Een nieuwe Bint?

Klont

Maxim Februari

Er zijn weinig auteurs die zo perfect en zo onnavolgbaar aansluiting vinden bij wat in een bepaalde periode leeft als Maxim Februari (1963). In 1989, toen het postmodernisme zeer in de mode was, debuteerde hij met De zonen van het uitzicht, een van de merkwaardigste postmoderne romans uit onze literatuur. In 2007, toen de ‘urgente roman’ de mens en de moraal weer op een directere manier wilde benaderen, verscheen De literaire kring, waarin een verrassende link werd gelegd tussen literaire en politieke kringen. En nu is er Klont, een roman die grossiert in termen die we vandaag overal tegenkomen: het posthumane tijdperk, de controlemaatschappij en de dataficering (de reductie van alles en iedereen tot gegevens).

Ik wil niet de indruk wekken dat Februari modes volgt. Daarvoor is zijn werk te dwars en te intelligent. Hij neemt door zijn afwijkende vertelstrategie steeds afstand van de tijdgeest die hij moeiteloos lijkt aan te voelen en te verwoorden. Ook Klont is een volstrekt uniek boek, zoals alleen Februari dat kan schrijven. Tegelijkertijd eigenzinnig en eigentijds, het is een tour de force die elk boek van deze auteur tot een gebeurtenis maakt.

Kloon en klont

Alexei Krups is een ster in het lezingencircuit. Net als Februari voelt hij perfect aan wat er leeft in zijn tijd, maar hij buit die gave uit om zoveel mogelijk te scoren. Hij zoekt naar catchy verhalen en beelden, die zijn publiek kritiekloos meeslepen en die van hem een soort profeet maken. De klont is zijn recentste vondst. Het is een verzamelnaam voor alle data die aan onze controle ontsnapt zijn en die als een zelfsturende machine allerlei aspecten van ons leven overnemen. In zijn verhalen vult Krups die ‘op hol geslagen combinatie van kunstmatige intelligentie en data die we klont zijn gaan noemen’ telkens een beetje anders in, maar de moraal is onveranderlijk: ‘De klont is de vijand.’

Verhalen over een duidelijke vijand doen het altijd goed en dat wordt nog versterkt door het archetype van de vijand te verbinden met dat van de dubbelganger. De klont is ontstaan door de dataficering, de vertaling van ons leven, onze werkelijkheid en onze identiteit in data. ‘Uiteindelijk reduceer je de hele werkelijkheid tot gegevens óver die werkelijkheid.’ Krups beweert ‘dat de mens hard op weg is zelf gedataficeerd te worden en in de klont terecht te komen, “waarbij zijn lichaam als een oud theezakje achterblijft”.’ De mens wordt vervangen door zijn virtuele dubbelganger, zijn data. De klont wordt een kloon, ‘een duplicaat, een kloon, een alternatieve wereld! Een spiegelwereld die is losgeraakt en zelfstandig door de kosmos zweeft!’

Op deze manier wordt de vijand een dubbelganger. Daardoor wordt hij angstaanjagender en worden de verhalen over hem dwingender en persoonlijker. Krups lijkt de ultieme behoeder van het menselijke, de knuffel van de hedendaagse mens die zichzelf ten onder ziet gaan in een digitale wereld waarvan hij weinig of niets begrijpt. Als ‘de Little Lord Fauntleroy van het debatcircuit’ verdedigt hij ‘de humanistische traditie’ in de tijd van ‘het posthumanisme’.

Krups succes is niet alleen te verklaren door de combinatie van twee archetypes (de vijand en de dubbelganger), maar ook door de mix van een ouderwetse moraal (de mens moet het centrum van de wereld blijven) met een nieuwerwets en modieus taaltje dat perfect aansluit bij de digitale wereld. Zoals Krups zich kleedt volgens de laatste en duurste mode, zo gebruikt hij voortdurend de meest modieuze termen. Hij kwebbelt mee over ‘futurelabs en innovation boutiques’, over ‘botnets’ en ‘thingbots die als echt veiligheidsissue moesten worden behandeld’. Hij verdiept zich ‘in alle verschillende manieren waarop je de materie van de mens kunt benaderen. “Aanvliegen,” zei ik. “Ik wil weten hoe je mens en wereld moet aanvliegen.”’

