staat voor orde, mannelijkheid en in de symbolische ruimte voor land. Het vochtige voor vormeloosheid, vrouwelijkheid en wordt symbolisch in verband gebracht met water. In het spoor van Theweleit laat Littell zien dat het fascistische denken een zuiverheidsfantasie is die móet ontsporen. Hoezeer er ook getracht wordt het droge en het vochtige uit elkaar te houden, dat lukt uiteraard niet: met name seks is in dit denksysteem een probleem. Omdat de eigen gemeenschap zo’n centrale rol speelt in dit denken, wordt seks zo dicht mogelijk bij het zelf gehouden. Eigenlijk vertrouwt een soldaat alleen zijn wapenbroeder. Seks met hem zou ideologisch gezien het veiligst zijn en hoewel de appetijt er in fascistische literatuur altijd lijkt te zijn, wordt het geacht ‘tegen de natuur’ te zijn en dus is het verboden. De wérkelijke verleiding gaat uit van vrouwen, maar hoewel ze in hun moederrol op een sokkel worden geplaatst, worden vrouwen in hun seksuele gedaante als gevaarlijk beschouwd. Kunnen ze niet vereerd worden als moeder, of als ‘witte dame’, het zinnebeeld van deugd, trouw en volkskracht, dan is er eigenlijk maar één optie: dan is ze een hoer. De vraag is uiteraard hoe een fascist zich voortplant. Stiekem, zo lijkt het, bij voorkeur met iemand uit de eigen clan, een zus van zijn wapenbroeder bijvoorbeeld, die hij werkelijk liefheeft. Het is een verwrongen denksysteem, gericht op het in stand houden van het eigen geslacht. Deze logica is bovendien vergeven van de tegenstrijdigheden. Probeer in een dergelijke situatie maar eens zuiver te blijven. Dat lukt niet. Niet alleen worden de seksuele verleidingen waaraan de soldaten in Littells De welwillenden worden blootgesteld steeds groter, ook de symbolische ruimte wordt steeds slijkeriger, totdat de hele moraal vastloopt in één drassige modderpoel.
Drassigheid nu
In Een oude geschiedenis gaat Littell aan de slag met dezelfde ingrediënten. In plaats van in een concrete geschiedenis voert hij het symbolisch geladen droge en vochtige dit keer echter op in een serie van associatieve dromen, die telkens dezelfde structuur hebben. Het begint ermee dat iemand uit een zwembad klimt (wat in deze symbolische wereld al een twijfelachtige start is) en door een lange gang loopt waar een nauwelijks te detecteren kromming in zit. De eerste stop is een gezinswoning met zwembad, waar de personages een rol opnemen in het gelukkige huisgezin. Aan het begin van het boek hebben de ouders op een vanzelfsprekende manier seks en worden ze betrapt door hun zoontje met engelachtige blonde lokken. Naarmate het boek vordert, komt er echter steeds meer sleet op deze relatie. De tweede halte van de droom is in een hotel waar de personages al dan niet betaalde buitenechtelijke seks hebben. Na een tussenstop in een bijna klinisch appartement, waar een simpele maaltijd wordt genuttigd en er niet zelden Mozart klinkt, voert de droom de personages naar een plek waar ze participeren in of onderworpen worden aan groepsseks, in alle mogelijke denkbare constellaties. Vervolgens belanden ze in een conflictsituatie, variërend van een gele-hesjes-protest tot een drugsoorlog en de opmars van het Duitse leger in de Eerste Wereldoorlog. Met de daver op het lijf, of met de handen vol bloed vinden de personages altijd weer een deur waarachter de magische gang ligt die ze terug naar het zwembad leidt.
