Gevraagd naar wat ze van plan was om haar debuutroman Kwellende liefde te promoten, schreef Elena Ferrante in 1991 in een brief aan haar uitgevers: ‘Helemaal niets.’ Ferrante vond dat ze door het boek te schrijven al genoeg had gedaan. De schrijfster bezwoer ze geen enkele signeersessie te zullen geven, geen enkele prijs te zullen afhalen, geen enkel debat over haar werk te zullen bijwonen. ‘Ik geloof dat boeken, als ze geschreven zijn, hun auteurs niet meer nodig hebben. Als ze wat te zeggen hebben, zullen ze vroeg of laat lezers vinden.’
Dat hebben ze ook gedaan. Ruim twintig jaar later is Elena Ferrante, wier identiteit een van de best bewaarde literaire geheimen van Italië is, een wereldwijd fenomeen. Ze verkoopt miljoenen exemplaren van De Napolitaanse romans, een groots opgezette romancyclus in vier delen over twee vriendinnen, de eigenzinnige Lila en de onzekere Elena, die opgroeien in een armoedige wijk in het naoorlogse Napels. Onlangs verscheen De nieuwe achternaam, het tweede deel van dat vierluik.
Die nieuwe achternaam slaat op de naamsverandering die de getalenteerde Lila bij het begin van het boek ondergaat: ze gaat tot ieders verbazing van school af en trouwt op haar zestiende met Stefano, een kleine ondernemer die wil breken met de oude vetes in de wijk en kiest voor verzoening. Zo weet hij Lila voor zich te winnen, maar het piepjonge bruidje is de kerk nog niet uit of ze komt erachter dat Stefano banden onderhoudt met de maffia, die steeds meer greep krijgt op de wijk. Vanaf dat moment haalt ze hem enkel nog het bloed onder de nagels vandaan: ze verbrast zijn geld, dwarsboomt zijn zakelijke plannen, zet hem horens op.
Ondertussen helpt ze de op veilig spelende Elena te doen wat haar zelf niet lukt: ontsnappen uit de wijk. Ze betaalt haar schoolgeld, koopt haar studieboeken, moedigt haar onverminderd aan. En Elena schopt het ver, véél verder dan Lila: ze krijgt een beurs en gaat studeren in Pisa. Voor die klim op de sociale ladder betaalt ze uiteindelijk een hoge prijs: ze vervreemdt van de wijk, lijdt onder de pijnlijke stiltes die vallen als ze nog eens met haar Napolitaanse vrienden praat, maar voelt zich evenmin thuis in het studentenwereldje. Toch heeft ze nooit het gevoel dat ze uit Lila’s schaduw treedt, zelfs niet wanneer ze een boek over haar jeugd schrijft dat tot haar verbazing ook een uitgever vindt.
In Italië zijn de Napolitaanse romans vaak smalend vergeleken met een soap, en daar valt wat voor te zeggen. Bij elk nieuw boek wordt de lezer getrakteerd op een steeds langere samenvatting van wat voorafging, netjes gerangschikt per familie. Geen luxe voor wie moeite heeft om de onderlinge intriges uit elkaar te houden, alsof Napels vlak na de Tweede Wereldoorlog geen stad met honderdduizenden inwoners was, maar een van de buitenwereld afgesneden boerendorpje waar je zonder moderne transportmiddelen niet zomaar wegkwam. De weinige keren dat Napels zelf in beeld komt, is dat als een ordinaire postkaart, met de onheilspellende Vesuvius als bordkartonnen decorstuk. Verder ontbreekt de stad (waaraan de hele reeks toch haar naam ontleent) ten enenmale in het boek. De geschiedenis van Lila en Elena had zich net zo goed in een buitenwijk van Rome of een voorstad van Bari kunnen afspelen.