De mediamensen die Krups promoten bezigen een vergelijkbaar taaltje. Schneider, de grofgebekte hoofdredacteur van de krant Eligo, wil het succes van Krups uitbuiten en legt uit hoe zijn held zich moet gedragen:

Schneider zegt dat ik mijn boodschap positief moet brengen. Als jij al niet gelooft in de mogelijkheid van vooruitgang, zegt hij, hoe wil je dan dat het publiek je sociale informatie gebruikt en op basis daarvan participatie optimaliseert in de betrokkenheidspiramide? Hoe wil je goddomme dat ze je liken?

Klont bulkt van dergelijke ironische pastiches op de modetaal van pseudo- en echte experts. De roman is tegelijkertijd modieus én kritisch voor de mode. Februari schept genoegen in beschrijvingen die de hedendaagse stroomlijning van het posthumanisme overnemen en bespotten. Het einde van de mens en van de tastbare werkelijkheid lijkt een feest dat je met veel vertoon kunt organiseren. Als de chique wijken van de burgerij door een zondvloed onder water komen te staan, verlustigt Februari zich in een uitvoerige beschrijving van die kleine Apocalyps:

Nauwelijks was de vis van het voorgerecht door de ingehuurde kok op tafel gezet of de tafelgasten hoorden het water kolken in de closetten en meteen daarna zagen ze de ravage vanuit de hal door de dubbele deur aan komen daveren. Het was een majesteitelijk en fantastisch schouwspel, als je er tenminste niet net middenin zat en erdoor werd overvallen met het zilveren visbestek in je hand. De gasten roken het riool, ze proefden het en voordat ze het wisten kroop de drab hun schoenen binnen, het steeg vlot tot aan hun enkels.

Iets soortgelijks gebeurt met de schone wereld van Krups. Zoals de meeste mode-adepten, is hij een ekster die overal wat pikt. De bronnen waaruit hij put laat hij onvermeld en de wetenschappelijke informatie die hij vindt, verandert hij in spannende verhalen met verzonnen scènes en personages. De vrouw van Assad, Asma al-Assad, mag dan een reële figuur zijn, in zijn verhaal wordt zij het archetype van het kwaad en de tegenpool van Amal, de vrouw van George Clooney. Krups verzint acties en uitspraken van deze personen, die na een tijdje hun reële status verliezen en worden omgetoverd tot personages in een roman. En zoals dat gaat met verzonnen verhalen, brengt de ene leugen de andere met zich mee en moet er, al was het maar voor de spanning, steeds meer worden verborgen. Tot de geheimen naar boven komen, zoals het rioolwater in de huizen van de burgerij.

Bedrieger en bedrogene

Wanneer duidelijk wordt dat Krups’ zogenaamd wetenschappelijke inzichten en adviezen eigenlijk romaneske verzinsels waren, wordt hij vanuit tientallen hoeken tegelijkertijd aangevallen. Mensen die hem vroeger steunden, zoals Schneider, laten hem nu vallen. Krups vlucht naar een afgelegen plaatsje in het Zwarte Woud, waar hij de virtuele wereld en de schone schijn verwisselt voor de natuur. De klont wordt nu een kluit aarde. Krups is uit de virtuele hemelen neergedaald en met beide benen op de grond terechtgekomen. Hij wist dat dit vroeg of laat zou gebeuren, hij heeft zichzelf nooit versleten voor de god die zijn publiek in hem zag.

Krups mag dan een bedrieger zijn, hij is geen onsympathieke figuur die zichzelf overschat. Hij verwijt de anderen ook niet dat ze hem ten val hebben gebracht, zelfs al doorziet hij hun schijnheiligheid en hun verlangen om bedrogen te worden. Hij is niet blind voor zijn eigen bedrog, maar hij beseft dat dat slechts mogelijk was omdat zoveel partijen belang hadden bij zijn fraude: de pers – die wel wist dat er iets niet klopte met Krups’ verhalen maar die nu eenmaal sterren en nieuws moet fabriceren – en het publiek, dat eenvoudige verhalen wil over complexe realiteiten, dat snakt naar helden en boosdoeners, dat zichzelf wil kunnen herkennen én distantiëren.

