Bernhard, prins der duisternis

Niets was wat het leek

Gerard Aalders

Om te overleven hebben koningshuizen twee dingen nodig: een uitgekiende mythologie en een volk dat daarin gelooft.

Dat die mythologie niet vlekvrij hoeft te zijn, liet de Franse denker Roland Barthes al zien in een kort essay over de romance tussen RAF-piloot Peter Townsend en de Britse prinses Margaret. Deze affaire zorgde in de jaren vijftig voor behoorlijk wat opschudding. Townsend had geen adellijke afkomst en was bovendien gescheiden, wat prinses Margaret tot het enfant terrible van de koninklijke familie maakte.

Margarets worsteling met het koninklijke keurslijf is volgens Barthes tegelijkertijd een bevestiging daarvan. Ze openbaart zo juist ‘de horigheid van de koningen’. En het is die horigheid die de mythologie van het koningshuis verstevigt. Want mensen mogen best onaantastbaar rijk zijn, maar dan moeten ze daar wel voor lijden. ‘Omdat rijkdom een last is, wordt hij ethisch,’ schrijft Barthes. En even verderop valt te lezen: ‘Rebels, verliefd en toch nog steeds koninklijk, consolideert Margaret de mythe van de monarchie door die mythe te vaccineren met haar eigen rebellie.’

Gesodemieter en gerommel zijn de twee poten waarop de mythe van het koningshuis loopt. En als er in Nederland iemand was die voor een hoop gesodemieter en gerommel in koninklijke sferen heeft gezorgd, dan is het wel prins Bernhard (1911-2004). Tegelijkertijd is hij tot op de dag van vandaag nog ongekend populair. Ook na zijn dood blijft Bernhard tot de verbeelding spreken.

De onsterfelijke populariteit van prins Bernhard is een doorn in het oog van de Nederlandse historicus Gerard Aalders (1946). Aalders werkte jarenlang als onderzoeker voor het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) en besteedde in de loop der jaren via boeken en artikelen al geregeld aandacht aan de vele misstappen van Bernhard. Maar een samenvattende biografie over de prins ontbrak nog in het oeuvre van Aalders en dus schreef hij Niets was wat het leek, een boek dat wekenlang in de non-fictie top 10 van het CPNB bivakkeerde.

Vreemd is dat niet. Niet was wat het leek is een historische biografie die leest als een schelmenroman en meer sappige schandalen bevat dan alle Nederlandse roddelbladen bij elkaar. De nadruk op de schandalen uit Bernhards leven is een bewuste keuze, zo blijkt uit Aalders’ inleiding. ‘Het was niet mijn bedoeling een biografie te maken waarin alle aspecten van een leven aan bod komen,’ schrijft de historicus. ‘Het basisidee was om de wederwaardigheden van Bernhard chronologisch-thematisch samen te vatten, met de nadruk op de vele grote, maar ook kleinere – zeg maar – “misstappen” die hij tijdens zijn leven heeft begaan; een “strapatsografie”.’

Zo’n ‘strapatsografie’ is volgens Aalders broodnodig, want het publieke imago van Bernhard is volgens hem gebaseerd op niks anders dan leugens. Onder het breed gedragen beeld van Bernhard als verzetsheld en charismatisch leider bevindt zich een stinkende werkelijkheid die met medewerking van ministers en de Rijksvoorlichtingsdienst zorgvuldig is afgedekt. ‘Als de doofpot niet had bestaan, zou hij voor Bernhard zijn uitgevonden,’ schrijft Aalders zonder aarzeling. En:

Het staat vast dat prins Bernhard inderdaad heel charmant, charismatisch, aardig, attent, begaan, humoristisch en doortastend was. In ieder geval wist hij moeiteloos de schijn te wekken. Zijn duistere kanten daarentegen bleven voor het grote publiek verborgen. De echtgenoot van onze langjarige koningin was namelijk ook een inhalig, gierig, zelfzuchtig, egocentrisch en omkoopbaar mens. Bovendien loog en bedroog hij wanneer hem dat uitkwam.

Bernhard, wil Aalders maar zeggen, was een zwendelaar eerste klas. En bij zwendelaars is niets wat het lijkt.

Niets was wat het leek laat zich lezen als een sloopkogel die in razende vaart op de mythologie rondom Bernhard wordt losgelaten. De ‘echte’ Bernhard is volgens Aalders een soort kwaadaardig genie dat geen scrupules kende. Zijn huwelijk met Juliana sloot hij uitsluitend uit opportunisme en alles was geoorloofd als het ging om de uitbreiding van zijn macht en aanzien. De leugens beginnen al bij zijn afkomst. ‘Geen van Bernhards grootvaders had een vorstelijke of prinselijke titel en zijn vader was net zo min als Bernhard zelf met een hoge adellijke titel geboren. De latere prins der Nederlanden wilde ons dat tegen beter in maar al te graag doen geloven,’ schrijft Aalders. Zijn jeugd op het Duitse landgoed Reckenwalde, waar Bernhard samen met zijn broer Aschwin opgroeide, was een stuk armoediger dan hij later voorstelde. En van Bernhards vermeende sportieve inslag is in zijn jeugd geen spoor te vinden: ‘Bernhard, die zich in zijn latere leven graag als een geboren atleet presenteerde – wat zijn biografen op zijn gezag braaf opschreven – scoorde op school voor zijn sportieve prestaties steevast “gebrekkig”.’

