Fantastische variaties

Nietsdankussen

Cinthia Winter

In 1980 publiceerde Huub Beurskens (1950) zijn eerste roman, Noordzeepalmen. De hoofdfiguur, geschiedenisleraar Johan Adelaar, was al bekend uit de eerste verhalenbundel van de auteur, De leguaan, die een jaar eerder verscheen. Het uitwerken en bewerken van eerder gebruikte personages, decors en thema’s zou een vast kenmerk worden van Beurskens’ proza. Daardoor lijkt dat oeuvre op een spinnenweb, waarin elke draad samenhangt met de andere. Of op een echokamer. De echoïst, een dik boek uit 2006, waarin Beurskens volgens de flaptekst ‘oude en nieuwe verhalen verweven [heeft] tot een unieke compositie’ is misschien de meest expliciete illustratie van deze werkwijze. Je zou het oeuvre van Beurskens kunnen zien als een palimpsest. In Noordzeepalmen spreekt de verteller van pentimento: ‘overschildering waarbij oude verflagen zichtbaar blijven’. Die overschildering gebeurt niet achteraf, maar tijdens het werk aan het schilderij. Zo zou je ook het oeuvre van Beurskens kunnen zien als een imposant en onvoltooid schilderij dat voortdurend overschilderd wordt. Dat beeld past bij het dubbeltalent dat Beurskens is. Hij studeerde aan de Kunstacademie van Tilburg en heeft ondertussen een groot aantal prachtige schilderijen geproduceerd.

De recentste penseelstreek in dat schilderij is van de hand van Cinthia Winters, een dame die ook op De Reactor recensies verzorgt. De penseelstreek komt in de vorm van een korte novelle met de schijnbaar poezelige titel Nietsdankussen. Volgens de flaptekst is Winter in 1964 in Amsterdam geboren, maar wie even rondkijkt op het web, leert al gauw dat het hier om een pseudoniem van Beurskens gaat. Op zijn website wordt de schrijvende dame vermeld in de rubriek ‘ghostwriting’ en op het blog van het tijdschrift Het moment presenteert Beurskens uitgebreide annotaties bij de novelle. Zo wordt de tekst ingesponnen in het (net)werk van de auteur.

Dat Beurskens achter Winter schuilgaat, wordt in de novelle ironisch gesuggereerd. De vertelster Cinthia Winter gaat op zoek naar de liefde van haar leven, Hugo Borgman. Die was vroeger geschiedenisleraar op haar school. Toen ze verliefd op hem was (1978-1979), was hij twee keer zo oud als zij: zij was veertien, hij achtentwintig. Nu, begin mei 2010, wil ze opnieuw contact met hem opnemen. Haar vriendin Sharon vindt het een bespottelijk idee, ‘eigenlijk meer een mannenfantasie’. Waarop Cinthia zich afvraagt: ‘Bedoelde ze dat er een man achter zat? Natuurlijk zat er een man achter, niets liever dan dat!’

De onvrije liefde

In het heden werkt Borgman in het ‘Musée archéologue de Cimiez’ en woont hij in Nice. De twee tijdslagen die in Nietsdankussen aan bod komen – het nu van 2010 en het toen van 1978-1979 – worden weerspiegeld in de temporele afstand tussen de novelle en Noordzeepalmen, de al genoemde roman uit 1980. Op allerlei manieren zijn de roman en de novelle elkaars spiegels. Cinthia is de spiegel van Michelle, de veertienjarige scholier die verliefd wordt op de leraar Johan Adelaar. Sommige scènes en details uit de roman duiken opnieuw op: het schoolfeestje met muziek van Rod Stewart en Luther Ingram (‘If loving you is wrong, I don’t want to be right’), het roodpaarse jack dat Michelle/Cinthia draagt, haar (of beter: hun) groene oogschaduw, de beschrijving van het leven als een film, meer bepaald als een verfilming van Vladimir Nabokovs Lolita (1955), en de reis als kader van de vertelling.

In Noordzeepalmen reist Johan naar Brussel om te ontsnappen aan de uitdovende liefde tussen hem en Galka, die een oudere minnaar gevonden heeft. In Nietsdankussen rijdt Cinthia van Amsterdam naar Zandvoort om Johan na dertig jaar weer te zien. Daarna zou ze doorrijden naar Keulen, om haar man, Ludo Delange, van wie ze net gescheiden is, neer te schieten. Ludo lijkt de mannelijke versie van Galka. Hij heeft een minnares en hij verklaart de problemen van de hoofdfiguur in eenvoudige psychologische termen: de vroege dood van Cinthia’s vader zou de oorzaak zijn van haar onrust (en, vult de lezer aan, van haar verliefdheid op een vaderfiguur als een leraar). Galka zocht in Noordzeepalmen de oorzaak van Johans problemen ‘in zijn verleden, zelfs in zijn prille jeugd’.

