Beelding geven aan ‘saameenwees’

Parool/Parole. Versamelde Toesprake/Collected Speeches

Breyten Breytenbach

Op initiatief van Penguin Random House South Africa zijn in Parool/Parole. Versamelde Toesprake/Collected Speeches negentien teksten (brieven, referaten, dankwoorden, een digitale bijdrage en een krantenartikel) van de Zuid-Afrikaanse en Franse schrijver en schilder Breyten Breytenbach (1939) gebundeld.

De vroegste bijdrage kreeg als titel ‘Klad, teiken of skimmelvlek’ (1968), een brief van de experimentele schrijver en vertegenwoordiger van de zogeheten Sestigers Boerboetie Breyten – een van de vele heteroniemen – aan redacteur John Miles van het pas opgerichte periodiek Kol. Miles was in die jaren net als Breytenbach een notoir anti-apartheidsmilitant en nam de eenmansredactie waar van de clandestiene uitgeverij Taurus. Na het dubbele debuut in 1964, met de dichtbundel Die ysterkoei moet sweet en de verhalenbundel Katastrofes, en zijn medewerking aan het blad Sestiger werpt Breytenbach vragen op als ‘Hoe sien jy die Afrikaanse literatuur in ’n wêreld wat aldag kaler staan?’ en ‘Hoe sien jy die funksie van die Afrikaanse letterkunde in die huidige omstandighede in die land self?’.

De wereld waaraan hij refereert, is de in 1961 gestichte Zuid-Afrikaanse Republiek die na the massacre van Sharpeville (1960) met tientallen doden uit het Britse Gemenebest is gezet. De racistische Nasionale Party was sinds de verkiezingsoverwinning van 1948 aan het bewind en voerde sindsdien, met almaar méér apartheidswetten een repressieve en op etnische gronden discriminerende politiek.

Breytenbach, die begin jaren zestig via Lissabon naar Parijs trok, had enkele jaren eerder al af moeten rekenen met het Verbod op Gemengde Huwelijken, een van de vroegste apartheidsverordeningen (1949). Na zijn huwelijk met Yolande, een Française van Vietnamese origine, kreeg hij geen visum om het land van herkomst te bezoeken.

Bekend is het verhaal van Breytenbachs illegale terugkeer naar Zuid-Afrika in 1975, de arrestatie en de veroordeling tot negen jaar gevangenisstraf op beschuldiging van terroristische activiteiten. Vanuit het buitenland ondersteunde de schrijver Okhela, een vleugel van het communistische en begin jaren zestig in Zuid-Afrika verboden ANC. Uiteindelijk heeft Breytenbach zeven jaar in eenzame opsluiting doorgebracht.

De schrijver en de politiek

Van meet af aan, zoals uit de vermelde brief blijkt, heeft Breytenbach de taak van de schrijver in een maatschappelijke context gezien. Aan John Miles laat hij weten dat ‘[a]l die ander vrae [wat] hieruit voort [vloei], […] polities, kultureel, literêr, moreel, dalk ongemaklik en platvloers of selfs onnosel [is]’.

In de slotalinea formuleert Breytenbach schrijven als daad van verzet op deze manier:

Kom dan, laat ons ons voorneem om nooit ja-broers te word nie, maar met al die passie en die trots en die nederigheid van ons ouerwordende vlees NEE te skreeu.

Een soortgelijke maar dan metaforische formulering komt voor in de necrologie die hij begin 2015 in Kaapstad (UCT) uitsprak voor André P. Brink:

die groot taak van skrywers in die geskiedenis [is] nog altyd dieselfde […]: om van die hondedrolle van die alledaagse sterre te maak, wat ’n bietjie lig kan werp op die pad wat ons almal bewandel duisternis toe. Maar ook om uit te wys hoe gereeld die sterre dan die hondedrolle is waarin ons trap op daardie sterreweg.

De enige wijze om tegen stereotypen en een rigide denken in te gaan is de keuze voor de metamorfose. Anno 2015 noteert de auteur in het woord vooraf (‘Die verontskuldiging’):

Leser, mits dese gee ek vir jou Verdriet, miskien om jou daaraan te herinner dat ons almal slegs riete in die wind is. Maar dit beteken ook dat ons kan sing, dat die tyd wat beweging is syn-syn deur ons fluit.

