Essays, Recensies

Geloof in het goede

De instructies

Carolina Trujillo

Vlak voordat M. en ik zouden aankomen in ons vakantieappartement in de Baskische plaats Deba, bleek dat de straat waar we moesten zijn was afgezet. Een politieagente hield ons tegen door gewichtig haar hand halfhoog op te steken, alsof we dwars door de hoge, metalen platen waar ze voor stond heen hadden kunnen lopen. Naast haar stond een al even gewichtig kijkende man, hij had een rood sjaaltje om zijn hals, in zijn hand hield hij een prikstok. ‘Diez minutos,’ zei hij. De bewoners van de straat die we niet in mochten hingen uit de bovenste ramen van hun huizen, ze hadden ook allemaal een rood sjaaltje om. We wachtten, net als iedereen.

Het was maar goed dat de hoofdpersonages van Carolina Trujillo’s meest recente roman De instructies niet konden zien waarop we wachtten.

Een minuut of tien later klonk er achter de platen gerammel van deuren en toen gesnuif. Door een smalle opening ertussen waren de staarten, poten en afgevijlde hoorns van stieren te zien. Kort daarop verdween de man met de prikstok achter de platen en werd het gesnuif luider, af en toe doorbroken door een krachtig geloei. Op de keien dreunden hoeven. De jonge mannen die voor de stieren uit renden bedacht ik er zelf bij, al dan niet aangevuld met wat ik ooit in The Sun Also Rises (1926) had gelezen, Ernest Hemingway’s debuut, waardoor het stierenrennen bekend werd bij een internationaal publiek.

’s Avonds, tijdens het zoeken naar een eetgelegenheid, zagen we de arena waar de stieren terecht waren gekomen. Joelende, verhitte mensen in wit-rode kleding keken er naar een macabere show.

Spanje was achteraf gezien misschien niet het meest geschikte land om een roman over dierenactivisten te lezen. Behalve dat er daar nog steeds stierengevechten plaatsvinden, wordt er in geen land in Europa zoveel vlees gegeten als daar. Vierennegentig kilo per hoofd van de bevolking per jaar.

Het hoofdpersonage Mol zou niet hebben opgeschreven ‘vlees eten’, maar zou het over ‘dieren eten’ hebben gehad. ‘Vlees eten’ is volgens de dierenactivisten in De instructies de taal van de bio-industrie – een taal die door hen wordt bekritiseerd. Ze vinden ook dat ‘slachthuizen’, beter ‘slachtgebouwen’ of ‘slachtlocaties’ kunnen worden genoemd. Het woord ‘huis’ klinkt te gezellig. Een ander personage vindt ‘massamoord’ een passender woord voor het massaal doden van dieren dan het nu gangbare ‘ruiming’.

Romancier en columnist Trujillo vallen hier samen. Zij schrijft in NRC (16/08/2024) dat ook journalisten de verhullende taal bezigen van de veehouderij door het te hebben over humane slacht, dierenwelzijn en vrije uitloop. Ze noemt het logisch ‘want makers van media zijn zelf vaak diereneters of zuivelconsumenten. Zij willen ook geloven dat het oké is om dieren kapot te maken voor bitterballen of kaasblokjes. Redacties die beducht zijn voor deze bias moeten veehouderij-woorden en -beelden strenger wegen.’

In een overvol eetcafé, niet ver van de arena, waren nog twee vrije plaatsen. Terwijl ik nadacht over welk woord de dierenactivisten voor ‘stierengevecht’ zouden gebruiken, klonk het joelen buiten ineens luider. Het riep filmbeelden in me op waarin krijgsgevangenen in het Colosseum elkaar moesten afslachten voor het oog van een bloeddorstig publiek, als ze het al niet tegen een leeuw moesten opnemen. Terwijl de barvrouw twee biertjes voor ons tapte, vertelde een man aan de bar ons dat hij enorm van het fiesta hield. Hij was ermee opgegroeid, het feest zat in hem, maar de stierengevechten kon hij niet meer aanzien. ‘Het gaat er in Deba nog erger aan toe dan in de arena’s in de grote Spaanse steden. De torero’s zijn hier vaak slecht waardoor het lang duurt voordat een stier doodgaat,’ vertelde hij. Mensen die het eetcafé in- en uitliepen om vlug even drank of iets te eten te halen, maakten een praatje met hem of sloegen hem op zijn schouder.