Klont is een afrekening met het sterrendom, niet door eenzijdig de ster aan te vallen, maar door alle belanghebbenden (‘players’ in de modetaal) in het verhaal te betrekken. De roman gaat over ‘de ecologie van wetenschapsfraude’, toont ‘het lezingencircuit als voedingsbodem’ en betrekt daarbij ‘de hongerigheid van het publiek naar snelle output.’ Fans blijken nog dwazer dan de dwazen die ze aanbidden. Ze vragen om helden, vergroten ze tot onmogelijke proporties en als ze dat eindelijk doorzien, geven ze de schuld aan hun held. Het is als de gelovige die boos is op zijn zelfgeschapen god wanneer blijkt dat die het leven van zijn goedgelovige niet beter kan maken. Gevolg van Krups’ val is bovendien dat het publiek zich niet meer interesseert voor zijn onderwerp. Het nochtans reële gevaar van dataficering verdwijnt uit de aandacht; met de profeet is ook de boodschap verdwenen.

Krups vertelt zijn verhaal in de ik-vorm en richt zich tot zijn rechters, ‘excellenties’, ‘edelachtbaren’. Misschien zit hij dus in de gevangenis, maar zeker is dat niet. Zijn geschrift is deels verslag, deels verzinsel. ‘Ik schrijf semi-non-fictie,’ zegt hij er zelf over en die ironische term dekt de lading. Hij was al bezig aan het boek, getiteld Klont, toen hij nog een ster was. Hij wilde immers een dossier over de klont aanleggen. Nadat hij van zijn troon gestoten is, krijgt hij van Schneider de raad er een roman van te maken. Misschien was het dossier altijd al een roman, want Krups’ wetenschappelijke uiteenzettingen zijn, zoals gezegd, grotendeels verhalen en zijn verdediging van de mens sluit aan bij wat hij de kern van de roman noemt:

De oorsprong van de roman is het eenzame individu, schreef Walter Benjamin in het jaar 1930 in zijn essay over de crisis van de roman. […] Vertrekpunt voor het schrijven is de eenling die zich niet langer exemplarisch kan uitdrukken over zijn diepste wensen. Die anders is. Die geen voorbeeld is. Die zich geen raad weet en geen raad kan geven. Een roman schrijven, zegt Benjamin, houdt in dat je in je schets van het menselijk bestaan het unieke op de spits drijft.

Nu het unieke van de mens verdwijnt in de klont, wordt van alle kanten de dood van de roman geproclameerd. Krups ziet in de verdediging van de roman een manier om zijn humanistische idealen te realiseren én om zijn eigen uniciteit te vrijwaren. Het gaat niet alleen om een algemene vorm van menselijkheid, maar ook om een concrete autobiografie. Krups’ roman wordt ‘een autobiografisch verhaal waarin ik tot in de details aan de lezer uitlegde wat er was misgelopen.’ Zijn boek lijkt op dat van Februari. Ze hebben beide dezelfde titel en Klont begint met het hoofdstuk ‘Alexei Krups schrijft een voorwoord’, alsof het hier om het voorwoord tot Februari’s boek gaat. Maar dat boek is méér dan Krups. Het is ook het verhaal van Bodo Klein.

Proza en poëzie

Na het voorwoord van Krups volgt ‘Er is nieuws’, waarin data- en veiligheidsexpert Bodo Klein een versleutelde zelfmoordbrief verstuurt aan collega’s, familie en vrienden. Voor die de code hebben gebroken, is hij echter al tot bezinning gekomen en besluit hij toch maar te blijven leven. Niet dat hij, zoals Krups, grote verwachtingen koestert of dat hij tevreden is met zijn situatie. Zijn huwelijk met Colette lijkt kil en uitgeblust, met zijn stiefdochter Nadine heeft hij geen echte band. Hij slikt pillen en heeft letterlijk en figuurlijk last van een koud hart.

Klein ervaart aan den lijve de teloorgang van de menselijkheid waarover Krups alleen maar kwettert. Is die gericht op uiterlijkheden, dan kijkt Klein vooral naar binnen. Krups ziet de roman als de verwoording van een eenzaam individu, Klein leeft in die eenzaamheid en in die woorden. Hij schrijft in een Moleskine-notitieboek beschouwingen over het zelf en de maatschappij. Meer bepaald wil hij weten of het individu zelfkennis kan bereiken en een bijdrage kan leveren aan de maatschappij. Hij vreest dat het antwoord op beide vragen negatief is – dat was de centrale reden voor zijn zelfmoordplan.

