Hoe heet dat blauwe bloempje met die ontroerende naam ook alweer?

Vergeetboek

Douwe Draaisma

Met zijn Vergeetboek vervolledigt Douwe Draaisma (1953), hoogleraar geschiedenis van de psychologie, zijn onderzoek naar onze omgang met en opvattingen over het geheugen. Die ronduit prachtige reeks werd in 1995 ingezet met De metaforenmachine, een geschiedenis van het geheugen; in 2001 aangevuld met beschouwingen over het autobiografische geheugen (Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt); vijf jaar later uitgebreid met Ontregelde geesten en nog twee jaar later met De Heimweefabriek, beschouwingen over geheugen, tijd & ouderdom.

Het geheugen is geen ordelijk archief. Onze herinneringen staan niet netjes geklasseerd naast elkaar, worden niet intact en zuurvrij bewaard. Het autobiografische geheugen, dat inhoud en betekenis verleent aan ons leven door het min of meer bij te houden, wordt gedomineerd door vergeten. Vergeten zit als gist door het deeg van onze herinneringen gemengd. Dat lijkt betreurenswaardig, maar is ook een goede zaak. Een absoluut geheugen dat alles precies zo bijhoudt als het ervaren of geleerd werd, zou aanpassing aan wisselende omstandigheden, behoeften en inzichten ernstig bemoeilijken. Mocht iedere visuele of auditieve prikkel het geheugen in beslag nemen, mochten beelden en klanken niet geleidelijk uitdoven, ‘vergeten’ raken, dan zouden we de opeenvolging van dergelijke prikkels niet kunnen verwerken, film noch muziek kunnen smaken.

Zo wordt meteen duidelijk dat er verschillende vormen en betekenissen van ‘vergeten’ bestaan, zeker zoveel als soorten geheugens. De functie van het geheugen is duidelijk: bijhouden wat van pas kan komen, bruikbaar lijkt. Maar wat is de functie van het vergeten? Heeft het die wel, of is vergeten slechts een falen, een tekortkoming van het geheugen?

Draaisma gaat hier niet echt op in, op enkele modieuze evolutionaire speculaties na. Bijvoorbeeld dat we leuke momenten uit onze peutertijd veel makkelijker vergeten dan nare omdat de evolutie het geheugen nu eenmaal heeft afgestemd op ‘uit de problemen blijven’. ‘Het geheugen’, luidt het teleologisch (met op de achtergrond de natuur als God en de evolutie als Schepper), ‘gehoorzaamt niet zijn bezitter, maar zijn ontwerper’. Vandaar ook een verschijnsel als cryptomnesie: een lumineus idee hebben, maar vergeten zijn dat het van een collega komt. Evolutionair gezien een goed arrangement, vindt Draaisma, want bij problemen kun je toch maar beter de oplossing herinneren dan de persoon die ze bedacht heeft. Zeker, maar waarom zou je niet beide onthouden, zoals ook slechte en goede ervaringen uit je kindertijd? Verderop in zijn boek maakt Draaisma duidelijk dat het onthouden van een briljant idee zonder herinnering aan de bron ervan, een gevolg is van het verschil tussen semantisch en autobiografische geheugen. Het eerste slaat vooral kennis op, het tweede voornamelijk de omstandigheden van wat we meemaken.

Het vergeet

Herinneren wordt veel hoger geschat dan vergeten. Ook in de taal wordt ‘vergeten’ stiefmoederlijk bedeeld. Het is alleen maar een werkwoord, zonder zelfstandig naamwoord (op het relativerende ‘vergetelheid’ na). Het Middelnederlands had wel nog ‘vergeet’ (en ook ‘vergeting’) als zelfstandig naamwoord, maar dat is in het niets verdwenen; ‘dat wat je vergeet is alleen maar een afwezigheid, een niets zonder eigenschappen of kwalificaties’.

Er bestaan verscheidene geheugentechnieken maar niet één vergeettechniek. En mocht die bestaan, zou het dan verstandig zijn er gebruik van te maken? Kun je gericht vergeten? Zeker is alleen dat we willens nillens vergeten, veel en bijna constant. Het onthouden zelf gaat vaak gepaard met vormen van vergeten, zoals het toekennen van nieuwe betekenissen, de herinterpretatie van oude herinneringen. De nieuwe invulling wordt herinnering als en omdat de vorige vergeten wordt.

