Recensies

Lezen als een schrijver

Een duik in een vijver in de regen

Waarin vier Russen een masterclass geven over schrijven, lezen en het leven

George Saunders

Wie vandaag schrijver wil worden, weet zich omgeven door een weelde aan literair advies. Workshops literaire creatie en zelfhulpboeken voor beginnende auteurs zijn een markt op zich geworden. Alleen al in ons taalgebied staan Kristien Hemmerechts (Schrijven – Kan je dat leren?, 2016), Ellen Deckwitz (Zo word je een geweldig dichter, 2015) of Ilja Leonard Pfeijffer (Hoe word ik een beroemd schrijver?, 2012) klaar om je met raad en daad bij te staan. En hoewel het nog even wachten is op een volwaardige master creative writing zoals men die in het buitenland kent, bieden verschillende universiteiten in de Lage Landen wel al keuzevakken aan waarmee jong talent de pen verder kan slijpen.

Het is een tendens die komt overgevlogen uit de Verenigde Staten, waar al sinds decennia een traditie van creative writing programs en How to-boeken bestaat. De dos and don’ts zijn ondertussen gemeengoed geworden: schrijf enkel over wat je kent; vind je eigen stem; show, don’t tell … De literaire raadgevers beperken zich echter niet tot technische imperatieven. Verschillende auteurs schetsen eveneens een ideaal werkethos om het creatieve proces in goede banen te leiden. Lezen neemt daarbij een belangrijke plaats in. ‘If you want to be a writer,’ aldus Stephen King in On Writing (2000), ‘you must do two things above all others: read a lot and write a lot. There’s no way around.’ ‘Lezen als een schrijver’ – met een focus op hoe een verhaal opgebouwd is – is een cruciale oefening om bij te leren over stijl, plotontwikkeling, personageopbouw en verteltrant.

Een duik in een vijver in de regen (2021) van de Amerikaanse auteur George Saunders past perfect binnen deze tendens. Saunders doceert al meer dan twintig jaar creatief schrijven aan de Syracuse University in de staat New York. Zijn studenten behoren tot de ‘beste jonge schrijvers van Amerika’. Het is zijn taak om hen hun ‘iconische ruimte’ te laten bereiken, ‘de plek waarvandaan zij de verhalen gaan schrijven die alleen zij kunnen schrijven’. Daarom leest hij met hen negentiende-eeuwse, Russische korte verhalen, ‘in de hoop de dynamiek, de techniek van de vorm te begrijpen’. De neerslag van zijn jarenlange doceerervaring vinden we nu terug in Een duik in een vijver in de regen. Het is nadrukkelijk geen ‘hoe-boek’, laat staan een manifest (‘God behoede ons voor manifesten’), maar een ‘hoe-ik-het-gedaan-heb’-boek. Saunders leest met ons zeven verhalen en voorziet die van een ijverige nabespreking. Daarin analyseert hij niet enkel de technische sterktes en zwaktes, maar hij koppelt er ook een aantal praktische schrijfoefeningen aan voor wie zelf aan de slag wil.

 

Lezen om te leren

De bloemlezing duikt eerst in Anton Tsjechovs kortverhaal ‘Op de kar’ uit 1897. In schijfjes serveert Saunders het verhaal van Marja, een uitgebluste onderwijzer die op weg is om haar loon op te halen. Elke een à twee bladzijden pauzeert hij om samen met de lezer de voorbije scène onder het vergrootglas te houden. Die vertraagde lezing biedt de kans om na te gaan hoe Tsjechov ons begrip van de tekst zorgvuldig stuurt. Saunders ziet literatuur als een constante communicatie tussen auteur en lezer. De geest van de lezer is eerst een blank, onbeschreven blad dat zich langzamerhand vult met de informatie uit het verhaal. Om te begrijpen wat er vervolgens gebeurt, vraagt hij ons om regelmatig stil te staan bij drie basisvragen: wat weten we al, waar zijn we nieuwsgierig naar, en waar gaat dit verhaal volgens ons heen? Uit die observaties destilleert hij een aantal literaire wetmatigheden die de basis van zijn poëtica vormen.

