Anders dan de titel doet vermoeden, biedt Borges and Memory. Encounters with the Human Brain niet zozeer een analyse van Jorge Luis Borges’ literaire reflecties op de werking van ons geheugen. Rodrigo Quian Quiroga geeft de lezer eerder een overzicht van historisch en hedendaags onderzoek naar de manier waarop de hersenen functioneren. Borges vormt, anders gezegd, niet het onderwerp van zijn studie, maar is wel het belangrijkste vergelijkingspunt.
Het komt misschien als een verrassing dat de in Argentinië geboren en getogen neurowetenschapper Quiroga niets wist over ‘Funes de allesonthouder’ en andere beroemde korte verhalen van Borges, toen hij begon te schrijven over de werking van het menselijk brein. Quiroga richt zich niet op het onderscheid tussen de geest en de hersenen, zoals hij zich ook niet echt mengt in de sinds Descartes klassiek geworden discussie over het verschil tussen lichaam en ziel. De behoedzame opstelling van de auteur blijkt duidelijk uit een stellingname als deze:
Despite the fact that Cartesian dualism extended its influence well into the twentieth century, I believe there are but few people with a minimum of scientific knowledge who would still doubt that the mind and the brain are one and the same thing. Again I remark that, following Thomas Aquinas, this does not imply the nonexistence of an immortal soul.
Deze positiebepaling maakt zijn studie alleen maar interessanter. Want Borges’ verhalen, waarvan er veel uit de jaren veertig van de vorige eeuw stammen, geven net zo’n levendige beschrijving van het menselijk geheugen als de geavanceerdste hedendaagse theorieën en verklaringen, zelfs als moderne wetenschappers die als niet-wetenschappelijk zouden aanmerken.
Zijn werkwijze komt aardig overeen met die van neurowetenschapper en dichter Jan Lauwereyns, die in intrigerende studies als The Anatomy of Bias. How Neural Circuits Weight the Options (2010) en Brain and the Gaze. On the Active Boundaries of Vision (2012) eveneens makkelijk schakelt tussen neurowetenschappelijke en filosofische en literaire bronnen. Zo kunnen inzichten van uiteenlopende denkers als Slavoj Žižek en William James de cognitieve neurowetenschap voeden en soms ook nieuwe impulsen geven aan onderzoek en theorievorming.
Borges had de essentie van het geheugen in elk geval goed begrepen. Die heeft natuurlijk te maken met het opslaan en ophalen. Maar ook (en misschien belangrijker nog) met het vergeten, filteren en selecteren van informatie enerzijds en met abstractie, generalisatie en categorisatie anderzijds. Het geheugen kan alleen functioneren als we dat zelf willen, als we in staat zijn om veel dingen opzij te schuiven, terwijl we tegelijkertijd de mogelijkheid benutten om te labelen en te classificeren. Iedereen kent ondertussen het verschil tussen het korte- en langetermijngeheugen, en dankzij de hedendaagse neurowetenschap kunnen we de mechanismen van beide bassistructuren veel beter in kaart brengen.
Zoals Borges zijn lezers vertelt over het geheugen door het vreemde geval van Funes te beschrijven – een man die zich letterlijk alles herinnerde wat hij ooit had meegemaakt, maar niet in staat bleek tot ‘creatief’ denken –, zo presenteert Quiroga een overzicht van de neurowetenschappen door te wijzen op een breed scala aan ziekten, aandoeningen en causes célèbres, waarvan sommige tot in bredere lagen van de cultuur zijn doorgedrongen. Die beklemtonen allemaal dezelfde boodschap: de vitale noodzaak van het vergeten, evenals die van het generaliseren, en de verschrikkelijke gevolgen voor de menselijke geest en het menselijk gedrag als dit vermogen tot vergeten door een bepaalde afwijking van de hersenen niet langer zijn rol kan vervullen.
Quiroga’s boek bevat misschien niet zo veel nieuwe informatie over hoe neurowetenschappers ons geheugen bestuderen en aanschouwelijk maken, maar de manier waarop hij zijn thema’s uitwerkt is verfrissend en toegankelijk voor een zeer breed publiek. De structuur van het boek is voornamelijk chronologisch (de auteur volgt min of meer de ontwikkelingen in dit vakgebied sinds het begin van de negentiende eeuw), maar met zijn vele fascinerende uitweidingen over theoretische en filosofische kwesties biedt hij uitstekende nieuwe lezingen van een groot aantal schrijvers, zoals William James, Gustav Spiller en John Stuart Mill. Hun werk bevond zich in de bibliotheek van Borges, en Quiroga wijst op het belang voor de ontstaansgeschiedenis van ‘Funes de allesonthouder’.
Het sprekendste voorbeeld is evenwel dat van de psycholoog William Jones, een van de grondleggers van het onderscheid tussen het korte- en langetermijngeheugen. De latere discussies over dit verschil hebben niet alleen geleid tot een meer verfijnde onderbouwing van deze (relatieve) tegenstelling, ze hebben ons ook beter doen begrijpen wat er gebeurt ‘tussen’ beide vormen van het geheugen, met name de vraag hoe (en via welke biologische processen) bepaalde herinneringen wél en andere niet kunnen worden opgeslagen in het langetermijngeheugen.
Quiroga is een begenadigd verteller, die zichzelf onzichtbaar weet te maken achter zijn onderwerpen. Hij plaatst het rudimentaire denken van zijn voorgangers, zowel uit westerse als niet-westerse tradities, op de voorgrond en schrijft met compassie over het onpeilbare lijden dat gepaard gaat met neurologische disfuncties.
Bovendien slaagt hij erin om een echte dialoog met zijn lezers aan te gaan. Niet alleen verleidt hij hem of haar met de retoriek en humor van zijn fabels en anekdotes, maar ook met een groot gevoel voor timing en opbouw. Elk hoofdstuk beschrijft een nieuwe dimensie van een universum dat nooit verzandt in een labyrint van concepten en onderzoekshypothesen. Hij nodigt zijn lezers uit om met hem mee te ‘spelen’. Door zijn meesterlijke combinatie van verbale en visuele informatie begeleidt hij de lezer bij het maken van een prachtige reis door de menselijke geest.
In het geval van Ireneo Funes duurde die reis niet langer dan eenentwintig jaar. Volgens Borges stierf hij als een ‘stokoude man’. Maar wat wil je als je alles onthoudt?
Wij nemen in één oogopslag drie glaasjes op een tafel waar; Funes, alle loten, trossen en vruchten die een wijnstok telt. Hij kende de vormen van de zuidelijke wolken in de ochtendstond van dertig april achttienhonderd tweeëntachtig en kon ze in zijn herinnering vergelijken met de aders in de gemarmerde leerbekleding van een boek dat hij maar één keer had gelezen en met de strepen van het schuim dat één roeiriem in de Río Negro opwierp aan de vooravond van de opstand bij Quebracho.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.