In het buitenland, en dan vooral in de Verenigde Staten, worden de Napolitaanse romans met lof overladen, en ook daar valt wat voor te zeggen. Ferrante schetst een meeslepend, levensecht portret van de vriendschap tussen Lila en Elena, in snedige hoofdstukken die doen denken aan de gloriedagen van de oude krantenfeuilletons. Op Twitter – en de naam van de hashtag, ferrantefever, is op dat punt veelzeggend – raken haar lezeressen maar niet uitgepraat over haar authentieke vertelstem, die alleen maar afkomstig kan zijn van een door het leven getekende vrouw. Volgens de recensenten van The New Yorker hoort Ferrante thuis in het rijtje van Italiaanse literaire grootheden die in een recent verleden met succes de grote oversteek hebben gemaakt: Italo Calvino, Umberto Eco, Oriana Fallaci, Alessandro Baricco.
Zoveel publieke hulde werkte danig op de zenuwen van collega-schrijver Sandro Veronesi, die Ferrantes boeken van de weeromstuit als ‘damesromannetjes’ omschreef en fijntjes opmerkte dat commercieel succes lang niet altijd hetzelfde is als literaire kwaliteit. En jawel, ook daar valt wat voor te zeggen. Want je kan je bij het lezen van De nieuwe achternaam toch nooit van de indruk ontdoen dat Ferrante een goede redacteur had kunnen gebruiken. Een die de clichébeelden en rammelende metaforen eruit had gehaald, zoals wanneer Lila haar ergernissen omschrijft als ‘windvlagen die een deur laten klapperen en dingen van een plankje blazen.’ En vooral: een die had geschrapt. Want Ferrante toont zich bepaald geen meester van de beperking: ze kluift het bot van de intrige af tot er voor de lezer haast niets meer overblijft. Als Elena ziet hoe Lila de knappe Nino voor haar neus wegkaapt, wil ze niet met lege handen achterblijven. Wanneer ze zich vervolgens op het strand laat benaderen door Nino’s vader, voelt Ferrante zich geroepen om dat nog eens voor de lezer uit te kauwen: ‘Het lot was niet alleen ironisch, het minachtte me, het had de zoon van me afgenomen en me overgeleverd aan het kleverige geklets van de vader.’
Is Ferrante dan niet meer dan een hype, uitgedokterd door literaire marketeers, getriggerd door de gimmick van haar anonimiteit? Zijn haar boeken met andere woorden van hetzelfde bedenkelijke kaliber als de Vijftig tinten-trilogie van E.L James, die door iedere zichzelf respecterende recensent werden afgekraakt? Verre van. Want met Lila en Elena heeft Ferrante twee fascinerende personages in het leven geroepen die alleen op het eerste gezicht volkomen banaal zijn: het begaafde zondagskind en het onzekere meisje dat nooit echt aan haar idool kan tippen. De wisselwerking tussen deze twee stereotypes maakt het verhaal zeer herkenbaar: wie heeft er als kind nooit opgekeken naar het vroegrijpe buurjongetje of -meisje dat barstte van het talent? Maar behalve herkenbaar is die banaliteit ook gevaarlijk: in de handen van een mindere schrijfster zou die verhouding tussen Lila en Elena ongetwijfeld oppervlakkig blijven. Daarin ligt precies de grote verdienste van Elena Ferrante. Door de band tussen Lila en Elena tot in de geringste details te ontleden weet ze de twee volksmeisjes grote diepgang te verlenen. Ze slaagt erin de rijkdom van een ogenschijnlijk banale vriendschap te vatten in een rijk geschakeerd portret.
In tegenstelling tot andere recente ‘ontdekkingen’ uit Italië (ik denk spontaan aan De eenzaamheid van de priemgetallen van Paolo Giordano) was Elena Ferrante voor haar grote doorbraak geen onbekende in ons taalgebied. Ze had drie relatief goed onthaalde romans op haar naam, die her en der ook buiten de landsgrenzen weerklank hadden gevonden: Kwellende liefde (1996), Dagen van verlating (2003) en De verborgen dochter (2008), stuk voor stuk verhalen waarin de vrouwelijke identiteit onder druk staat. Dat de schrijfster zich achter een pseudoniem verschool, en dat het misschien zelfs om een schrijver of een collectief ging, was nog niet tot het grote publiek doorgedrongen.