Na de niet-uitgevoerde zelfdoding blijft Klein een tijd thuis, maar hij ervaart steeds duidelijker dat hij een buitenstaander is. Daarbij komt dat zijn zwangere stiefdochter met haar echtgenoot bij hen komt logeren. Door de overstroming is hun huis immers onbewoonbaar geworden. Kleins thuis wordt hem vreemd. Hij gaat dan maar weer aan het werk en richt zich op verzoek van Kirstin Elias, de minister van Veiligheid en zijn chef, op de zaak Alexei Krups. Met de hulp van een briljante jonge ingenieur, Nas, doorprikt hij de leugens van Krups en draagt hij bij aan diens val. Maar terwijl de tevreden, zelfs extatische Nas dat ziet als een triomf van de waarheid, is Klein minder enthousiast. Het schandaal lost niets op. Klein heeft er zichzelf niet door leren kennen en heeft de wereld niet verbeterd. Hij is een buitenstaander gebleven.

Net als Krups zit Klein opgesloten in een virtuele wereld. Wanneer Nadine moet bevallen en de vroedvrouw vastzit in het verkeer, weten hij en Nas niet wat ze moeten doen.

De handdoeken lagen klaar op een stoel en daarmee was hun vindingrijkheid uitgeput. Meer wisten ze niet van de natuur.

De natuur is voor Klein een andere planeet. Aan het eind komt hij tot de conclusie dat je kinderen moet hebben om tot de orde van de natuur toe te treden én om iets bij te dragen aan de gemeenschap: ‘Kinderloosheid is een vergrijp tegen de gemeenschap, vindt Bodo.’ Hij heeft geen kinderen, dus geen contact met de natuur en met de samenleving. Hij zit als een freudiaanse melancholicus opgesloten in de gevangenis die hij zelf heeft gebouwd. Zijn ultieme vraag is een echo van de hulpkreet waarmee zijn zelfmoordplan ontstond: ‘O mijn god verlos me van mezelf.’ Hij eindigt waar hij begon.

Krups valt, Klein loopt in cirkels. Bodo heeft ‘een dichterlijke kijk’ op het leven, Alexei ziet het als zijn taak van de hedendaagse ontwikkelingen ‘een drama […] te maken, met personages, verhaallijnen, plotontwikkelingen.’ Samen gebruiken de twee hoofdfiguren de drie literaire genres (lyriek, drama, roman) om de werkelijkheid, het leven en het individu te vatten. Maar ze falen.

Klont vertelt het verhaal van twee mannen die met literatuur de toenemende virtualiteit en onmenselijkheid te lijf gaan. De twee hoofdpersonages schrijven een boek als Klont, maar ze mislukken. Krups bereikt na zijn val misschien nog iets: inzicht in zijn hybris, contact met de aarde. Klein bereikt ongeveer niets, aangezien hij aan het eind weer staat waar hij initieel stond. Beide figuren lijken aan het slot te erkennen dat de natuur sterker is dan de machine die de mens van de wereld heeft gemaakt en die bezig is de plaats in te nemen van die mens en die wereld. Het is echter de vraag of er nog iets buiten de machine bestaat. Nadine, met haar zwangerschap toch een symbool voor de natuur, wordt ‘een broedmachine’ genoemd. Zelfs de roman, Krups’ laatste hoop, is een mechanisch systeem:

De roman is tegenwoordig nog de enige machine die betekenis zoekt in een vat vol gegevens.

De lezer van Klont kan in de intelligente en perfect geoliede machine die deze roman is, eindeloos veel betekenis zoeken. Hij of zij kan vol bewondering kijken naar het technische vernuft waarmee alles in elkaar gezet is. De verhalen van Krups en Klein zijn op zichzelf al rijk van inhoud en uiterst geraffineerd verteld. Hun virtuoze verweving maakt de thematische, structurele en stilistische brille nog groter.

Misschien is het inbeelding, maar thematiek, titel en kaftontwerp van Klont herinneren mij aan Bint (1934) van F. Bordewijk. Klont heeft niet de meesterlijke beknoptheid van Bint, maar het is een even dwingend verhaal over maatschappelijke disciplinering. Was er ten tijde van Bint nog een autoritaire school en leraar nodig om de mens te knechten, dan lijkt de controle in de tijd van Klont zich als vanzelf aan de mens op te leggen, door al die machines waarmee hij zich zo graag omgeeft. Misschien ook door de romanmachine.

Prometheus, Amsterdam, 2017
ISBN 9789044634143
270p.

Geplaatst op 31/10/2017

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.