Proza, Recensies

Mist in je hoofd. Over de kwetsbaarheid van alledaagse herinneringen

De geheugenpolitie

Yoko Ogawa

Je zou het niet verwachten, maar een opleving van fascisme en totalitaire figuren leidt niet altijd tot de verbranding van boeken. Meer zelfs, het kan de aanleiding vormen voor de vertaling van een raadselachtige, griezelige en rijkelijk belonende roman. Met een titel als De geheugenpolitie denk je al snel aan een Orwelliaanse dystopie die een duidelijke kritiek formuleert op het totalitarisme. Maar hoewel de inzet van Yoko Ogawa zeker antifascistisch is, wil deze meerlagige roman vooral eenvoudige antwoorden vermijden. Het belang en de kwetsbaarheid van alledaagse herinneringen en objecten spelen daarin een centrale rol.

De geheugenpolitie, oorspronkelijk gepubliceerd in 1994 en nu voor het eerst vertaald naar het Nederlands door Luk Van Haute, speelt zich af op een niet nader genoemd eiland in een ongekend werelddeel. In een huis dat al lang ontdaan is van enig gezinsleven werkt een niet nader genoemde schrijver aan haar nieuwste manuscript over een liefdesverhaal van een typiste en haar leraar. De schrijver verliest haar stem en kan haar gedachten enkel nog verwoorden met behulp van een typemachine. Ook onze naamloze verteller verloor haar ouders; een ornitholoog en een beeldhouwer. Hun nalatenschap is uitgewist door de meedogenloze en sinistere Geheugenpolitie, die als een spook rondwaart op het eiland en een regime van ‘verdwijningen’ handhaaft.

Leven op het eiland is als leven met een constante mist in je hoofd, een gevolg van de systematische ‘verdwijningen’: eerst hoeden, dan linten en vogels. De ene dag worden foto’s verwijderd, de andere dag zijn het rozenblaadjes, boten of kalenders. Van zodra er een nieuwe verdwijning over het eiland heengaat – steeds aangekondigd door een zware, muffe lucht en het gevoel dat er iets ontbreekt – zijn de eilandbewoners niet alleen verplicht om deze bezittingen te vernietigen, ook het concept van wat weg is en alle bijbehorende herinneringen verdwijnen uit hun geheugen. De reden voor de verdwijningen is niet bekend. Wat wél vaststaat, is dat het straatbeeld met elke verdwijning leger wordt en dat het geheugen van de inwoners steeds grotere gaten vertoont. Het leven wordt ontmanteld en hult zich meer en meer in een wazige mist.

Net zoals de andere eilandbewoners lijkt de naamloze romanschrijver meer en meer geïsoleerd te raken van de wereld waarin ze leeft, van haar eigen geschiedenis en context. Een terugkerende bezorgdheid op dit mistige eiland is medeplichtigheid. Regelmatig wijst de protagonist op de vreemde en ogenschijnlijk onbetwiste aanvaarding van de ‘verdwijningen’ door de eilandbewoners:

Maar er valt niets tegen te doen. Oog in oog met uitgewiste dingen wordt onze geest vreselijk onrustig. Alsof in een stil moeras plotseling een scherp, hard voorwerp wordt geworpen. Het veroorzaakt deining, doet de bodem een kolk draaien en stuwt modder op. En daardoor zijn we allemaal gedwongen uitgewiste dingen te verbranden, in de rivier te gooien of onder de grond te begraven, om ze zo ver mogelijk van ons vandaan te krijgen.

Naarmate het verhaal vordert, wordt het dagelijkse leven van de verteller meer en meer geteisterd door gebeurtenissen die haar dwingen om haar gebrek aan vrijheid directer te confronteren. Haar redacteur R onthult dat hij in gevaar is: net als de moeder van de verteller is hij een van de weinige eilandbewoners die niet vergeet wat er verdwijnt. R dreigt zo een zoveelste doelwit van ‘de geheugenjachten’ te worden. Samen met de oude man, een familievriend, wil de protagonist R helpen en bouwt ze een schuilplaats in haar huis, een kleine kamer tussen de eerste en tweede verdieping waar R zich kan verbergen.