Dat veranderde toen James Wood, recensent bij The New Yorker, in 2013 een uitgebreid portret van la Ferrante schreef naar aanleiding van de Engelse vertaling van haar nieuwe roman L’amica geniale (Nederlandse vertaling De geniale vriendin, 2013), het eerste deel van de Napolitaanse romans. In de openingszinnen van zijn bijdrage schetst Wood onwillekeurig het tot de verbeelding sprekende beeld van een schrijfster die zich, wars van roem en glorie, in alle anonimiteit wijdt aan literatuur die direct tot het hart spreekt, ‘one of Italy’s best-known, least-known contemporary writers’. Maar: ‘What she looks like, what her real name is, when she was born, how she currently lives – these things are all unknown.’ Het verhaal sloeg aan, de sociale media deden de rest.
In Italië lokte de kwestie van Ferrantes anonimiteit tegenstrijdige reacties uit. Sommigen, zoals de tegenwoordig in het Italiaans schrijvende Amerikaanse Jhumpa Lahiri, prezen Ferrante om haar moedige keuze en vonden dat haar afwezigheid bevrijdend werkte voor de lezer, dat die de tekst zelf herkenbaarder maakte. Anderen hadden het over een goedkope commerciële truc en spraken met klem tegen dat Ferrante de tekst verlost had van het dictaat van de schrijversintentie, zoals Roland Barthes op het eind van de jaren zestig in een van zijn beroemdste essays had betoogd: Ferrante was dan wel afwezig, argumenteerden ze, maar niet afzijdig. Ze gaf af en toe via e-mail interviews waarin ze uitgebreid op de thema’s van haar boeken inging. In die zin sorteerde de hype rond haar geheime identiteit precies het omgekeerde effect: hij zorgde ervoor dat alles wat ze zei gewikt en gewogen werd en de interpretatie van de tekst des te meer stuurde.
Ondertussen stortten de Italiaanse media zich als bloedhonden op de vraag wie achter het pseudoniem Elena Ferrante schuilging. De uitgevers Sandro en Sandra Ferri zelf, zeiden sommigen. De Napolitaanse vertaalster Anita Raja, beweerden de anderen. Haar man Domenico Starnone, stelde een team van Romeinse wiskundigen dat vijftien jaar geleden ook al Marek van der Jagt ontmaskerde. Hun conclusies lokten bij Ferrante een laconieke reactie uit: ‘Onlangs nog iemand over een boek van een mannelijke schrijver horen zeggen: het is eigenlijk geschreven door een vrouw of misschien zelfs door een groep vrouwen?’
Dankzij dit soort interventies is Ferrante op sociale media uitgegroeid tot een symbool van verzet tegen de verborgen misstanden in het hedendaagse Italië. Haar reacties op enkele vrouwonvriendelijke recensies hebben haar tot een boegbeeld gemaakt van de strijd tegen de machocultuur. Door haar nominatie voor de Premio Strega, de meest prestigieuze literaire prijs in Italië, werd ze tegen wil en dank gebombardeerd tot een voorvechtster in de strijd tegen de corruptie in het boekenvak: het is een publiek geheim dat kleine uitgeverijen, zoals het bescheiden E/O waartoe Ferrante behoort, geen schijn van een kans maken tegen de grote uitgeverijen die jaar in jaar uit de prijzen onder elkaar verdelen. Tegelijk heeft al die media-aandacht geleid tot een merkwaardige paradox: terwijl Ferrante zich achter een pseudoniem verschuilt om ervoor te zorgen dat Lila en Elena in de eerste plaats literaire personages kunnen zijn, zorgt haar online aanwezigheid er net voor dat iedereen haar ideologisch met haar hoofdpersonages vereenzelvigt. De naam Ferrante is met andere woorden synoniem geworden met de strijd die Lila en Elena in de Napolitaanse romans voeren: die tegen hypocrisie, machtsmisbruik, vernedering. In een open brief aan Ferrante schreef haar stadsgenoot Roberto Saviano daarover:
Het boekenvak verkeert in crisis en het tij keren doe je niet door een weliswaar prestigieuze prijs uit te reiken, maar door mensen bij boeken te betrekken. En als ik dan denk aan alle moderne middelen, aan het internet en de sociale media en aan de kansen die ze bieden, dan besef ik pas hoe eigentijds jouw project wel niet is.
Toegegeven, ook daar valt wat voor te zeggen.
Recensie: De nieuwe achternaam van Elena Ferrante door Tom De Keyzer
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.