De verzamelde teksten laten een beweeglijkheid van denken zien, de behoefte ook om opvattingen en meningen telkens weer te bevragen en te nuanceren. Er zijn ideeën die op verschillende plaatsen en in andere speeches terugkeren en dan met nieuwe connotaties worden opgeladen. In het woord vooraf noteert de auteur: ‘You will notice some redundancy in the ideas proposed and repetition in the formulation – there was after all “cutting and pasting” before the advent of Word’.

Een van de andere heteroniemen van Breytenbach is Woordvogel. De schrijver die zichzelf en collega-auteurs steevast een morele taak oplegt, houdt niet vast aan streng omlijnde identiteitsconstructies en clichés. Met verhalen en beelden trekt hij ten strijde tegen denkpatronen die hij in zijn geliefde Zuid-Afrika, op het Afrikaanse continent, in het verfoeide op kapitalistische principes gegrondveste westen ontwaart.

Parool/Parole, letterlijk de gesprekken die Breytenbach op verschillende plaatsen in de wereld heeft gevoerd en nog steeds opzet, geeft de lezer van deze Afrikaans- en Engelstalige bundel inzicht in de rijke denk- en verbeeldingswereld van de schrijver. De brief van 1968 laat zien dat de keuze voor een innovatieve taal, een Afrikaans dat als het ware van binnenuit wordt opengebroken en toegevoegde of productieve dimensies krijgt (zoals Marlene van Niekerk en Antjie Krog in hun recente bundels Kaar en Mede-wete), niet uitsluit dat de dichter zich maatschappelijk betrokken opstelt en ethische en morele standpunten inneemt. De toespraak voor PEN Nederland ‘The writer and responsibility’ (april 1983, kort na de vrijlating) vertolkt dat ethos klaar en duidelijk.

De vroege literaire productie van Breytenbach is wel eens voorgesteld als surrealistisch, existentialistisch en voor de Afrikaanse letteren revolutionair. Indien de nadruk op een esthetische paradigmawissel impliceert dat de homo politicus afwezig is en pas vanaf de gevangenisgedichten op de voorgrond treedt, wordt dit met de brief aan John Miles in de meest expliciete bewoordingen gelogenstraft.

Afrikaans, Afrikaner, Afrikaan

In ‘The apology’, deel van de diptiek ‘ek gee jou my woord’ waarmee de compilatie opent, heet de verzameling met toespraken en brieven die over enkele decennia verspreid tot stand zijn gekomen ‘en creux a sort of biography of concerns’. Francis Galloway, auteur van het nawoord, heeft het over ‘die topografie van betrokkenheid’. Enkele bijdragen zijn eerder gebundeld. De Amsterdamse uitgeverij Podium gaf in een vertaling van Krijn Peter Hesselink met Intieme vreemde. Een schrijfdagboek (2006), Woordvogel. Gedenkschriften van een nomadische romanfiguur (2008) en Berichten uit de Middenwereld (2010) alvast drie delen van The Middle World Quartet uit.

In Parool/Parole zijn de opstellen ‘(Notes from the Middle World)’, Breytenbachs Fernando Pessoa-lezing van oktober 1996, en de toespraak ‘The Afrikaner as African’ (Gorée Institute conference, Zanzibar, mei 1998) zonder meer de pièces de résistance. Zoals nu blijkt zijn deze teksten maar gedeeltelijk opgenomen in Berichten uit de Middenwereld.

De Engelstalige teksten van beide lezingen zijn uitvoeriger, er bestaan soms verschillende versies van, en zijn voor een kijk op de denkwereld van Breytenbach in de vroege post-apartheidsjaren hoe dan ook belangrijk. Het ‘Postscript’ geeft overigens inzicht in de tekstgenese en levert commentaar bij de diverse plekken waar de papers zijn gepresenteerd (met prominent het House of World Cultures/STIAS conference in Berlijn of een Einstein Forum conference in Potsdam). Breytenbach relativeert ook, gaat nergens uit van het grote gelijk en stelt zijn visie op (eigen) identiteit steeds ter discussie. Zoals in: ‘I realise it doesn’t mean anything to me [anymore]’ (over ‘The Afrikaner as African’).