Aan de hand van de vraag ‘Wat weten we al?’ toont Saunders bijvoorbeeld hoe Tsjechov vanuit de ontmoeting met een personage het potentieel voor een plot uitbouwt. Door alinea na alinea meer informatie over Marja te geven – een proces dat hij ‘toegenomen specificatie’ noemt – transformeert ze van een ‘elk-mogelijk-bestaanbaar-verhaal’ tot een uniek individu dat een eigen plot creëert. De lezer – of toch de modellezer die Saunders postuleert – vraagt zich af waarom Marja zo uitgeblust is en wat haar in dit verhaal misschien te wachten staat. Wanneer de koets van een rijke maar slappe landheer de hare kruist, verwachten we dat hij een romantisch element in het verhaal zal introduceren. Saunders betoogt echter dat Tsjechovs genialiteit net berust in de afwijzing van die al te clichématige oplossing. Hij aborteert het voorspelbare plot voortijdig en opent daarmee de poorten naar interessantere uitvalswegen.

Saunders hanteert zo een inductieve manier van lesgeven. Hij zet de beleving en de verwachtingen van de lezer-student centraal en neemt die als uitgangspunt van zijn betoog. Hij is er zich van bewust dat termen als ‘thema’, ‘plot’, ‘karakterontwikkeling’ en ‘structuur’ voor veel mensen (ook voor ambitieuze schrijvers) te abstract en weinig bruikbaar zijn:

Het zijn pantoniemen, plaatsvervangers, en als zij ons intimideren en blokkeren, waar ze een handje van hebben, kunnen we ze beter ter zijde schuiven en proberen een betere manier te vinden om na te denken over wat het ook maar is waarvoor ze in de plaats komen.

Saunders’ boek biedt een interessante, instinctieve werkwijze om ons op een andere manier naar literatuur te leren kijken. Als het literatuuronderwijs in Vlaanderen en Nederland vandaag immers op één punt nog te veel faalt, dan is het wel dat we (alle mooie ambities van de eindtermen ten spijt) literatuuronderwijs al te veel verengen tot een bloedeloos begrippenapparaat dat als hoofddoel lijkt te hebben om op een toets te verschijnen. Saunders kiest er daarentegen voor om bottom-up te werken vanuit de ervaring die we als lezer hebben. Hij houdt ons voor dat we wel al weten wanneer iets werkt, maar dat we nog onvoldoende begrijpen wat er juist werkt of waarom dat zo is. De fragmenten die hij bestudeert dienen als aanknopingspunt om die kennis te expliciteren en in regels vast te leggen.

 

Medogenloos Efficiëntie Principe

Zijn inductieve methode mag echter niet de indruk wekken dat de auteur bang is van old school literaire analyse. Integendeel, als gewezen ingenieur is Saunders uitdrukkelijk geïnteresseerd in de bouwplannen die aan de verhalen ten grondslag liggen. Structuur is voor hem het allesbepalende principe dat goede en slechte literatuur van elkaar onderscheidt. Met de regelmaat van de klok herleidt Saunders werken tot tabellen en schema’s die zelfs de structuralisten zouden doen blozen. Dat zien we onder andere wanneer hij er het verhaal ‘Hartje’ (1899) van Tsjechov bijneemt. De lezing zoomt in op de gevarieerde patroonvorming die de tekst kenmerkt: het vrouwelijke hoofdpersonage Olenka heeft een ziekelijk verlangen om altijd maar verliefd te zijn en daarbij samen te smelten met haar geliefde. Zodra een nieuwe man haar hart veroverd heeft, neemt ze al zijn interesses en opinies over. Saunders toont in een indrukwekkende overzichtstabel hoe ‘Hartje’ telkens hetzelfde patroon herhaalt (Olenka wordt verliefd, Olenka wordt een andere vrouw, Olenka’s geliefde verdwijnt etc.), maar daar toch eindeloos op varieert.

Saunders’ perspectief op literatuur lijkt misschien weinig romantisch, het is voor het publiek dat hij aanspreekt (idealistische, overenthousiaste iconoclasten die vaak klaarstaan om de letteren stormenderhand op hun grondvesten te doen daveren) wel noodzakelijk. Literatuur kan dan wel een vrijhaven voor experiment en revolutie zijn, totale vrijheid en originaliteit leiden al te vaak tot onleesbare gewrochten. Een duik in een vijver in de regen kiest in de plaats daarvan voor een nadruk op vormelijke beheersing en het potentieel van creativiteit binnen een regulerend kader.