In Nietsdankussen wordt vrolijk gespot en geflirt met dergelijke freudiaanse reducties. Cinthia wijst de theorieën van Ludo en Sigmund Freud af, maar op een paradoxale wijze aanvaardt ze die ook:

Maar sinds twee weken geloof ik in de macht van de verdringing, simpelweg paradoxaal omdat het niet anders kan, omdat ik nooit nog zal kunnen ontkennen, laat staan verdringen, dat ik in mijn leven niets heb verdrongen.

Wat ze verdringt, is de vaderlijke rol van de beminde leraar. Borgman zegt wel dat zij de liefde van zijn leven is, maar hij begint geen relatie met haar. Hij wijst haar af, op 1 mei 1979, en neemt ontslag (net als Johan Adelaar in Noordzeepalmen deed). Zij smeekt hem: ‘Me neuken hoef je niet eens. Zelfs tongen niet. Maar kussen, kussen wil ik, niets dan kussen. Krijg ik er een?’ En hij reageert: ‘“Een allerlaatste, voor nu,” zei hij, en zijn lippen wilden zich al vaderlijk, dus verraderlijk op mijn voorhoofd drukken. Maar ik rukte me woest van hem los.’

Vaderlijk is verraderlijk: het verraadt de passionele liefde tussen een meisje en een man, want het reduceert die tot de familiale band tussen een vader en zijn dochter. Maar misschien is reductie niet het juiste woord. Misschien moeten we het hier toch in de freudiaanse hoek zoeken en is de zogenaamd onwillekeurige verliefdheid helemaal niet zo arbitrair. Misschien voert de liefde sjablonen op en is ze gedetermineerd in plaats van vrij. Het zou dus toch kunnen dat we verliefd worden op ersatzfiguren van onze ouders.

De vraag naar de vrijheid of het gedetermineerd zijn van de liefde – volgens de clichés toch de meest persoonlijke en meest onvoorspelbare levenskracht – staat centraal in de roman en de novelle. Er worden heel wat sjablonen aangereikt die de liefde zouden kunnen sturen en zelfs bepalen. Zo is de passie tussen een oudere man en een jong meisje op zich al een gemeenplaats, die we kennen als het Lolita-syndroom. Ook de relatie met de vader (of bij de man, met de moeder) is zo’n grondstructuur die de liefde zou kunnen bepalen. En natuurlijk is er de vage, romantische en artistieke voorbestemming. Borgman vraagt Cinthia ‘of ik geloofde dat twee mensen voor elkaar bestemd konden zijn’ en zij antwoordt ‘ja’. Die predestinatie wordt in de novelle uitgebeeld door het schilderij ‘Doppelportrait von Quappi und mir’, in 1941 geschilderd door Max Beckmann en opgenomen in de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam, waar Borgman en Cinthia het gaan bekijken. Quappi en Beckmann waren de voorlopers van Cinthia en Borgman:

Toen ze in het erop volgende voorjaar [1924] in het ouderlijk huis van een vriendin de kunstenaar [Beckmann] zag binnenkomen, zonder verder al iets over hem te weten, herkende ze op slag de man van haar dromen. Zij werd weldra twintig en hij was precies zoveel jaar ouder.

Net als Cinthia, die veertien was, en Borgman die ‘precies zoveel jaar ouder’ was. Alleen: voor Quappi en Beckmann liep het goed af, voor Cinthia en Borgman niet. Dat geldt ook voor Johan en Michelle. Veel meer dan in Nietsdankussen wordt in Noordzeepalmen gefilosofeerd over vrijheid en dwang. Dat gefilosofeer heeft ongetwijfeld te maken met het perspectief: in de roman is Johan vaak aan het woord en is hij zo goed als altijd het centrum van waarneming. In de novelle is Michelle de vertelster en is zij de waarnemende instantie. Het verschil tussen de (oudere) man en (jonge) vrouw blijkt alweer een cliché dat een bepaald perspectief oplegt: beschouwend en abstract bij de oudere man, gevoelsmatig en concreet bij het jonge meisje.

Met het perspectief wordt de kwestie van vrijheid of determinisme veelkantig. Johan ziet overal schema’s en patronen. Hij construeert die zelf en dat lijkt zijn vrijheid, maar de vraag is of zijn constructie wel zo vrij is. Misschien is hij een dwangmatige denker. Wat betekent dat dan voor zijn manier van kijken, zijn perspectief?