Voortdurend worstelt Breytenbach met termen als Afrikaner, Afrikaans en Afrikaan. Of beter gezegd: hij problematiseert deze beladen woorden omdat ze in de politieke, morele en culturele geschiedenis van Zuid-Afrika voor veel misverstand en onheil hebben gezorgd.

The title of my paper, ‘The Afrikaner as African’, may strike you as an oxymoron. After all, semantically speaking, Afrikaner is but the translation of the word African in Afrikaans. It is possible in the Afrikaans language to distinguish between ‘Afrikaner’ – meaning an Afrikaans-speaking person issued from the whitish African tribe of a special concoction in the southern regions of the continent, however one draws the ethnic outline – and ‘Afrikaan’ as the translation of African, meaning black. In practice the two are seldom used together as a pair of opposites; one hears rather of Afrikaners and Africans. Maybe Afrikaner and Afrikaan are too close for comfort on one tongue. (And they who dwell on one tongue may get their spittle mixed.)

Het verdient trouwens aanbeveling ook de daaropvolgende bijdrage, ‘Die bobbejaan agter die bult’ (2000), gepubliceerd in het academische digitale periodiek LitNet, te lezen. Breytenbach formuleert tien jaar na de afschaffing van apartheid de stelling ‘dat die Afrikaner se normevormende politieke en kulturele en sosiale en selfs religieuse hegemonie in duisend skerwe lê’.

In genummerde kapittels met onderverdelingen kaart hij in die bijdrage de terminologische kwestie aan (‘Wie is die ‘ons’ waarna verwys word’) en hij stelt met een paradox: ‘Ons word genoop of geknoop tot selfdefiniëring’. De man die ‘[v]an tyd tot tyd […] landuit [moet] om in ander windstiltes asem te skep’ ligt met zijn kritische standpunten en een aangeboren weerzin voor het compromis en vasthoudendheid onder vuur in Zuid-Afrika.

‘Vir die oorgrote meerderheid Afrikaners is ek nie ’n Afrikaner nie’. Dog Heart. A Travel Memoir (1998) was toen net verschenen, een boek waarin een ontluisterend beeld wordt geschetst van de contemporaine Zuid-Afrikaanse ‘regenboognatie’. Het begrip natie veronderstelt een staatkundige, filosofische en morele hegemonie. Criticasters, vooral uit Afrikaner conservatieve hoek, stellen Breytenbach voor als ‘die nieu-regse, kommunistiese, terroristiese, anargistiese, aanstellerige, beterwetende, selfbevlekkende, besemkasrassistiese naaldekoker’.

Vijftien jaar geleden schreef hij al:

Feit is: Die Suid-Afrikaanse staat is nie ’n demokrasie nie, nog is dit ’n meritokrasie; dis georden op ‘rasse’-lyne. ‘Suid-Afrika’ is ’n historiese verdooldheid, die produk van kolonialisme, verowering en onderwerping. Ek bitterbek nou nie ons bewonderenswaardige grondwet nie, maar praat van die partystaat. Waarom is ons in ieder geval so verknog aan die begrippe ‘staat’ en ‘nasie’ (soos skape aan ’n kraal)? Maak dit die lewe lekkerder en die dood makliker? Of is dit sommer net ’n opgee van eie verantwoordelikheid?

Zuid-Afrika, zo vertelde de auteur in september 2015 tijdens een gesprek met Francis Galloway (Tuin van Digters in Wellington), is een construct dat continu in beweging is.

