Filosofie, Recensies

Een cartografie van vuurhaarden en allianties

Het levende laten opvlammen

Baptiste Morizot (vert. Gertrud Maes)

Toen het dak van de Notre-Dame in Parijs in vlammen opging en de wereld verbijsterd toekeek, gingen er op het internet memes rond waarin afbeeldingen van bedreigde natuurgebieden werden getoond met de boodschap dat deze ‘kathedraal’ ook beschermd moet worden. Baptiste Morizot vindt dit een misleidende voorstelling. De natuur is geen monument dat men zou kunnen herstellen of heropbouwen. In Het levende laten opvlammen gaat hij uit van het argument dat men de natuur beter zou beschouwen als een vuur op zich waarvan men de gloeiende vonkjes kan aanwakkeren en laten opvlammen. Het werk van Morizot is gewijd aan het herformuleren van de termen die we hanteren om te spreken over de vele ecologische rampen die zich aan het voltrekken zijn. Dit proces van herformuleren is noodzakelijk om preciezer de strijdpunten te kunnen bepalen en effectieve stappen te kunnen ondernemen.

Morizot is een Franse filosoof die ook actief betrokken is bij verschillende ecologische projecten. Zijn conceptuele reflectie vertrekt steeds vanuit zijn ervaringen in de concrete praktijk. Zo is hij een uitstekend spoorzoeker, gespecialiseerd in het traceren van wolvenpopulaties. In het boek Manières d’être vivant (2020) beschrijft hij zijn zoektocht naar de aanwezigheid van wolven in de Vercors door hun sporen te volgen over moeilijk terrein en hun reactie uit te lokken door ’s nachts te huilen als een wolf.

Morizot is van mening dat onze onverschilligheid over verschillende enorme ecologische problemen, zoals het verlies aan biodiversiteit of de achteruitgang van bijenpopulaties, een gevolg is van een tekort aan sensibiliteit. Doordat wij steeds minder de interactie opzoeken met andere levende wezens, zijn wij ook minder in staat om in te zien dat de wereld gedeeld wordt door veel soorten levende wezens die met elkaar moeten leven en vaak afhankelijk zijn van elkaar. Omdat we ons steeds minder bewust zijn van de levende wezens overal rondom ons, ervaren we het ook niet als een groot verlies als bepaalde populaties dreigen te verdwijnen. Een ander bewustzijn kan voor Morizot alleen maar ontstaan als mensen ook meer contact gaan opzoeken met andere levende wezens. Een goede spoorzoeker moet zich bijvoorbeeld proberen in te leven in het perspectief van het dier: hoe het denkt, waar het belang aan hecht en zelfs hoe het achtervolgers probeert te misleiden.

Van de natuur naar het levende
Het werk van Morizot is sterk beïnvloed door het denken van auteurs zoals de Franse denker Bruno Latour en de Belgische filosofe Vinciane Despret. Desprets filosofie is gevormd door de praktijk van de ethologie: de studie van het gedrag van dieren. Maar Despret formuleert ook kritiek op bepaalde vastgeroeste visies in de gedragsbiologie en stelt daar de alternatieve opvattingen van minder gekende, vaak vrouwelijke, wetenschappers tegenover. Net als bij Despret en Latour, is het denken van Morizot ingegeven door het uitvoeren van veldwerk, maar dan wel na eerst grondig de principes van wetenschappelijk veldwerk en de beschrijvende begrippen van wat men wil bestuderen te hebben herzien. Daarnaast zien we in Morizots werk ook de invloed van de antropologie en in het bijzonder de Franse antropoloog Philippe Descola. Descola heeft uitvoerig beschreven hoe in de voorbije eeuwen een tegenstelling is gecreëerd tussen de ‘natuur’ en ‘cultuur’, waardoor de mens in toenemende mate werd gezien als volledig gescheiden van de natuur. Die opvatting over de natuur is volgens Descola geen onschuldige voorstelling maar een verantwoording voor kolonisering en plundering. In Het levende laten opvlammen (2022) wil Morizot allerlei courante opvattingen en mythes over de natuur, die ook aanwezig zijn in goed bedoelde vormen van ecologisch activisme of natuurbeheer, ontkrachten. Hij vindt het woord ‘natuur’ zelfs zo beladen met dubieuze denkbeelden dat hij het probeert te vermijden in het boek en verkiest te spreken over ‘het levende’.