Mijn methode heeft gevaarlijke kanten. Ik bedoel de methode van de ongebreidelde vrijheid. Het is een vrijheid die onafhankelijk is van de situatie: ook in een dwangsituatie blijft ze bestaan. Degene die zich in een dwangsituatie bevindt is nog altijd iemand die iets van een ander ondergaat, iemand die een perspectief aanneemt.

De laatste woorden zijn dubbelzinnig: neemt iemand in een dwingende situatie zijn eigen perspectief aan of dat van de ander, de dwingende instantie en situatie? De vraag blijft open in de roman. Ze wordt helemaal opengetrokken door de combinatie van de roman met de novelle, die een confrontatie is van twee perspectieven op dezelfde dwingende situatie, namelijk de allesverterende en determinerende liefde van je leven.

De jacht op perspectieven

Wie de perspectieven van Johan (de roman) en Cinthia (de novelle) op elkaar legt, als in een palimpsest, komt dicht bij de realiteit van de liefde en het leven, of beter: bij de combinatie van die twee in wat Cinthia ‘de liefde van mijn leven’ noemt. In het samennemen van verschillende perspectieven verhoogt niet alleen het realiteitsgehalte, ook de graad van fantasie gaat drastisch de hoogte in. De fantasie die de verliefde heeft over zijn geliefde, is onontbeerlijk voor de erkenning van die liefde als allesverterend en determinerend. De liefde van je leven is een fantastische constructie, een schimmenspel van verzonnen, gedroomde en geïdealiseerde anderen. Dat Cinthia en Borgman nooit een echte relatie beginnen, maakt hun liefde juist dwingender en reëler:

Wellicht mede daardoor leek wat er tussen ons was eerder verbeelding dan werkelijkheid, een fijne fabelachtige fantasie of een zoete roes. Mogelijk, denk ik de laatste dagen meer dan eens, als hij me had genomen, zoals dat vrouwonvriendelijk heet, me had gevingerd, gebeft, gefikt, gevogeld, gevoosd, gewipt, dat iemand of iets ons daarbij die fantasie slinks had ontnomen, als een zakkenroller die je afleidt om je kapitaaltje te kunnen gappen.

Zonder de fantasie zou de liefde nooit zo’n impact hebben op het echte leven van de verliefde. Algemener is de zogenaamd realistische ervaring altijd een opeenstapeling van met die ervaring geassocieerde herinneringen en fantasieën. Om terug te keren naar het pentimento-beeld uit Noordzeepalmen:

En in iedere zomernachthemel hoeveel pentimento’s met andere zomernachthemels? Herinneringen in een zomerse nacht uit wat knipperen met de ogen, voorbijgegaan. Men jaagt op perspectieven, van de volwassen vrouw in het gezicht van een meisje of van een meisje in de ogen van een veertigjarige vrouw, ja ook dat laatste, ook dat: perspectivisme.

De roman en de novelle zijn voorbeelden van zo’n jacht op perspectieven. In Nietsdankussen probeert Cinthia in de vierenveertigjarige vrouw het veertienjarige meisje te hervinden, en omgekeerd probeert ze de oude Borgman bij elkaar te fantaseren op basis van haar herinneringen aan de jonge man van achtentwintig. In Noordzeepalmen probeert Johan het gelaat van Michelle in dat van Galka te ontdekken, zodat een Lolita wordt omgevormd tot een volwassen vrouw. Ook dat is een fantastisch spel vol speculatie en verbeelding.

Zoals de fantasie niet te scheiden valt van de werkelijkheid, zo versmelt het spel met de ernst. De bij elkaar gedroomde liefde van je leven blijkt een zaak van leven en dood. In Noordzeepalmen loopt Johan rond met een revolver en een mes. Dat laatste lijkt hij op het einde te gebruiken om iemand te doden. Eerst wordt gezegd dat het om het nieuwe vriendje van Michelle gaat, later wordt gesuggereerd dat Michelle zelf het slachtoffer is. Zoals te verwachten in een boek dat de grens tussen fantasie en werkelijkheid opheft, valt niet duidelijk uit te maken wat er nu ‘echt’ gebeurd is.

