Een heldenleven is een ode aan de perfecte dubbelganger, de honderd-tienprocentmens igor (een hoofdletter vonden zijn ouders dictatoriaal). Igor is de man die honderd procent voor zijn passie gaat, die met zijn virtuoze vioolspel de perfectie bereikt en zelfs met tien procent overstijgt, de man die ook nog voor veertig procent van de wereld is. Iedereen wil igor Goldschmeding zijn, maar wie wordt geconfronteerd met de held uit deze debuutroman van Persis Bekkering (1987), kan alleen maar plaatsmaken:
Toen ik hem ontmoette, bestormde hij de helling met zijn viool. Ik zag hem niet aankomen. Je moet altijd uitkijken voor hardrijders, een baan naar rechts opschuiven, maar iemand die op lichtsnelheid op je af komt rijden, knalt onvermijdelijk op je in.
Bekkering situeert haar roman in een wereld die ze als journalist klassieke muziek voor de Volkskrant goed kent. De perfectie van igors vioolmuziek glijdt door de openingspagina’s. ‘Als een warme zandstorm verspreidde de muziek zich door het hotel,’ zegt Adrian Zeitblom, ‘slechts’ honderd-procentman, vioolsolist en verteller van het eerste gedeelte. Nooit eerder hoorde hij iemand zo zuiver spelen, zoals op een cd-opname waar elke imperfectie zorgvuldig uitgefilterd is. Het vioolspel heeft iets machinaals. ‘Spelen zonder de bodem te laten zien, zoiets was het. Zonder verleden, zonder aangekoekte resten, eeuwig nu, eeuwig zonde.’
Al snel ontstaat er een band tussen beide heren, waarbij Adrian beurtelings de rol van leermeester en pupil krijgt toebedeeld. Hij wil igor leren om een menselijke toon in zijn muziek te leggen, terwijl igor Adrian met nieuwe slangenleren schoenen opzadelt en hem het leven in sleurt. Flanerend door de straten van Rome (‘metronoomcijfer 80, andante’) praten ze over kunst, Dante Alighieri, de grootsheid van de stad.
De elementen zijn bekend: musici als hoofdpersonen, het dubbelgangermotief, een faustiaans verbond. Neem daarbij nog de talloze verwijzingen naar Dante, Harry Mulisch, de Bijbel en je verkrijgt een klassieke roman. Het eerste gedeelte van Een heldenleven moet het dan ook niet hebben van de plot. Meer nog, Bekkering handelt de catastrofe in vijf bladzijden af. Het zijn de spiegelpatronen, de taalvondsten en dwaaltochten die de roman voorstuwen. Het is wachten op het kantelpunt dat Bekkering – slim – ruim op voorhand aankondigt. Je kent zo al vroeg de afloop van de plot, maar toch weet de auteur je tot het einde toe te boeien.
Het tweede gedeelte is enerzijds afstandelijker en meer bespiegelend, anderzijds meer verankerd in de maatschappij van de millennials. We gaan zeven jaar terug in de tijd en leren igor nu kennen door de bewonderende ogen van kunstenares Kiriko Meertens. Zij bevindt zich in een impasse in haar kunstenaarsbestaan, strooit op Facebook met dure woorden als ‘neoliberalisme’ en ‘ultieme zelfontplooiing’, en stelt haar eerdere werk ter discussie: ‘het was om de anderen heen gevouwen, zodat het precies werd wat zij wilden zien. Een luchtbed dat met je meebeweegt. Maar lucht is nog altijd lucht.’ Als reactie op het kunstcircuit waar alleen jurering en schouderklopjes tellen, trekt ze zich terug in haar ‘Monopticum’. Zo heeft ze haar kleine appartement gedoopt, waarin ze niemand toelaat.
[…] ze bedoelde zoiets als het omgekeerde van een panopticum, waar slechts één paar ogen de objecten in hun bestaan bevestigde, en zijzelf volledig buiten observatie stond. De tafel, het bed, de lage kledingkast waarvan de deurtjes eeuwig openhingen als slome armen om een dik lichaam, de schilderijen: omdat alleen zij ze zag, was de grens tussen de wereld binnen en buiten haar verdwenen. De tafel stond in haar hoofd. Haar gedachten lagen op het bed.