De praktijk die het uitgangspunt vormt in Het levende laten opvlammen is minder spectaculair dan het communiceren met wolven. In dit boek vertrekt Morizot van een ecologisch initiatief in Frankrijk dat men ‘haarden van vrije evolutie’ noemt. Verspreid over Frankrijk heeft een organisatie, die op een democratische manier beslissingen neemt, stukjes land opgekocht waarop men de aanwezige natuur vrij laat ontwikkelen, met slechts een paar minimale strategische ingrepen. De uitgangspunten van dit project verschillen van andere natuurbehoudsinitiatieven. Men wil de gebieden zich laten ontwikkelen zonder al te veel sturing of een doorgedreven vorm van natuurbeheer. Dode bomen laat men bijvoorbeeld staan omdat ze noodzakelijk zijn voor allerlei levensvormen. Maar tegelijk wil men ook de natuur niet romantiseren door mensen uit de gebieden te weren. Iedereen is er welkom, zolang men bepaalde minimale regels in acht neemt. Een al te harde scheiding maken tussen mensen en de natuur zou een variant zijn van de oude tegenstelling tussen natuur en cultuur zoals beschreven door Descola. Morizot schrijft dat een dergelijk dualistisch concept van de natuur leidt tot twee visies die twee kanten zijn van dezelfde medaille: de natuur als iets wat ofwel geëxploiteerd, ofwel heilig verklaard wordt, als een heiligdom dat puur moet blijven door mensen erbuiten te houden. De initiatiefnemers van deze haarden van vrije evolutie zien deze gebieden niet als reservaten of als een soort ongerepte natuur onder een stolp. De interactie van de gebieden met de leefwereld errond is juist cruciaal. Ook landbouw ziet men niet per definitie als een bedreiging voor het project. Als men niet afhankelijk wil zijn van grootschalige import van voeding is landbouw noodzakelijk. Volgens Morizot moeten ecologisten en landbouwers samen strijden tegen een gemeenschappelijke bedreiging: grootschalige, niet-duurzame landbouw die de bodem uitput en vormen van ontginning waarbij men geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor de negatieve impact op mensen en het milieu.

Actiehefbomen
De schaal en de omvang van de ecologische rampen die ons bedreigen kunnen zo overweldigend zijn dat men niet weet waar te beginnen en verzandt in wanhoop. Morizot pleit voor het bedenken van wat hij ‘ecologische actiehefbomen’ noemt. De haarden van vrije evolutie zijn voor hem een geschikt voorbeeld van zo’n hefboom. Ze fungeren als kleine labs waar nieuwe vormen van leven kunnen ontstaan en die zich van daaruit verder verspreiden in de omgeving. Als men een reeks negatieve invloeden verwijdert, zoals het gebruik van bepaalde schadelijke pesticiden of een monocultuur van gewassen die de bodem uitputten, dan ziet men de enorme productieve kracht van de gebieden. Het is hier dat Morizots beeldspraak van het vuur passend is. De haarden van vrije evolutie zijn als kleine gensters of gloeiende vonken die, als men ze laat begaan, verder vlam kunnen vatten en als een vlammenzee kunnen uitbreiden. Men moet alleen de juiste omstandigheden creëren om die ontwikkelingskracht te laten gedijen. Om die omstandigheden te garanderen heeft men enkel op een democratische wijze een aantal minimale gedragsregels voor de gebieden geformuleerd. Als men de natuur als een vuur beschouwt, houdt het geen steek om te zeggen dat de natuur hersteld moet worden. De retoriek die in activistische kringen courant is, waarbij men zegt dat de natuur gered moet worden, vindt Morizot een ongepaste paternalistische houding en een restant van de koloniale visie op natuur. De natuur is de voedingsbodem waaruit de mensen zijn ontstaan en een noodzakelijke voorwaarde voor alle menselijk leven. In deze zin is het hybris van mensen om te zeggen dat ze de natuur gaan redden.

Het meest verfrissende aspect van Morizots werk voor ecologische debatten is het soort activisme dat voortkomt uit zijn denken. Het herformuleren van de termen die we hanteren om over het levende en ecologische problemen te spreken moet uiteindelijk leiden tot betere strategische politieke keuzes. In zekere zin wil Morizot een interventie doen in de manieren waarop activisten de strijd willen aangaan voor het levende. Hij wil bepaalde vastgeroeste opvattingen, tegenstellingen en woordgebruik kritisch tegen het licht houden, maar dit doet hij zonder specifieke vormen van activisme concreet te benoemen of expliciet aan te vallen. Zo hoopt hij om het sektarische gekibbel tussen verschillende activistische groeperingen en de vaak verhitte politieke meningsverschillen te overstijgen.

Een kaart om beter te verbinden
Morizot beschouwt zijn boek als een cartografie die moet helpen om scherper te kunnen inzien waar de strijdpunten liggen, welke zaken men juist moet bestrijden en welke allianties hierbij mogelijk zijn. In het boek spreekt Morizot over ‘interspecifieke allianties’, ‘beter verbinden’ en een ‘diplomatieke’ vorm van activisme, waarbij de invloed van Bruno Latour duidelijk merkbaar is. Ecologisten, kleinschalige landbouwers, mensen die zich inzetten voor alternatieve vormen van bosbeheer en adepten van herwildering zouden een alliantie moeten aangaan tegen een gedeelde vijand, namelijk destructieve vormen van extractie. De keuze om op de cover van de Engelse vertaling van Het levende laten opvlammen een tekening te zetten van een militante milieuactivist die een bulldozer tegenhoudt, is eigenlijk een vorm van marketing die niet past bij de inhoud van het boek. Morizot pleit zeker en vast voor de nood aan radicale verandering, maar dit kan volgens hem alleen bereikt worden door het aangaan van verbindende allianties vanuit een bezonnen praktijkervaring, met veel empathie voor de verschillende betrokkenen. De betrokkenen zijn dan weliswaar niet alleen mensen, maar alle levende wezens die deze wereld met elkaar delen. Andere levende wezens moeten het statuut krijgen van medebewoner van de wereld. Dat wil niet zeggen dat men overdreven sentimenteel moet doen over een bepaalde plant- of diersoort, maar in het algemeen zou men de wereld zo moeten inrichten dat al het levende zoveel mogelijk kan gedijen. Wat goed is voor het levende in het algemeen is ook goed voor de mens, aangezien het levende de voedingsbodem van het menselijke bestaan is.