Dan is er natuurlijk nog het hete hangijzer van Bernhards lidmaatschap van de NSDAP en de twee onderafdelingen daarvan: de SS en de SA. Zijn NSDAP-lidmaatschap heeft Bernhard altijd ontkend, maar van zijn SA- en SS-verleden heeft hij geen geheim gemaakt. Die waren volgens de prins noodzakelijk, omdat hij anders niet kon slagen voor zijn tentamens. Grote onzin, meent Aalders. ‘Bernhard was een vrijwillige – en geen gedwongen – nazi.’ Bernhard zou het nationaalsocialisme zelf altijd verfoeid hebben en zijn lidmaatschappen uit louter praktische overwegingen zijn aangegaan. Maar van ‘enige vorm van afkeer is nergens sprake,’ meent Aalders.

‘Bernhard was voortdurend bezig een leven te beschrijven dat hij nooit had geleefd, maar dat hem wel in een stralend licht plaatste,’ schrijft Aalders. Charmant was hij, en overtuigend; twee eigenschappen waarmee hij prinses Juliana voor zich won. Op 7 januari 1937 trouwden zij in Den Haag en kreeg Bernhard de titel Prins der Nederlanden. ‘Bernhard kreeg bij zijn komst naar Nederland een behandeling die in onze dagen slechts popsterren ten deel valt.’

De eerste jaren van zijn huwelijk verveelde Bernhard zich vooral. Maar de oorlog bracht uitkomst. Enkele dagen na de Duitse inval vluchtte de prins naar Londen, om vanuit daar een imago als verzetsheld op te bouwen. Ook dit imago is volgens Aalders nergens op gestoeld. Bernhard liep in Londen vooral in de weg en gaf zich veelvuldig over aan drank en vrouwen.

Ook hier gingen zijn leugens weer een eigen leven leiden. Zo zou de prins heldhaftig hebben deelgenomen aan bombardementsvluchten. Hij zou zelfs Berlijn hebben gebombardeerd. De prins heeft echter nooit boven Duitsland gevlogen. Hij nam in 1944 wel deel aan drie missies boven Frankrijk en Italië. ‘Daaraan waren nauwelijks gevaren verbonden,’ stelt Aalders. Wel maakte Bernhard tijdens de oorlog veel pleziervluchten naar allerlei landen, door Aalders omschreven als een soort ‘fronttoerisme’. Bij de bevrijding van Nederland reed Bernhard graag in een jeep door de bevrijde gebieden waar hij zich liet toejuichen door uitzinnige menigtes. Zo werd hij definitief een verzetsheld, maar Aalders wijst er fijntjes op dat Bernhard tijdens de bevrijding geen krijgswerk verrichtte.

Na de oorlog was Bernhard populairder dan ooit. In hoog tempo ontwikkelde hij zich volgens Aalders tot een geslepen zakenman met een voorkeur voor auto’s en vliegtuigen:

Hij was al spoedig de grootste particuliere auto- en vliegtuigbezitter van Nederland. Sommige auto’s waren eigen bezit, maar de meesten waren achtergelaten door de bezetter en vielen de Nederlandse staat toe als oorlogsbuit. Bernhard had daar geen boodschap aan.

Om aan geld te komen handelde Bernhard in vliegtuigen; de kosten die hij maakte met zijn eigen vloot declareerde hij ongegeneerd bij de Nederlandse regering, die de torenhoge onkosten stilzwijgend vergoedde. Ondertussen maakte Bernhard veel reizen en creëerde zo een groot netwerk. Daar zaten niet altijd de meest frisse figuren tussen. Van wapenhandelaars tot dictators, Bernhard was niet kieskeurig. Minnaressen had hij over de hele wereld.

Uiteraard besteedt Aalders ook uitgebreid aandacht aan de Hofmans-affaire. Deze affaire, die draaide rondom de gebedsgenezeres Greet Hofmans die een speciale band had met Juliana, wist Bernhard geheel naar zijn hand te zetten. ‘Het verhaal kwam naar buiten zoals hij het wilde. Hijzelf kwam er goed uit, terwijl zijn vrouw vanwege haar contacten met Hofmans en de groep om haar heen publiekelijk voor schut werd gezet.’ De Britse journalist Sefton Delmer, met wie Bernhard een goed contact had, diende hierbij als doorgeefluik voor de gekleurde visie van de prins.