Ambivalentie

Door het kijken naar stierengevechten, het al dan niet eten van vlees, of door de wijze waarop een dier wordt geslacht, horen mensen wel of niet bij een bepaalde groep. Hoewel dierenactivisme het belangrijkste onderwerp in De instructies is, zou je ook kunnen zeggen dat de roman gaat over groepsdynamiek, vriendschap, verliefdheid of het geloof in ‘het goede’. De personages hebben zeer uiteenlopende, soms irrationele motieven om met de acties mee te doen, zoals verliefdheid, dat maakt ze onredelijk en daardoor menselijk. Ze zijn niet alleen voertuigen van ideeën, maar spreken zichzelf (en elkaar) vaak tegen. Trujillo trok me daardoor hun denk- en gevoelswereld in, hun perspectief werd tijdelijk het mijne. Het lezen werd hierdoor een intense beleving. Mijn kijk op de wereld veranderde er iets door, ook als ik niet aan het lezen was. De pintxos die op de bar van het eetcafé werden aangeboden, de panceta ibérica, de op een half huevogespietste sardina en zelfs de tortilla verloren iets van hun aantrekkelijkheid. Ik wist vrij zeker dat de bezoekers van dit eetcafé zich niet afvroegen onder welke omstandigheden de kippen hadden geleefd van wie de eieren voor de pintxoswaren gebruikt, laat staan dat ze zich ook maar een moment druk maakten over het woord ‘vrije uitloop’. Dat was meer iets voor de activisten uit de roman, die in mijn hoofd leefden. Ik had net, voor aankomst, in de trein gelezen hoe ze in een supermarkt vleesverpakkingen kapot hadden geprikt. Hoe ze een sportvisser in het water hadden geduwd. Met een molotovcocktail hadden gegooid. In een zelfgemaakt varkenspak een slachthuis in brand hadden gestoken. Aan radicale acties is in De instructies geen gebrek. In het eerste deel van het boek vond ik het soms zelfs wat veel. Weer een actie? Waarom klonk er niet eens een paar pagina’s lang een tegenstem?

Mol is allesbehalve radicaal als hij bij de acties betrokken raakt. Hij eet dan op zijn werk nog wel eens een broodje kroket, net als zijn collega’s, iets wat hij voor de activisten verbergt. Zijn motieven om met hen mee te doen liggen in eerste instantie dan ook op een heel ander vlak dan bij bijvoorbeeld bij Nora, de leidster van de activisten. Hij kent de twee jaar oudere Nora vanaf zijn tiende, ze woonden bij elkaar in de straat, en heeft een zwak voor haar. ‘Ze spijbelde al nog voordat ze wist hoe ze spijbelen moest spellen,’ schrijft hij ergens. Als Nora op de middelbare school voor de derde keer dreigt te blijven zitten, krijgt ze hem zover samen met haar de administratie in brand te steken. Als het brandalarm van hun school begint te loeien, zit hij bij haar achter op de scooter ‘in een wolk van wapperend haar en benzinelucht’. Eenmaal volwassen trouwt Nora met een andere man. Mol is hun getuige. De klassieke antiheld is geboren.