De cartografie die Morizot uittekent in zijn boek is geen definitieve schets. In de praktijk kunnen nieuwe inzichten ontstaan die vereisen dat men oog heeft voor andere factoren en dat de gekozen aanpak aangepast wordt. Dit is een cruciaal gegeven in de diplomatieke vorm van activisme die Morizot voorstelt. In Manières d’être vivant wijdt hij een heel stuk aan zijn ervaringen tijdens een project in de Provence waar men de interactie van wolvenpopulaties met de plaatselijke schapenkuddes wilde bestuderen. Morizot, die duidelijk veel respect heeft voor de wolven, staat niet gewoon ‘aan de kant van’ de wolven. Hij verwerft ook door ervaring veel sympathie voor de plaatselijke schapenhouders, die de kunst beheersen om hun kudde op het juiste tempo te laten grazen zodat ze de bodem niet kaalvreten en de groei van bepaalde planten juist stimuleren (in tegenstelling tot zeer grootschalige vormen van schapen houden). Hij sympathiseert met de honden die de schapen moeten bewaken tegen verkenningen en aanvallen van de wolven. Hij sympathiseert met de landbouwers die in de regio wonen en andere bewoners die de impact van de wolvenpopulaties ondervinden. Wat hij wil is een situatie die het beste is voor alle betrokkenen, mensen en andere levende wezens, met uitzondering van allen die met extractieve prakijken een spoor van vernieling achterlaten.

Een vakbond voor het levende
In het laatste stuk van Het levende laten opvlammen pleit Morizot ervoor om de rol op te nemen van ‘vakbondsafgevaardigde van het levende’, een uitdrukking die hij ontleent aan James Lovelock. Hiermee wijst Morizot eigenlijk impliciet op een punt dat onderbelicht blijft in zijn boek. De rol van vakbondsafgevaardigde is een meer militante en oppositionele rol dan de rol van diplomaat die hij doorgaans bepleit. Een diplomaat klinkt minder strijdlustig en meer gericht op compromissen dan een vakbondsafgevaardigde. Het is inspirerend dat Morizot kiest voor een affirmatieve vorm van activisme die voorbij dogmatiek en vooringenomenheid allianties wil aangaan, maar verzet tegen globaal kapitalisme, industriële landbouw en petrochemische multinationals, en dat is waar het hier uiteindelijk over gaat, zal wel degelijk een strijd vereisen. Geen enkele van de belangengroepen waar men tegenin wil gaan zal uit vrije wil ophouden met haar belangen te verdedigen. Morizots pleidooi voor allianties is nobel, maar over de strategieën voor de vereiste strijd, de aanpak die een ‘vakbondsafgevaardigde van het levende’ moet hanteren om resultaten te bereiken, vernemen we niets.

De aandacht voor het werk van Morizot neemt in Frankrijk vooral toe door de boeken waarin hij zijn ervaringen met onder meer wolven beschrijft in een stijl die het midden houdt tussen avontuurlijke reisliteratuur en filosofische reflectie. Als het zijn bedoeling is om mensen aan te sporen om meer interactie op te zoeken met het levende en vanuit de praktijk hun denkbeelden te verruimen, dan zullen sommige andere boeken van hem een sterkere overtuigingskracht hebben. Zijn meer tot de verbeelding sprekende activiteiten blijven onvermeld in Het levende laten opvlammen. De sterkte van dit boek zit hem in het ‘cartografische’ aspect. Morizot herformuleert het begrippenkader waarmee we over ecologische kwesties spreken, tot en met elementaire begrippen als ‘natuur’, en stelt denkwijzen voor die starre tegenstellingen overstijgen. Vooral hierdoor is Morizot een belangrijke en zelfs noodzakelijke nieuwe stem in ecologische discussies en is het een verrijking dat zijn werk nu ook in het Nederlands is vertaald.

Octavo, Amsterdam, 2022
Vertaald door: Gertrud Maes
ISBN 9789490334369
224p.

Geplaatst op 28/03/2023

Tags: Baptiste Morizot, Bruno Latour, ecofilosofie, Ecologie, Het levende laten opvlammen, James Lovelock, Philippe Descola, Vinciane Despret

Categorie: Filosofie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.