De geest van de dichter

Miavoye

Koen Broucke, Peter Holvoet-Hanssen, Koen Peeters & Pascal Verbeken

Miavoye-Anthée is een mythische plek voor de Vlaamse literatuur. En dat terwijl het in de provincie Namen ligt, en een godvergeten gehucht is waar nog geen honderd mensen wonen. Het is echter het plaatsje waar Paul van Ostaijen stierf in 1928, slechts tweeëndertig jaar oud. In het plaatselijke sanatorium volgde hij een experimentele behandeling voor zijn tuberculoze. Zonder succes. Hoewel hij in brieven iedereen meldde dat er vooruitgang geboekt werd, takelde hij snel af. In de nacht van 17 op 18 maart overleed hij en twee dagen later werd hij begraven op het kerkhof van het dorp. Hoe cynisch: de dandy uit de metropool vond zijn laatste rustplaats in een boerengat; een van de belangrijkste dichters uit de Nederlandstalige literatuur werd ter aarde besteld door mensen die niet eens wisten dat hij schrijver was, laat staan dat ze konden inschatten hoe groot zijn belang voor onze letteren was. Bijzonder droef allemaal, maar nog veel triester was – volgens Van Ostaijens goede vriend Gaston Burssens – de beslissing om vier jaar later het stoffelijk overschot van de dichter over te brengen naar het Schoonselhof in Antwerpen, waar hij met veel eerbetoon herbegraven werd en een monument op zijn graf kreeg. En in 1952 werd dat grapje nog eens overgedaan, toen zijn lichaam verplaatst werd naar het ereperk van het kerkhof. De dichter, die zich verzette tegen het establishment en een luis in de pels was van de gevestigde orde, zowel politiek als poëticaal, werd op die manier gerecupereerd. Iemand omarmen, is meestal de beste manier om hem onschadelijk te maken. En dat betekent pas echt dood en vergeten zijn.

Alleen is dat niet helemaal gelukt. Of zelfs helemaal niet: Van Ostaijen is nog steeds springlevend. Al een eeuw lang, sinds zijn debuut in 1916, is Zot Polleke een voorbeeld voor talloze dichters – zie daarvoor de maatgevende studie Van Ostaijen tot heden (2001) van Geert Buelens die erin slaagt om de hele Vlaamse literatuurgeschiedenis te vertellen aan de hand van het werk en de figuur van Van Ostaijen. Zijn poëzie fascineert dus blijvend schrijvers en lezers.

Dat is zeker ook het geval bij beeldend kunstenaar Koen Broucke (1965), dichter en romancier Peter Holvoet-Hanssen (1960), schrijver Koen Peeters (1959) en journalist Pascal Verbeken (1965). Die vier maakten in 2013 namelijk samen de reis die Van Ostaijens laatste bleek te zijn. In Miavoye ondernemen ze wat ze zelf een ‘bedevaart’ noemen. Ze beginnen bij het graf van de dichter in Antwerpen, en volgen daarna Van Ostaijen op zijn tocht naar Miavoye. In zijn stamcafé, de Hulstkamp op de Keyserlei, drinken ze zich moed in en vervolgens nemen ze de trein naar Dinant. In Miavoye ontmoeten ze de mensen die nu in de villa wonen die in de jaren twintig dienstdeed als kuuroord en ze gaan naar het kerkhof waar Van Ostaijen oorspronkelijk begraven werd om daar een symbolische daad te stellen: ze stoppen een muziekdoosje in de grond op de plek waar ooit de grote dichter lag.

Met een jongensachtig enthousiasme vertellen ze over de trip: hoe dichter ze Miavoye naderen, hoe meer ze het gevoel hebben dat ze Van Ostaijen kunnen aanraken. Maar ze worden toch vooral zelf door Van Ostaijen aangeraakt: Broucke tekent en schildert erop los (de prachtige portfolio is in het boek opgenomen); Holvoet-Hanssen zuigt de indrukken op en mixt die met het historische verhaal, wat een reeks gedichten oplevert; Peeters en Verbeken brengen verslag uit van de reis, en ze leven zich daarbij zo sterk in dat ze zelfs het dagboek van Van Ostaijen schrijven (‘historisch correct, maar fictief’ meldt de verantwoording). Peeters laat zich zelfs verleiden tot het schrijven van een paar Van Ostaijen-achtige verzen, die – zoals bij iedereen die de meester tracht te imiteren – helaas genadeloos op een parodie lijken. Hoogtepunt in het boek is het moment waarop Peeters en Holvoet-Hanssen overnachten in de kamer waarin Van Ostaijen logeerde en stierf en het gevoel krijgen door zijn geest te worden bezocht. Uiteindelijk is dat wat er gebeurt. Deze mannen treden letterlijk in zijn voetspoor, maar ook figuurlijk: ze werken in zijn geest. Dat blijkt nog het best uit de poëticale bespiegelingen die Holvoet-Hanssen rondstrooit in dit boek. Daarin zie je hoe dicht zijn werk bij dat van de late Van Ostaijen probeert te komen. Diens nagelaten gedichten willen niets anders dan muziekjes zijn – het is ook de betrachting van Holvoet-Hanssens poëzie.

Behalve het reisverhaal, dat verlucht is met vele prachtige foto’s, bevat dit boek een bloemlezing met de beste verzen van Van Ostaijen. Geen verrassingen – het zijn de klassiekers. En ook het boek zelf bevat uiteindelijk weinig nieuws. Het verhaal dat verteld wordt, was bekend uit het verslag dat Burssens deed over de laatste maanden van het leven van zijn vriend en uit tal van publicaties over Van Ostaijen. Dit mooi vormgegeven boek is eigenlijk niet meer (maar ook niets minder) dan een enthousiasmerende reisgids voor wie de plek wil bezoeken waar Van Ostaijen zijn laatste dagen heeft doorgebracht en zijn laatste gedichten schreef. Verder is het alleen maar goed dat het verhaal telkens opnieuw verteld wordt. Dat houdt de herinnering levendig. En het houdt de geest van de dichter wakker.

Links

De Bezige Bij Antwerpen, Antwerpen, 2014
ISBN 9085425905
208p.

Geplaatst op 17/12/2014

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.