Ogawa onderzoekt minutieus de psychologische complexiteit van deze bizarre situatie, waarin de grens tussen geborgenheid en gevangenschap in de zware, gure mist lijkt op te gaan. Het verhaal suddert in een gevoel van hopeloze maar tegelijk alledaagse angst. Toch is er geen echte uitlaatklep voor deze angst. Er mag dan wel wat georganiseerde rebellie zijn tegen de Geheugenpolitie, Ogawa zelf is erg terughoudend. Ze prikkelt de lezer met plotse verschuivingen in de status quo die het verhaal naar een nieuw terrein brengen: de eilandbewoners verliezen een andere herinnering of de verteller komt tergend dichtbij de waarheid over de mysteries van het eiland. Maar telkens gaan deze momenten ook voorbij. De personages komen weer tot rust en doen hun best om zich aan te passen aan de nieuwe verdwijning.

De geheugenpolitie doet hierdoor meer denken aan Kafka dan aan Orwell. Het regime heeft geen heersende ideologie, en hun rechtvaardiging voor het opleggen van strikte regels heeft eenzelfde circulaire logica als die van Kafka’s Het kasteel (1926). De bureaucratie heeft het zo beslist en de eilanders kunnen het idee van verzet nooit lang genoeg vasthouden om de autoriteiten echt uit te dagen: ‘Waar we genoeg eten kunnen vinden voor een avondmaal voor ons drieën of wanneer de volgende geheugenjacht eraan komt, dat zijn voor ons grotere zorgen.’ Met haar focus op kleine, alledaagse zaken – er moeten verjaardagen gevierd en honden uitgelaten worden – illustreert Ogawa treffend dat de onderliggende psychologie die heerst in onderdrukkende systemen niet zonder meer focust op verzet. Het ingetogen, kabbelende tempo van De geheugenpolitie weet de gelatenheid van de personages goed over te brengen en heeft ook op de lezer een bedwelmend, berustend effect, alsof de mist die het eiland in bedwang houdt ook over het boek hangt.

Tegelijk stelt Ogawa vragen over de vele manieren waarop herinneringen onze identiteit vormgeven. Ze presenteert het geheugen als iets kneedbaars en daardoor ook als iets manipuleerbaars en gevaarlijks. Maar vooral toont ze dat onze identiteit gevormd wordt door de verhalen die we elkaar kunnen vertellen. Dat wordt pijnlijk duidelijk in het contrast tussen de eilandbewoners die zich het verleden kunnen herinneringen, zoals R, en zij die door het leven gaan met een mist in hun hoofd, zoals de verteller en de oude man. R blijft hopen dat het verleden hersteld kan worden en dat zich zo een nieuwe geschiedenis kan vormen. De verteller en de oude man kennen dat verleden niet meer en botsen zo keer op keer op hun onmogelijkheid om de wereld anders voor te stellen dan hij is. Zonder herinneringen is er geen verleden, en vooral geen (andere) toekomst, lijkt Ogawa op te werpen.

Een bijzondere rol in dit alles is weggelegd voor de verdwijnende objecten. Met behulp van R, die zich door elke verdwijning minder en minder verbonden voelt met de protagonist en oude man en zich dan maar begint te ontfermen over de verdwenen objecten, toont Ogawa de materiële kant van ons geheugen, maakt ze het vluchtige solide en vice versa. Het is een van de meest overtuigende elementen van deze roman. Het verdwijnen van vogels en rozen voelt vooral sentimenteel aan, maar het verlies van alledaagse objecten als postzegels, wegenkaarten en kalenders raakt een meer melancholische snaar. Je voelt de vreemde  droefheid die je  ervaart wanneer je terugdenkt aan objecten als cassetebandjes of spelconsoles uit een ver vervlogen kindertijd en die vandaag niet langer deel uitmaken van je dagelijkse leven. De viering van deze ogenschijnlijk weinig belangrijke voorwerpen geeft te denken over de vreugde die men vindt in de kleinere geneugten van het leven. Net als de madeleine in Prousts in À la recherche du temps perdu (1908-1922) legt de zintuiglijke waarneming van de personages een menselijke geschiedenis bloot.

De geheugenpolitie is zo veel meer dan alleen een waarschuwend politiek verhaal. Fans van dystopieën of scifi blijven misschien gefrustreerd achter door het gebrek aan antwoorden over de werking van deze wereld, maar geduldige lezers ontwaren subtiele, waardevolle reflecties over herinneren en vergeten, technologie en traditie, liefde en verlies, identiteit en isolatie. Ondanks de dystopische ondertoon is De geheugenpolitie geen flitsende thriller. Toch laat dit weemoedige, meditatieve relaas in zijn sobere, maar glasheldere stijl zich niet snel wegleggen en zal het opvallend onopvallend in je gedachten blijft nazinderen.

 

Recensie: De geheugenpolitie van Yoko Ogawa door Jasper Delva

Cossee, 2021
Vertaald door: Luk van Haute

Geplaatst op 09/08/2021

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.