De twee zien elkaar tien jaar niet meer tot Mol Nora toevallig tegenkomt bij een actie op het Beursplein. Mol is intussen leraar op een middelbare school. Hij heeft een roman geschreven waar weinig enthousiasme voor was. Tito, Nora’s echtgenoot, is na een actie in de gevangenis terechtgekomen. Voor Mol is de ontmoeting op het Beursplein een weerzien met de vrouw op wie hij verliefd was, maar Nora ziet waarschijnlijk vooral een potentiële medestrijder in hem. Ze nodigt hem uit nogmaals naar het Beursplein te komen, waar activisten, opgesteld in een vierkant, op omgehangen schermen weerzinwekkende beelden tonen van de bio-industrie. Ze willen dat voorbijgangers te zien krijgen wat verborgen voor ze wordt gehouden, zoals rijen ondersteboven hangende kippen die door een elektrocutiebad worden gehaald. Het duurt even voordat Mol ‘de connectie maakt tussen het klinische stuk vlees dat wordt opgediend en het wezen dat het is geweest’. Dit gebeurt wanneer hij op een omgehangen scherm ziet dat een man met een soort pistool een uitgegleden schaap stoomstoten toedient. Op de grond liggend blijft het dier schokken en spartelen. De man plaatst de loop van het pistool net zo lang op de nek van het schaap tot daar rook uitkomt. Ineens begrijpt Mol dat het dier lijdt zoals hij zelf lijden kan. Nora staat op dat moment achter hem en slaat haar armen om hem heen. Het contrast tussen de activisten die van dieren houden en de bloeddorstige aanschouwers van de stierengevechten, kan haast niet groter zijn.

Deze ‘connectie’ in Mol wordt gaandeweg sterker. ‘Ik heb een paar keer in mijn leven dieren in industriële hoeveelheden bij elkaar gezien,’ schrijft hij. ‘In kippenstallen zijn het er tienduizenden tegelijk. Elk individu verdwijnt bij zulke aantallen. Bij varkens is het anders. Varkens lijken meer op ons. Er is herkenning als je een varken aankijkt. De flaporen, de kale gezichten. Je ziet meteen: dit is een individu, dit is een persoonlijkheid.’

Hoewel Mol in velerlei opzichten een slapjanus blijkt te zijn, bleef hij mij toch boeien. De mate waarin een lezer met een personage meeleeft, wordt denk ik niet zozeer bepaald door hoe goed of slecht het karakter van dat personage zelf is, of hoe heldhaftig zijn optreden, maar eerder door hoe dat personages de andere personages en figuranten ziet. In dit geval zijn die anderen behalve mensen(dieren), ook varkens, kippen en koeien.

Beelden van wat er zoal in de bio-industrie plaatsvindt, waren onlangs ook te zien in Food for Thought, de Nederlandse tv-serie over de wereld achter het eten op ons bord van Kadir van Lohuizen. Gehalveerde, aan hun achterpoten hangende varkens komen er in grote getalen voorbij, net uit het ei gekropen haantjes worden van de hennetjes gescheiden om te worden gedood en zo kan ik nog wel even doorgaan. Maar in die serie kreeg de kijker de warme armen van Nora er niet bij, zoals Mol.

Witboek

Mol heeft van Nora de opdracht gekregen om een witboek te schrijven ‘Hoe een slachthuis in brand te steken en welke fouten te vermijden?’. Tot Nora’s ergernis schrijft Mol niet de beknopte handleiding waardoor ‘iedere mafkees begrijpt hoe je een slachthuis in de fik steekt’ die ze wil. Hij noteert vanaf de eerste pagina ook zijn eigen gedachten en gevoelens, weidt uit, filosofeert. Nora reageert hierop met kritische opmerkingen in de kantlijn, zoals: ‘Dit is meer ruis dan plan.’ Mol schrijft ook over het intellectueel milieu waarin hij opgroeide. Iedereen had daar een hekel aan het leger en originaliteit werd meer gewaardeerd dan teamwork. Door het meedoen met de acties ontdekt hij dat samenwerken voor een groter doel hem beter bevalt dan de opgave zich ergens in te moeten onderscheiden, of dan de individuele vrijheid van intellectuelen vol vragen, competitie en eenzaamheid. ‘Mier in een colonne kan een betere positie zijn dan koningin […].’ Trujillo excelleert in geestige, kernachtige uitspraken.