Uiteindelijk heeft alleen Bernhards betrokkenheid bij de smeergeldaffaire bij vliegtuigfabrikant Lockheed (hij zou 1,1 miljoen dollar aan steekpenningen hebben ontvangen) zijn publieke imago enigszins geschaad, maar ook hier kwam hij relatief goed uit. Om een crisis binnen de monarchie te voorkomen werd er niet overgegaan tot strafvervolging, maar moest de prins alleen een aantal openbare functies afleggen, waaronder die van Inspecteur-generaal van de Krijgsmacht. Zo bleef de prins tot het eind van zijn leven op een voetstuk staan.

Niets was wat het leek wil definitief een einde maken aan de mythes rondom Bernhard en de lelijke waarheid rondom zijn persoon blootleggen. ‘Bernhard wilde zo witgewassen mogelijk in Delft worden bijgezet. Dat is voor een groot deel gelukt, al bladdert zijn imago onherroepelijk af en wordt de rol die hij werkelijk heeft gespeeld steeds duidelijker,’ schrijft Aalders op het eind. Het mag duidelijk zijn dat de historicus met zijn boek dat proces van afbladderen een extra zetje wil geven. Maar de methode die hij hiervoor heeft gekozen is op zijn zachtst gezegd opmerkelijk.

Zoals gezegd, omschrijft Aalders zijn historische biografie zelf als een ‘strapatsografie’. In zijn voorwoord geeft hij al aan dat het niet zijn bedoeling was om een ‘biografie te maken waarin alle aspecten van een leven aan bod komen.’ Toch blijft het een vreemde keuze om de waarheid over een persoon gelijk te schakelen aan een opsomming van alle gemaakte misstappen, groot en klein. Het leidt tot een erg eenzijdig beeld. Als we Aalders moeten geloven heeft Bernhard in zijn lange leven nooit iets goeds gedaan.

Daar komt bij dat Aalders’ veelvuldige gebruik van suggestieve opmerkingen het wetenschappelijke karakter van zijn boek ondergraaft. Zo schrijft Aalders in een passage over rijkskanselier Heinrich Brüning: ‘Zou Bernhard een van de SS’ers zijn geweest die hem dag en nacht hadden bewaakt, zoals hij schreef in zijn biografie? Daarvoor is geen bewijs, maar de mogelijkheid is niet uitgesloten.’ En over Bernhards voorstel (niet uitgevoerd) om een groep krijgsgevangen SS’ers neer te schieten, merkt Aalders terloops het volgende op: ‘Fusilleren leek hem trouwens toch op de een of andere wijze te fascineren.’ Exemplarisch is ook Aalders bespreking van de zogenaamde Stadhoudersbrief, een brief die Bernhard in 1942 aan Adolf Hitler zou hebben geschreven, waarin hij voorstelde stadhouder van Nederland te worden. De brief is nooit gevonden. Toch besteedt Aalders uitgebreid aandacht aan het gerucht. Dat het bestaan ervan nooit bewezen is erkent Aalders. Maar hij kan het niet laten om te vermelden dat zeker vijf mensen hem hebben verzekerd dat de brief wel degelijk bestaat.

Door de eenzijdige en suggestieve benadering ontstaat er een bijna karikaturaal beeld van Bernhard. Zo vervangt Aalders onbedoeld de ene mythe door de andere. In plaats van de prins op het witte paard maakt hij van Bernhard de prins der duisternis. Met een zwarte verfroller strijkt hij het ‘witgewassen’ beeld van Bernhard weg en meent zo de waarheid bloot te leggen.

En passant verstevigt hij zo ook nog eens de mythe van het koningshuis zelf. Want uiteraard betaalde Juliana de tol voor Bernhards strapatsen. Zij leed onder Bernhard, maar een scheiding was uit den boze. Aalders:

In 1987 vierde hij wat in het spraakgebruik een gouden huwelijk heet, maar in zijn geval was het geen goud wat er blonk, al werd naar buiten toe de schijn wel opgehouden. Bernhard en Juliana bewoonden alle twee hun eigen vleugel op paleis Soestdijk.

Paleis Soestdijk als gouden kooi. Zo bevestigt ook Bernhard de ‘horigheid van de koningen,’ zoals Barthes het beschreef, en versterkt de geruststellende boodschap dat het privilege van aangeboren rijkdom alleen in gevangenschap wordt genoten en vooral een last is. Bernhard de donkere prins geeft de koningshuismythologie wellicht een steviger impuls dan de ‘witgewassen’ Bernhard. Achter de paleismuren heerste vooral gesodemieter en gerommel en zo zien we het graag.

Aalders bereikt ongewild het tegengestelde van wat hij voor ogen had. In plaats van mythes op te blazen, blaast hij ze juist nieuw leven in. Dankzij Niets was wat het leek is de mythologische levensduur van Bernhard en het Nederlandse koningshuis weer met een aantal jaren verlengd.

Links

Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2014
ISBN 9789461055293
464p.

Geplaatst op 22/07/2014

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.