Eind goed… alles naar de kloten
Het is altijd lastig om te peilen naar wat een schrijver nu eigenlijk heeft willen zeggen. Het lijkt me echter geen al te grote aanname om te veronderstellen dat Littell moet hebben gedacht dat het geen kunst is aan te tonen dat de nazi’s een verdorven moraal hadden, maar dat dit een ander verhaal is voor de huidige tijd. De hele controverse rond De welwillenden had te maken met het feit dat mensen zich al te gemakkelijk van de nazi’s distantiëren en menen dat hun daden ‘onmenselijk’ zijn. Die daden worden veelal niet eens ‘onmenselijk’ genoemd in de betekenis van mensonwaardig, maar letterlijk begaan door onmensen, mensen die niets met ons te maken hebben. Die denkfout moeten we voorgoed achter ons laten, suggereert Littell. Hoe extreem de symbolische representatie van de werkelijkheid door de nazi’s ook was, we slagen er ook in onze eigen tijd niet helemaal in om uit de klauwen van dit archetypische denken te blijven. Het is in deze nieuwe roman namelijk nog maar de vraag of genderidentiteiten die onder het nationaal-socialisme netjes in twee kampen waren verdeeld en daar manu militari werden gehouden, in onze vrije maatschappij wel echt ‘vrij’ zijn, of dat mensen evengoed gevangenzitten in een ideologie waarin naar stereotypen moet worden geleefd. Hoeveel genot er door brave huisvaders met homoseksuele verlangens, dominante vrouwen met sadistische neigingen, of onderdanige transseksuelen ook wordt ervaren, de personages bevinden zich altijd ofwel in een machtspositie, ofwel in een afhankelijke positie. Er wordt maar weinig om toestemming gevraagd en als het om betaalde seks gaat, wordt menig contract gebroken. De scheidslijn tussen een avontuurtje en verkrachting wordt naarmate het boek vordert dunner en dunner.
Wat Littell lijkt te zeggen, maar wat ik hem niet zonder meer in de mond wil leggen, is dat de hedendaagse seksuele diversiteit met haar vele facetten en schakeringen, even vatbaar is voor ontsporing als de in se uiterst kuise seksuele moraal van de fascisten. Wij zijn niet op zoek naar de zuiverheid die toch niet te vinden is en vinden dus onzuiverheid. Met alle mogelijke gevolgen van dien.
Aan de oppervlakte is er niet eens zo heel veel aan de hand. Het zijn misschien alleen wat vervelende voorvallen die moeilijk te plaatsen zijn, zoals de pieken die het elektriciteitsnet in de verhalen steevast te verwerken krijgt, hoewel er al twee vakmannen naar hebben gekeken, zonder iets te vinden. Diezelfde stroomstoten houden in de droomwereld daaronder evenwel hevig huis. Daar slaan de eeuwenoude seksuele symbolen op hol. Hoe vaker de droom terugkeert, hoe duidelijker het wordt dat onze fundamenteel promiscue moraal ontspoort. Het begint met een avontuurtje en een opstootje tijdens een protest, maar halverwege het boek is het huisgezin uit elkaar gevallen en zwerft het engelachtige jongetje met de blonde lokken door een landschap dat het midden houdt tussen een Dresden in 1945 en het eiland uit Lord of the Flies. Een groep meisjes heeft het hier voor het zeggen. Pissend, vloekend en schijtend beroven ze het joch van het laatste beetje onschuld dat hij nog bezat. En het gaat verder: een totaal gelukkige transseksueel, die zich laaft aan wat zij op een gegeven moment ‘die vreemde poëzie van alles wat stroomt’ noemt, raakt betrokken bij een uiterst gewelddadige drugsoorlog met maar weinig overlevenden. Zij is zelf geen dader, maar geniet van haar onderdanigheid en geeft zo het extreme geweld dat haar minnaar zijn uitstraling geeft vrij baan. Zo vergaat het ook het laatste personage, een man die er niet in slaagt om zijn vrienden ervan te weerhouden om een rijke vrouw, die de minnares van het halve dorp blijkt te zijn, publiekelijk te vernederen. Die vrouw krijgt een wat afgeleefd voorkomen, haar huid is nog wel wit, maar haar kleren zijn grijs. De witte dame uit de fantasieën van de fascisten is met andere woorden niet wit meer. Vaal en bezoedeld delft zij het onderspit. Ze blaast de aftocht met een jongetje met engelachtige blonde lokken aan haar zijde. Vervolgens barst de hel pas echt goed los.