Dat valt ook af te lezen aan eerste herinneringen, het vroegste wat mensen zich kunnen herinneren, gewoonlijk iets uit het derde of vierde levensjaar. Eerste herinneringen zijn omspoeld door vergeten. Wat voordien en enkele jaren nadien (tot rond zeven jaar) gebeurde, werd namelijk niet opgenomen in het autobiografische geheugen, aangezien dat pas later ontstaat en groeit, in nauwe samenhang met de ontwikkeling van taal en zelfbesef. En dat is een evolutie die op haar beurt afhankelijk is van het tempo van de neurologische en psychologische rijping. Wat destijds niet in taal of het ‘ik’ werd opgeslagen, valt buiten het bereik, buiten het associatievermogen van ons autobiografische geheugen. We zijn, zoals de filosoof Cornelis Verhoeven al stelde, ‘laatkomers in onze eigen geschiedenis’. De eerste herinnering, vaak aangevoerd als bewijs van een uitstekend geheugen, maakt door haar laattijdigheid – en vaak ook door haar onbetrouwbaarheid – juist duidelijk hoeveel we voorgoed vergeten zijn. Of misschien, oppert Draaisma nog, zijn niet de herinneringen zelf verdwenen maar de toegang ertoe; is er ‘een deur in het slot gevallen en krijgen de sleutels die nu in omloop zijn die deur niet meer open’.

Read Only Memory

Herinneringen passen zich aan nieuwe omstandigheden, behoeften en emoties aan; ze voegen zich naar nieuwe versies van het verleden. Ook dierbare herinneringen, die we het liefst zouden opslaan met de beveiligingscode ‘read only’. Herinneringen aan een geliefd iemand kunnen in hun tegendeel omslaan als blijkt dat hij of zij je een rad voor ogen heeft gedraaid, ‘iemand anders’ blijkt te zijn. Dat overkwam de Hongaarse schrijver Péter Esterházy toen hij na de val van de Muur ontdekte dat de vader die hij zo bewonderde al die tijd een verklikker was in dienst van de Sovjets. Met de geliefde vader verdween ook de zoon die Péter zich herinnerde te zijn geweest. Vanuit zijn veranderd verleden herdacht hij, letterlijk, de geschiedenis van zijn familie en vulde zijn daarop gebaseerde roman Harmonia caelestis aan met zijn Verbeterde editie.

Onvergetelijke momenten leggen we vast in beeld en klank, blijkbaar vanuit het besef dat ‘ook het onvergetelijke kan worden vergeten’. Paradoxaal genoeg nemen veel van die in de tijd gefixeerde, versteende herinneringen op termijn de plaats in van de echte herinneringen. Foto’s van dierbaren die uit het gezicht verdwenen zijn, verdringen geleidelijk de herinnering van vlees en bloed. De geheugensteun doet vergeten.

Dromen raken nog makkelijker vergeten. Is wat we ons in dromen herinneren dat wat vergeten wordt? Of vergeten moet worden, bijvoorbeeld om de essentie beter bij te houden? De droom als vergeetput? Of gaat het om een volkomen willekeurige hersenactiviteit, gekkenpraat op zoek naar consistentie? Maar hoe kan een ware gebeurtenis dan als droom herinnerd worden, en een droom als ware gebeurtenis?

Dementie, de teloorgang van het autobiografische geheugen, komt merkwaardig genoeg niet aan bod. Freud en de psychoanalyse krijgen wel een beurt, en Draaisma gaat ook kritisch in op de recovered memories, verdrongen herinneringen aan zogenaamd seksueel misbruik die decennia later weer opduiken in speciaal daarop afgestemde therapiesessies. Reëler is ‘de tweede dood’: als mens vergeten worden. Dat belicht Draaisma aan de hand van afscheidsbrieven van mensen die kort nadien geguillotineerd werden. Allen zochten ze troost in het vooruitzicht door de geadresseerden herinnerd te worden, maar hun brieven werden nooit gepost.