De kern van Saunders’ poëtica is duidelijk: literatuur vormt een systeem van ‘energieoverdracht’. De verhalen bouwen in de beginfase spanning of verwachting op en deze moeten de personages en gebeurtenissen transfereren. Saunders legt dat vast in twee schrijfwetten. De eerste is het ‘Meedogenloze Efficiëntie Principe’ (MEP). Dat stelt dat elke gebeurtenis in het verhaal een doel moet dienen en dus bijdraagt aan de grotere boodschap die de auteur vooruit wil schuiven. Om wijlen W.F. Hermans te parafraseren: er mag geen mus van het dak vallen of het moet betekenis hebben.

Verwant met het MEP is het ‘principe van Cornfeld’. De tweede schrijfwet meent dat de verschillende scènes in een verhaal niet enkel ‘onderhoudend zijn van zichzelf’, maar dat ze ook het verhaal ‘op niet-triviale wijze’ vooruit moeten helpen. Ook digressies hebben bij voorkeur niet enkel een karakteriserende of moraliserende waarde, maar stuwen ook nog eens de plot vooruit.

De inzichten die Saunders hiermee presenteert zijn op zich niet grensverleggend. Hij steekt deels Edgar Allan Poe’s The Philosophy of Composition (1846) in een modern jasje. Poe beargumenteerde in dat werk dat literaire teksten het best ‘achterstevoren’ geschreven worden. Zijn alom geprezen gedicht ‘The Raven’ (1845) zou niet ontstaan zijn uit een vlaag van goddelijke inspiratie, maar uit een rationeel denkproces dat begon bij het beoogde effect op de lezer. Hoewel Saunders het ongetwijfeld met Poe eens is dat goede literatuur een zekere doelmatigheid vereist, laat hij zich nooit verleiden tot dergelijke mathematisch-reductionistische uitspraken. Als auteur weet hij maar al te goed dat de verbeelding haar eigen rechten heeft en dat grootse literatuur vaak ontstaat wanneer je tijdens het schrijfproces jezelf weet te verrassen.

 

Kansen voor het literatuuronderwijs

Betekent de sterke focus op techniek dat Saunders geen rol weggelegd ziet voor creativiteit? Hoegenaamd niet. Zijn boek is een en-en-verhaal. De technieken die Saunders in zijn analyses ontwaart, vormen vooreerst een handige toolbox waarmee schrijvers aan de slag kunnen wanneer zij hun fantasie ongebreideld aan het werk zetten. Dat blijft immers wel de bedoeling die Saunders voor ogen heeft: hij moedigt ons aan om de grenzen van onze verbeelding te verleggen. ‘Geen enkel probleem dat de moeite waard is, kun je ooit oplossen op het niveau van de oorspronkelijke conceptie.’ Met de nadruk die hij legt op technische interventies wil hij schrijvers die een al te klassiek verhaal willen vertellen in de kiem smoren. Zonder de constante zoektocht naar escalatie had Tsjechov van ‘Op de kar’ misschien toch een Bouquetromannetje gemaakt waarin Marja smoorverliefd werd op de landheer die haar pad kruist.

Saunders’ benadering maakt Een duik in een vijver in de regen ook inzetbaar voor het onderwijs. Wie er de nieuwe eindtermen voor de derde graad van het Vlaamse secundair onderwijs bijneemt, herkent bij Saunders al snel een didactische lijn die je in de les kan toepassen. Elk hoofdstuk van Een duik heeft namelijk een drieledige opbouw. We beginnen met een lezing van het verhaal. We verwoorden gedachten, verwachtingen en gevoelens waarvan we willen weten hoe de auteur dat klaarspeelde. Vanuit die eerste ervaring gaan we op zoek naar begrippen en ‘schrijfwetten’ die het narratieve begrippenapparaat aan bod brengen.  Saunders plaatst daarbij de narratieve keuzes van zijn auteurs in een bredere context.