Maar als het om seks gaat, als andere activisten ’s nachts in de bungalow die ze tijdelijk delen in bonobo’s veranderen en met elkaar op de bank vrijen, poert Mol rusteloos in het haardvuur. Zelfs als Nora hem wenkt, blijft hij bij de haard zitten. Hij maakt ineens toch weer deel uit van de wereld van zijn verleden. Zijn opvoeding bepaalt zijn gedrag: hij wil weer uniek en speciaal zijn. Hij heeft ‘de aap in zichzelf nog niet bevrijd’. Hij vindt zichzelf een ouderwetse vent. Wat er verder tussen hem en Nora gebeurt, wil ik hier niet verklappen.

Krant

Een ander personage, de journalist Saleem, is tijdens het actievoeren altijd op zijn hoede voor collega’s die hem mogelijk herkennen. Volgens hem heerst er in de journalistiek nog steeds de gedachte dat een journalist geen activist mag zijn. ‘Alsof in je vrije tijd handelen naar je principes zou betekenen dat je je professionele objectiviteit verloot. Alsof objectiviteit hetzelfde was als onverschilligheid.’ Ook hier vallen de romancier en de columnist Trujillo vrijwel samen. In de column ‘Uit de kast komen als activist’ (NRC 19/07/2024) schrijft ze dat toen een interviewer haar vroeg of ze zelf een activist was, ze niet wist wat te antwoorden. Ze zal niet snel roepen dat ze een activist is ‘vanwege een achterhaald idee dat ik objectiviteit moet uitstralen. Alsof objectiviteit hetzelfde is als onverschilligheid.’

Toch had ik na het lezen over nog meer grote en kleine acties nog steeds behoefte aan een tegenstem. Een tegenstem die uitlegde waarom het goed of noodzakelijk is om vlees te eten. Of hoe het kan dat mensen wel liefde voor dieren voelen, maar ze die toch doden. Hoe kon het anders dat het juichen in de arena tot een hoogtepunt kwam toen de matador zijn voorspelbare triomf op de stier vierde? Wat zou er overblijven van de cultuur die ik in Spanje als een buitenstaander aanschouwde, als iedereen er veganist zou worden? Hoe bloeddorstig ook, deze mensen hadden een band met elkaar. Ze geloofden dat het goed was om tijdens hun fiesta dicht naast elkaar in de arena te zitten, met een gemeenschappelijke vijand, die een ander voor hen versloeg.

In de roman verdedigen voorbijgangers zich als ze het dierenleed op de schermen van de activisten zien steeds weer met het zinnetje: ‘En de leeuwen dan?’ Veeboeren, die aan de dieren willen blijven verdienen, waarbij ze hun leed onvermijdelijk vinden, komen nauwelijks aan het woord. Als Mol in het witboek opschrijft dat onverschilligheid tegenover dierenleed het beste gedijt bij desinformatie en er in gebieden met veel veehouderijen vaak weinig scholen zijn, schrijft Nora in de kantlijn dat niemand iets heeft aan zijn dissertatie voor beter onderwijs.

Maar in de werkelijkheid klinken er veel andere stemmen in de discussie over dieren eten, zoals die van columnist en hoogleraar Louise Fresco. Zij schrijft in NRC (07/05/2024) dat het klakkeloos afwijzen van vlees van morele kortzichtigheid getuigt. ‘Dierlijke eiwitten, ook melkproducten, vis en schaaldieren, vormen de kern van voedselzekerheid. Daarvan krijgen we er collectief te veel binnen, maar het idee dat het aandeel dierlijke eiwitten in onze voeding zo veel mogelijk verminderd moet worden, is onjuist.’ Of anders de Food and Agriculture Organisation of the United Nations (FAO), die Fresco in diezelfde column citeert: ‘Vlees, eieren en melk blijven een essentiële bron van voedingstoffen voor de meest kwetsbare groepen, zoals zwangere en borstvoeding gevende vrouwen, kinderen, adolescenten en ouderen.’ Ik had graag gelezen wat de activisten in De instructies daarop te zeggen hebben en hoe het kan dat de uitspraak van deze wetenschapper botst met hun werkelijkheid. Hoezo in het onjuist dat het aandeel dierlijke eiwitten in ons voedsel zou moeten worden verminderd? Klopt deze informatie wel? Welke belangen dient de FAO?