In memoriam

Schrijnend ook is het ‘In memoriam’ voor Henry Molaison. H.M., zoals hij in de wetenschappelijke literatuur heet, onderging in 1953 een experimentele hersenoperatie met de bedoeling hem van zijn epilepsie te verlossen. De neurologie tastte toen nog flink in het duister, en enkele voortvarende chirurgen zetten dat om in even blinde als drastische ingrepen als lobotomie en ice pick surgery. Henry werd door hersenchirurg William Scoville geopereerd. Die boorde met een eenvoudige handboor (die hij volgens eigen zeggen voor één dollar in de plaatselijke winkel kocht) twee gaten boven Henry’s oogkassen, tilde diens voorhoofdskwabben op en zoog vervolgens met een rietje aan beide kanten van de hersenen een achttal centimeter hersenweefsel weg, onder meer de hippocampus die voor het geheugen onmisbaar is. Henry was op slag het grootste deel van zijn verleden kwijt en kon tot overmaat van ramp ook geen nieuwe herinneringen meer vormen. Zijn leven was voorbij, maar niet ten einde: hij overleed pas eind 2008. In de tussentijd stelde Henry zich ter beschikking van de wetenschap, in zoverre hij dat onthouden kon. Veel van onze kennis over het geheugen hebben we aan zijn vergeten te danken. Bijvoorbeeld dat we verschillende geheugens hebben, want H.M. beschikte na de operatie nog over de motorische vaardigheden en woordenschat die hij voordien geleerd had. Hij kon tenminste de tijd doden met kruiswoordraadsels.

Kort na Molaisons overlijden haalde Jacopo Annese, een hersenspecialist, Henry’s brein triomfantelijk binnen voor The Brain Observatory aan de San Diego School of Medicine. De website van deze instelling opent met een diavoorstelling en een foto van held William Scoville, gevolgd door een zelfverheerlijkend verhaal over hoe het San Diego team Henry ‘deconstrueren’ wil. Even klikken op The cutting of HM en je bent een tweetal minuten getuige van de in december 2009 uitgevoerde ‘operatie’ waarbij Henry’s hersenen versneden werden tot 2401 flinterdunne plakjes. Dat duurde drieënvijftig uur, online gevolgd door liefst vierhonderdduizend mensen. Van hersenloosheid gesproken. Henry’s oude hersenen zullen binnenkort in toto (nu ja, zonder de weggezogen delen) als virtueel brein op het internet verschijnen. Onder een eerste driedimensionaal beeld kun je alvast klikken op ‘Vind ik leuk’.

Het Vergeetboek sluit af met enkele lastige vragen over vergeten, verdringen, gedeelde herinneringen, eerste en laatste herinneringen. Vragen die Draaisma nog voor het verschijnen van zijn boek voorlegde aan enkele schrijvers, historici en filosofen. Wat zij bij elkaar dachten en schreven, vind je op www.vergeetboek.nl.

Draaisma zet alles beeldend uiteen, met krachtige metaforen. De fascinerende gevalstudies maken dat het boek vlot leest. Verfrissend ook is dat hij ‘de’ psyche en ‘de’ psychologie niet eenduidig benadert. Integendeel, Draaisma beklemtoont hun complexiteit en heeft een scherp oog voor alternatieve verklaringen.

Een goed boek maakt ook nieuwsgierig. Vergeetboek doet naar meer verlangen. Vergeten mensen meer of anders naargelang hun persoonlijkheid, leeftijd, geslacht, sociale klasse? Onthielden mensen vroeger anders of beter? Vergaten ze minder of meer? Bijvoorbeeld omdat het geheugen zonder moderne geheugensteunen (boek, foto, film, internet) meer op de proef gesteld werd, beter getraind was? Of viel er toen minder te onthouden en te vergeten, door een minder groot of minder gevarieerd aanbod aan prikkels, of omdat mensen meer opgingen in sociale omgeving en grote zingevende verhalen? Kan wat we over het individuele, autobiografische vergeten weten niet doorgetrokken worden tot het collectieve herinneren en vergeten? Maatschappelijke en culturele geheugens, gestuurd door particuliere, tijd- en machtsgebonden belangen en belangstellingen? Zijn archieven wel zoveel betrouwbaarder dan individuele geheugens? Hoe, met welke bedoeling, voor wie, vanuit welke invalshoeken werden en worden ze aangelegd en ontsloten? Wat valt daar buiten, werd en wordt over het hoofd gezien en bijgevolg vergeten? Kunnen we niet een en ander opsteken uit de tekortkomingen en afwijkingen van persoonlijke geheugens? Cryptomnesie, beelden die mensen van vlees en bloed doen vergeten, blinde ingrepen, verminkte archieven en verhalen die oorspronkelijke versies toedekken?

Links

Historische Uitgeverij, Groningen, 2010
ISBN 9789065544773
277p.

Geplaatst op 26/11/2010

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.