Dat is mooi te zien in Saunders’ analyse van ‘De baas en de werkman’ (1895), waarin hij toont hoe Tolstoj aan het einde van het verhaal de stuurse landheer Vasili wél een innerlijke monoloog schenkt bij zijn dood, maar zijn werkman níét. Saunders verbindt die ‘technische’ keuze met Tolstojs ideologische programma om de gewone man op een voetstuk te plaatsen. Nikita blijft de eenvoudige goedheid, al betekent dat ook dat hem een stukje menselijkheid ontzegd wordt. Nu we de bredere implicaties van het narratieve begrippenapparaat begrijpen, kunnen we er zelf mee aan de slag gaan. Saunders voorziet elk hoofdstuk van een nabespreking, waarin vaak enkele handige schrijfoefeningen staan om de belangrijkste inzichten uit de analyse in praktijk te brengen.

Toch kan je Een duik niet zomaar naar de klas overbrengen. Wie het boek aandachtig leest, ontdekt na een tijdje dat de grootste sterkte van dit werk ook meteen de grootste zwakte ervan is: het corpus. De verhalen die Saunders heeft geselecteerd zijn erg rijk en de auteur is er zo goed in thuis dat hij ons bijna laat vergeten dat een vrij homogeen corpus geen recht kan doen aan de veelzijdigheid van literatuur. Wat bijvoorbeeld te denken van het feit dat het boek amper stilstaat bij het gebruik van tijd? De gemiddelde Netflixserie mag vandaag dan wel in medias res beginnen, dat geldt voor geen van de verhalen hier. Ook aan de interessante vormexperimenten die modernistische en postmodernistische auteurs na de Russische grootmeesters zullen aanknopen, gaat Saunders haast volledig voorbij. Evenmin biedt Een duik een representatieve staalkaart van de verschillende genres waarin een jonge auteur zichzelf kan ontplooien.

Bovendien kunnen we ons afvragen of je het in de sterk identitaire 21ste eeuw nog wel kunt maken om een corpus van uitsluitend dode, witte mannen op te voeren. Saunders vermijdt in zekere zin de tendensen die het hedendaagse literatuurlandschap domineren en kiest ervoor om te focussen op de elementaire basisbeginselen van het schrijfproces.

 

Genereus

Er vallen een aantal kanttekeningen te maken bij Een duik in een vijver in de regen: de tekstkeuze heeft haar beperkingen en veel van wat Saunders ons bijleert is eigenlijk oude wijn in nieuwe zakken. Toch blijft het boek het lezen waard. Vooreerst is er de manier waarop Saunders zijn tekst opbouwt. Door zijn jarenlange ervaring weet hij precies hoe hij de verhalen in zijn bundel optimaal moet didactiseren. Hij slaagt erin om verschillende narratieve begrippen inzichtelijk te maken, waardoor ze na een tijdje een reflex worden wanneer je iets leest of probeert te schrijven.

Daarnaast is Saunders’ kenmerkende stem in het boek te horen. Zijn spontane rechttoe-rechtaan-methode, met soms groteske maar altijd tekenende beeldspraak, geeft ons de illusie dat we een echte dialoog met hem voeren. Zijn humor loodst ons feilloos door de vaak vrij technische passages en herinnert ons eraan dat – hoe technische het schrijfproces soms ook mag zijn – een eigen stem onontbeerlijk is bij de creatie van literatuur. Als ervaren rot in het vak stelt hij zich vaderlijk op: wijs, geduldig, begripvol, maar vooral altijd genereus. Hij daagt ons uit om de grenzen van onze eigen verbeelding af te tasten en onszelf tijdens het schrijfproces constant te verrassen, maar hij herinnert ons eraan dat dat enkel kan wanneer we de nodige technische bagage op zak hebben.

Een duik in een vijver in de regen geeft zin om aan het schrijven te gaan. Saunders vertelt met passie en kunde over de verhalen die hij ons voorschotelt. Door zijn jarenlange ervaring toont hij de finesses waaraan we anders hopeloos voorbij zouden gaan. Wat Saunders jonge schrijvers wil bijleren is op zich niet wereldschokkend. Het zijn deels dezelfde oude regels die we ook elders terugvinden – zorg voor samenhang: vind je eigen stem: show, don’t tell – maar hij doet het met zoveel animo dat de vonk overslaat.

 

Recensie: Een duik in een vijver in de regen van George Saunders door Timothy Pareit

De Geus, 2021
Vertaald door: (vert. Erik Bindervoet)

Geplaatst op 16/10/2022

Tags: Een duik in een vijver in de regen, Tolstoj, Tsjechov

Categorie: Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.