Toch schoof ik dit bezwaar halverwege de roman aan de kant. De instructies gaat niet over de vraag of het eten van dieren goed of slecht is – die vraag is in het boek al snel beantwoord – maar toont hoe actievoerders radicaliseren. Dramatisch gezien werkt het bijzonder goed dat ze iedere nuance uit het oog verliezen. Hoe kun je het anders rechtvaardigen om een vrachtwagenchauffeur onder schot te houden? Als lezer ging ik vrij gemakkelijk in deze actie mee.

De politicologen Calver W. Jones en Cecilia Paris onderzochten welke invloed dystopische fictie heeft op de standpunten die mensen in de echte wereld innemen. (Ik schreef er eerder over in het FD (03/07/2023).) Volgens de twee onderzoekers trekken mensen eerder politieke lessen uit een fictief verhaal dan uit op feiten gebaseerde verslaggeving. Dit was wat ik zelf ervoer tijdens het lezen van De instructies. De radicale vonk sloeg op me over. Steek de boel maar in de fik, laat die varkens maar uit de vrachtwagen de snelweg oplopen, dacht ik, ook al gaat het hier niet om een in de toekomst geplaatst verhaal, zoals in het onderzoek.

Slot

Alleen tegen het einde van de roman gunt Mol ons een korte blik in de toekomst. Hij schrijft op de laatste pagina’s van het witboek dat maar geen witboek wil worden dat het eten van dieren een splijtzwam in de maatschappij is geworden. ‘De veehouderijen die er nog zijn, kunnen niet zonder beveiliging.’ Maar dat is niet het enige. In supermarkten wordt vlees uit de schappen gehaald omdat het te vaak het doelwit is van vernielingen. Klanten moeten de stukken dier die ze willen kopen speciaal opvragen. Slachthuizen worden herhaaldelijk in brand gestoken. Het verzet tegen de activisten groeit eveneens. Knokploegen zoeken hen en steken hun auto’s of zelfs hun huis in de fik. In de een-na-laatste alinea staat deze voorspelling: ‘Je kunt zeggen dat de dierenkwesties mensen voorlopig verdeelt, maar de dag komt steeds dichterbij waarop het strafbaar zal zijn om een onschuldige planeetbewoner in een hok te stoppen als dat niet in zijn belang is.’

Deze toekomstvoorspelling waarmee de roman eindigt is interessant. Zal er werkelijk ooit een tijd aanbreken waarin mensen de gevangenis in gaan voor het opzettelijk doden van een (ander) dier? Hoewel dat op dit moment, met de BBB in de Nederlandse regering, onwaarschijnlijk lijkt, zou die verandering op een dag toch kunnen plaatsvinden. Het zou niet de eerste radicale omslag in de geschiedenis zijn.

In Deba zagen we hoe de dode stieren met behulp van paarden uit de arena werden weggesleept. Het roodgekleurde zand werd vlug weer aangeharkt voor het volgende gevecht. Maar hoe lang nog? In Colombia worden stierengevechten vanaf 2028 verboden. Het zou kunnen dat met de BBB aan het roer ook het verzet van dierenactivisten in Nederland toeneemt. Iedere verandering begint tenslotte met een ander verhaal. Mols ‘witboek’ is zo’n ander verhaal, geschreven in de vlammende, humoristische stijl van Trujillo.

Recensie: De instructies van Carolina Trujillo door Anja Sicking

Koppernik, 2024

Geplaatst op 06/04/2025

Categorie: Essays, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.