Hetzelfde geldt voor Nietsdankussen. Ook Cinthia rijdt rond met een revolver en een mes. Haar ex-man Ludo, die in Keulen verblijft, wil ze neerschieten, terwijl ze haar ‘nieuwe’ (en oude) man Borgman hoopt te versieren. Als hij niet toehapt, zal hij hetzelfde lot ondergaan als Ludo en zal ze ‘hem definitief koud […] maken’. Aan het eind arriveert ze bij het strandpaviljoen Thalassa in Zandvoort en maakt ze gewag van twee liquidaties:

Bovendien moet de kar straks dichtbij staan en wel zo dat ik direct weg kan scheuren, want wie wil zich na een liquidatie en op weg naar een tweede laten ophouden door problemen met parkeren?

Wat er exact gebeurt in Thalassa, wordt niet duidelijk. Een niet nader gespecificeerde stem lijkt die van een getuige die Cinthia na de moord heeft zien wegrijden. Maar de laatste woorden zijn die van een ober in Thalassa die Cinthia binnenlaat en zegt: ‘Er is al veel te lang met smart op u gewacht.’ De allerlaatste en ongenummerde bladzijde bevat een datering met toelichting: ‘Ter herinnering aan de vijf mooiste jaren van mijn leven – Cap Martin, najaar 2015 –.’ Borgman woont in Cap Martin. De slottekst zou er dus op kunnen wijzen dat Cinthia wel degelijk met Borgman naar het zuiden is getrokken – maar dat er nu, in 2015, weer een eind is gekomen aan die periode van geluk.

De net geciteerde woorden van de ober herinneren aan de vorige roman van Beurskens, Wachten op een vriend (2015). Daarin lopen de vertellers van de twee delen vooruit op de terugkeer van een gedroomde vriend, hierin fantaseren de vertellers over de terugkeer van een gedroomde geliefde. Je zou kunnen zeggen dat de novelle niet alleen met Noordzeepalmen maar ook met Wachten op een vriend een tweeluik vormt.

Met Beurskens’ vorige roman deelt de novelle de snel verspringende tijden: het ene moment doet denken aan het andere en de overgangen zijn niet makkelijk aan te wijzen. Bovendien spreekt de verteller vaak in de toekomende tijd alsof hij/zij weet wat er gaat gebeuren. Zo schuiven heden, verleden en toekomst in elkaar. In Noordzeepalmen verschoven bovendien de ruimtes, in Nietsdankussen is dat minder het geval. De hoofdstukken van de novelle duiden in kleinkapitaal de plaatsen aan die Cinthia passeert op weg van Amsterdam naar Zandvoort. Wie dat wil, kan de route perfect volgen op een kaart. Deze ruimtelijke precisering zorgt voor houvast, al blijven de temporele verspringingen die aan deze kapstok worden opgehangen rijkelijk complex. Er zijn gelukkig nog steunpunten, zoals de terugkerende symbolen van de palm: teken van vrijheid in het zuiden, van onvrijheid (palmen in een pot) in het noorden. En de eerste mei: de dag waarop Borgman Cinthia afwees, de dag waarop zijn vrouw stierf, de dag van Cinthia’s ongesteldheid,….

Nietsdankussen mag dan een doordachte constructie zijn, het is ook een heel leesbaar en toegankelijk boek. Soms lijkt het een (parodie op een) meisjesboek of een proeve van chicklit, een ‘winterromance’ zoals de tekst, met een knipoog naar de auteursnaam, zegt. Daarbij word je geleid door het duidelijke ruimtelijke kader van het reisverhaal en de spannende plot: je vraagt je af wat Cinthia aan het eind van de reis zal vinden en doen. Dat je geen antwoord krijgt, vind je niet erg, want de rit was uitzonderlijk verrijkend én amusant. Er valt heel wat te gniffelen met dit dunne boekje, zowel door de stijl als door de inhoud. De lichtjes overspannen verteltoon van Cinthia zit vol ironische zelfrelativeringen (‘Het zal wel een kreupele, in elk geval prozaïsche vergelijking zijn…’) en woordgrapjes, zoals de mix van alles, iets en niets in de zin: ‘Zo goed als alles in het museum vond ik iets om helemaal niks te vinden.’ De geleerde verwijzingen – bijvoorbeeld naar Nabokov, Beckmann en Propertius – worden mooi gerelativeerd door de talrijke referenties aan popmuziek en pubercultuur. Niets in dit boekje voelt zwaar aan, terwijl het toch over zwaarwichtige dingen gaat. Ik heb Nietsdankussen met veel plezier en bewondering gelezen en ik wacht nu al op de nieuwe Beurskens, die na de vriendschap en de liefde ongetwijfeld nog grotere emoties zal aanpakken.

Koppernik, Amsterdam, 2016
ISBN 9789492313072
96p.

Geplaatst op 19/07/2016

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.