Een nieuwe witte dame
Na de laatste droom ontwaak je als lezer uit een onrustige leeservaring. Met een beetje achtergrondinformatie (het volstaat wat dat betreft om Littells eigen Het droge en het vochtige te lezen) is het niet moeilijk om je toegang te verschaffen tot de symbolische ruimte waarin Littell zich begeeft. Het is vervolgens ook niet moeilijk om ‘betekenis’ toe te kennen aan de abstracte droomsequenties. Voor sommigen zal dat genoeg zijn. Literatuurwetenschappers zullen zich wellicht voldoende gekieteld weten om de leeservaring als plezierig te omschrijven. In mijn hoedanigheid van literatuurwetenschapper zou ik dat ook kunnen doen, maar als ik eerlijk ben, vind ik dat Littell me te veel gedwongen heeft om me als literatuurwetenschapper te gedragen en te weinig zijn best heeft gedaan me als lezer te vermaken. Niet dat dát altijd hoeft, maar als ik vervolgens een poging doe om te reconstrueren wat hij mij voorbij de symbolische puzzel daadwerkelijk heeft willen zeggen, stuit ik op een probleem. Littell lijkt in Een oude geschiedenis namelijk te zeggen dat delen van de fascistische symbolische representatie van de gemeenschap misschien nog niet zo gek waren. Natuurlijk, het is niet moeilijk om in de oorlogsscènes kritieken te lezen op de actuele conflicten in het Midden-Oosten, Afrika en elders. In die zin is het duidelijk dat Littell geen oorlog wenst (zijn Berichten uit Homs, over de oorlog in Syrië, is wat dat betreft duidelijk genoeg). Het is ook helder dat Littell geen oordeel heeft over de vele mogelijke seksuele identiteiten. De seksuele voorkeuren zijn allemaal gelijkwaardig aan elkaar, seks begint in dit boek pas te ontsporen als de machtsverhoudingen scheefgroeien. Littell stelt dus ook geen conservatieve seksuele moraal voor. Hij legt eenvoudig het verband tussen wellust en machtswellust en onderstreept daarmee dat je geen nazi hoeft te zijn om meegesleept te worden in een ontsporende (seksuele) moraal. Een boodschap die gehoord mag worden.
Waar ik echter niet uitkom, is waar voor Littell de contouren liggen van de ‘vreemde poëzie van alles wat stroomt’. De verhalen beginnen en eindigen in het water en toch blijken de vochtige avonturen van de personages in onheil te verzanden. Aan het eind van de roman is het bovendien de witte dame, de fascistische verzinnebeelding van alles wat goed, kuis en volkseigen is, die het totale morele failliet van onze maatschappij belichaamt. Noemt Littell ons hiermee een stelletje fascisten die het van zichzelf niet willen weten? Of verlangt hij naar een nieuw zinnebeeld, een nieuwe witte dame voor wie we dapper kunnen strijden? Het valt te hopen van niet. Het punt is echter dat Een oude geschiedenis zo abstract geschreven is dat de karakters nauwelijks psychologische of ideologische diepte krijgen. Dat hoort bij de dromerige sfeer van het boek. Maar als Littell heeft willen waarschuwen dat we in een tijd leven waarin het verlangen naar en het vervolgens meteen bedriegen van een witte dame weer actueel wordt, valt dit hoogstens door Traumdeutung te achterhalen.
Recensie: Een oude geschiedenis van Jonathan Littell door Matthijs de Ridder.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.