Wederom is het igor die de wereld binnen- en openbreekt wanneer hij een relatie met Kiriko begint. En opnieuw fungeert hij als ideale tegenpool, met ‘dat innerlijke vuur, die overtuiging dat wat hij deed het juiste was.’
Het tweede gedeelte bevat mooie vondsten, zoals het monopticum, maar is minder intrigerend. Kiriko blijft wat exemplarisch, of om het met de woorden van Susan Sontag te zeggen: ‘The Artist as Exemplary Sufferer’. Bekkering vraagt hier veel van de lezer: wie niet meegaat in de beklemmende en cirkelende gedachtestroom van Kiriko, bijt zich er onvermijdelijk in vast. Ook de spiegelende relatie tussen Kiriko en igor komt minder uit de verf.
Interessant aan de opzet van de gehele roman is wel dat we igor nergens echt leren kennen. Hij blijft een idee, door anderen tot mythe verheven en door Bekkering gebruikt als vehikel om vragen te stellen: wat is perfectie en welke prijs eist ze? Kun je je passie voor honderdtien procent nastreven en tegelijk in het leven staan? Nee, stelt Adrian, want er is iets waartoe igor niet in staat is: liefhebben. ‘Wie niet lief heeft wordt gezien,’ zegt ook Lucebert in het motto dat aan Adrians boekdeel voorafgaat. Honderdtien-procentmensen als igor hebben geen ruimte voor liefde. Maar juist die boodschap wordt onderuitgehaald door Adrians vrouw Sterre: ‘Een cliché. En een gemakkelijk excuus om je eigen gang te blijven gaan, dwars door iedereen heen.’
Nuchtere stemmen zoals die van Sterre zorgen voor welkome adempauzes in de roman, die bij momenten erg vól aandoet. Dat ligt vooral aan de opeenstapeling van ideeën en metaforen, die soms voor een dissonante toon in het geheel zorgen. Zo spreekt Adrian nogal onbeholpen over ‘vertrouwde geluiden die me elke dag weer een interne knuffel gaven’. Die kleine imperfecties geven muziek een extra menselijke toets – ‘de faalfetisj’, aldus igor. Maar in de literatuur trekken ze de aandacht naar het medium, weg van de inhoud.
Ook het hoogdravende taalgebruik van de personages draagt bij tot die overvolheid. Het gerinkel van ijsblokjes in een glas doet Adrian bijna een bladzijde lang mijmeren over de ‘poort naar de wereld in die mondaine klokjes.’ En in een van de meest ontwrichtende passages zegt igor tegen Kiriko, die ijlend in haar bed ligt, over zijn streven naar perfectie:
Ik haat het en ik heb het lief. Zonder dat immense, woeste, autonome verlangen de berg op te fietsen lag ik nu op de bank te zappen met een stapel aanmaningen naast me en een Grolsch-beugelflesje. Het is mijn redding en mijn Waterloo tegelijk.
Alleen hier wankelt ‘het idee igor’. De twijfel die hij bij Kiriko aan de dag legt, contrasteert scherp met het ongenaakbare beeld van de held die Adrian zeven jaar later op sleeptouw neemt. Door igor vanuit die twee perspectieven te benaderen, blijft de vraag of igors perfectie zijn geluk al dan niet belemmert, onbeantwoord. Een goede zet: Bekkering is immers geen life coach die ervoor pleit om elke perfectiedrang los te laten. Veeleer wil zij Een heldenleven aangrijpen om een onderzoek uit te voeren. Zij wil als auteur-journalist de plaats van perfectie in de klassieke muziek belichten en de eisen die de prestatiemaatschappij vandaag aan kunstenaars stelt kritisch bevragen. Door die insteek houdt de Een heldenleven als ideeënroman stand.
Signalement: Een heldenleven van Persis Bekkering door Lise Delabie.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.