Gevangenisjaren

Van documentair belang maar ook bijzonder ontroerend want hoogstpersoonlijk is de speech die Breytenbach uitsprak in het Hooggerechtshof van Pretoria naar aanleiding van zijn veroordeling tot jarenlange opsluiting. Uit ‘’n Bestaansbelydenis, nie ’n geloofsbelydenis’ spreekt zijn ‘haat-liefde-verhouding’ met Zuid-Afrika. In de toespraak waarin hij de rechter direct aanspreekt, klinkt het als volgt:

Ek was besig om af te sterf en tog ook om elke dag dieper te leef ín en ná my land toe. Dit het langsamerhand ontaard in ’n haat-liefde-verhouding. Ek het gevoel asof ek verstoot word, soos ’n bul wat uit die trop verjaag is, en daarom het ek al hoe driftiger en al hoe lekkerder begin bulk en selfs stoot.

Niet enkel strijdvaardigheid is een streven. Breytenbach maakt het gerechtshof duidelijk dat het de taal, de beelden en de verhalen zijn waarmee hij zijn wankele plek opeist – ‘my werk, my uitdrukkingsmoontlikhede, my táál is enersyds ’n naelstring en andersyds die wapen waarmee ek daardie naelstring probeer afsny en ánder probeer seermaak’.

In de speech waarvan sprake refereert Breytenbach aan het niet bij naam genoemde gedicht ‘Brief uit die vreemde aan slagter’ (opgenomen in de Nederlandse tweetalige uitgave Skryt; Om ’n sinkende skip blou te verf, 1972). Dat is de aanklacht waarin de apostrof ‘vir Balthasar’ refereert aan de toenmalige premier Balthazar Johannes Vorster, opvolger van de vermoorde Hendrik Verwoerd.

De dichter dient zich te verontschuldigen voor het gerechtscollege: ‘Ek wil spesifiek die eerste minister om verskoning vra vir ’n kras en beledigende gedig wat ek aan hom gerig het. Daar was en is geen regverdiging voor nie. Ek is jammer’. Eerder in de toespraak had de auteur al de vrijheid van expressie opgeëist, een vereiste waarover hij nooit compromissen sluit:

Daar is ’n vryheidsstrewe in elkeen van ons. Vryheid is kosbaar; menswaardigheid is onskatbaar. Vir my het dit gegaan om verhoudinge tussen mense, tussen groepe, om die toekoms van ons land. Ek het die bedeling – of wat ek daarvan verstaan het – ervaar as ’n skending ook van my menseregte.

Tot besluit

Parool/Parole is een biografie van de verbeelding. Maar dan volgens het motto van Breytenbach: ‘[d]ie eerste reik van verbeelding is mos mededeelsaamheid’ of conform het motto bij ‘A letter to my daughter/’n Brief aan my dogter’: ‘dis nie verbéélding nie / maar alleen ’n geval van oopmaak / om die saameenwees dan beelding te gee’.

Revelerend, zeker gezien de brede tijdspanne waaruit teksten zijn geput en de gecompliceerde politieke geschiedenis van Zuid-Afrika, is de duiding die redacteur en Breytenbach-expert Francis Galloway voorziet. Bij elke tekst verschaft de auteur van Breyten Breytenbach as openbare figuur (1990), de handelseditie van een proefschrift over de posture en politiek-maatschappelijke rol van de schrijver, de nodige toelichtingen.

Naast de politieke en sociale inbedding bevat de ‘basiese inligting’ bibliografische gegevens en annotaties bij instituties in opdracht waarvan en de evenementen waarvoor de teksten zijn ontworpen. In het licht van discussies over taalbeleid aan de universiteit van Stellenbosch is het bijvoorbeeld relevant ‘Enkele stellings rondom Afrikaans’ (2006) te lezen.

Tot slot ben ik het met Galloway eens dat de verzameling een ‘wisselende keuse’ laat zien ‘tussen radikale betrokkenheid en intellektuele afstand’, ‘deelname aan die sosiopolitieke werklikheid en die fiksionele verwerking daarvan’ en ‘die speel van ’n verteenwoordigende rol binnen subsisteme en die verset daarteen’. Ik zal de trilogie met ’n Seisoen in die paradys (1976), The True Confessions of an Albino Terrorist (1984) en Return to Paradise (1993) voortaan anders lezen. Wellicht méér vanuit een politiek-ideologisch referentiekader dan tegen een biografische achtergrond.

Penguin Random House, Kaapstad, 2015
ISBN 9781770229174
212p.

Geplaatst op 19/12/2015

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.