Aan het einde van het eerste hoofdstuk van Op een andere planeet kunnen ze me redden, schrijft Lieke Marsman (1990): ‘Dit is het dichtst bij een openbaring dat je als mens kunt komen: niet de wetenschap dat er een God bestaat, maar de wetenschap dat je het jezelf toestaat te geloven in dingen die je niet kunt toetsen.’ Dat is het inzicht waar de essays en dagboekaantekeningen die Marsman bijeenbracht allemaal op hun eigen manier omheen draaien.
Marsman, die eerder Dichter des Vaderlands was en poëzie, romans en essays publiceerde, heeft een ongeneeslijke vorm van kanker. In haar laatste boek denkt ze erover na hoe ‘samenleven met de dood haar wereldbeeld veranderde’. Via beschouwingen over ziek zijn, over de werking en het falen van taal en de rol van kennis en wetenschap binnen en buiten het medische domein, verkent Marsman de vraag hoe je hoop kunt vinden en kunt houden wanneer je niet lang meer te leven hebt. Ze schrijft in de proloog: ‘Uiteindelijk staat het idee centraal dat doodgaan met hoop, hoe vergezocht en onrealistisch ook, nog altijd beter is dan hopeloos doorleven.’
Het vinden en houden van hoop als overlevingsstrategie staat op gespannen voet met de visie van anderen die Marsman treft. In de gesprekken die ze heeft met artsen komt ze in aanraking met medische kennis en praktijken, waar ze zich op de een of andere manier toe moet verhouden. Zo schrijft ze hoe haar hoofdbehandelaar ‘de woorden Kwaliteit van Leven in de mond nam’ toen haar palliatieve traject pas een paar minuten oud was. Haar arts adviseerde haar om er goed over na te denken of ze überhaupt nog wel een behandeling wilde ondergaan.
De medische logica botst op de logica van de hoop waar Marsman zelf voor staat. Ze schrijft:
Want wie bepaalt wat zinloos lijden is, en wat niet? Wat als het voor mij heel veel zin heeft om tot het einde toe de zwaarste behandelingen te ondergaan, mee te doen aan medische onderzoeken, of zelfs middelen tot me te nemen die alleen nog maar op muizen zijn getest? Wat als dat is hoe ik – linksom of rechtsom – wil sterven? Omdat mijn kwaliteit van leven niet wordt bepaald door de afwezigheid van lijden maar door de aanwezigheid van hoop?
De medische logica, die zich toelegt op het zichtbaar maken van tumoren, het isoleren van problemen en het zo goed mogelijk informeren van de patiënt zodat die haar eigen keuzes kan maken, doet sterk denken aan wat antropoloog en zorgonderzoeker Annemarie Mol ‘de logica van het kiezen’ noemt. In De logica van het zorgen beschrijft ze hoe ze twee logica’s tegenkomt in haar veldwerk in een Nederlands ziekenhuis. De logica van het kiezen is die van de vrije markt: gezondheidszorg gaat er dan vooral om dat goed geïnformeerde, autonome burgers de meest optimale keuzes maken over hun eigen behandeling. De logica van het zorgen, daarentegen, is er een die rommeliger is, minder rechtlijnig, en zich niet vastpint op het maken van de beste keuze op een bepaald moment in de tijd. Deze logica geeft zich er rekenschap van dat zorgen een ingewikkeld proces is waarin vele verschillende factoren een rol spelen. Deze logica problematiseert het idee van ‘de autonome patiënt’. Omdat we niet in de toekomst kunnen kijken, is het een haast onmogelijke opgave om keuzes te maken over de behandeling van een complexe ziekte (zoals kanker). In de logica van het zorgen draait het daarom niet om een op één tijdstip vastgepinde keuze, maar juist om een lang proces in de tijd van steeds samen zoeken, aanpassen en sleutelen, om zo te kijken wat er werkt.
De logica van het kiezen, met haar nadruk op autonomie, rationele keuzes en Kwaliteit van Leven haalt voor Marsman de hoop uit het ziekteproces. Dus gaat ze buiten de medische wereld op zoek naar hoop. En die vindt ze, al is het in, ook voor haarzelf, onverwachte hoek: ze verdiept zich in de Bijbel en leest over religieuze ervaringen van filosofen, ze leest over mensen die buitenaards leven op aarde hebben waargenomen, verdiept zich in natuurkunde en kwantummechanica, en in natuurkundigen die zich bezighielden met de mogelijkheid van buitenaards leven op aarde. Al die kennis verzamelt ze als een antidotum tegen de rationele medische logica, die weinig ruimte laat voor het geloof in dingen die je niet kunt toetsen.
In het laatste deel van het boek maakt Marsman de urgentie van haar missie het meest voelbaar. Hoewel ik sceptisch begon te lezen in dit hoofdstuk, blijft het bij alle aanwijzingen en argumenten die Marsman aanhaalt, moeilijk om niet mee te gaan in haar aanstekelijke verhaal. Ze vertelt hoe ze steeds ontvankelijker wordt voor het idee dat buitenaards leven bestaat, en dat het al hier op aarde is, of is geweest. Ze schrijft over het verband tussen observaties van buitenaards leven en het menselijk bewustzijn, en geeft als voorbeeld dat mensen die in aanraking zijn geweest met buitenaards leven het gevoel hadden dat het hun bewustzijn direct beïnvloedde. Uiteindelijk belandt Marsman zo bij een kritiek op het materialisme, de idee dat materie het fundament vormt van alles. Ze pleit voor het toekennen van een centrale rol aan het bewustzijn, en zo voor het belang van mystiek in onze visie op de werkelijkheid.
Het is er Marsman niet om te doen of al haar observaties, argumenten en inzichten helemaal kloppen. Ze schrijft:
Wat vaststaat is dat ik het heerlijk vind om in ieder geval tussen de verschillende opties te kunnen schakelen. Ik ben liever geen laser maar een zoeklicht. Eerst wist ik zeker dat we nog niet door buitenaardse wezens bezocht zijn, nu weet ik dat niet meer zeker. Eerst wist ik zeker dat bewustzijn niet buiten het lichaam kan bestaan, nu weet ik dat niet meer zeker. Eerst wist ik zeker dat bewustzijn niet na de dood kan bestaan, nu weet ik dat niet meer zeker. Het is zoals [de filosoof] A.J. Ayer het schreef: ‘wat ik had moeten zeggen is dat mijn ervaringen niet mijn geloof dat er geen leven na de dood is hebben verzwakt, maar mijn onwrikbare houding ten aanzien van dat geloof.’ Ik ben een materialist, maar ik ben liever een idealist.
Marsman houdt zo een pleidooi voor een andere omgang met waarheid, waarin het belangrijk is te onderkennen dat de waarheid geen duidelijk eindpunt heeft. Idealisme, taal, bewustzijn, buitenaards leven, God: het zijn maar een aantal van de ingrediënten die Marsman inzet om een eigen logica te scheppen.
Uiteindelijk is Op een andere planeet kunnen ze me redden zo vooral een slimme meditatie over loslaten en vasthouden. Hoe houd je vast aan het leven wanneer er allerlei krachten, mensen en meningen zijn die je ertoe proberen te bewegen dat leven los te laten? Hoe en waar vind je de juiste dingen om je aan vast te houden? En hoe vind je het lef om die dingen die je dacht zeker te weten los te laten, om zo ruimte te maken voor niet-weten, voor onzekerheid, misschien zelfs voor onvermogen? Wanneer je verder durft te kijken dan je neus lang is, of zelfs: durft te kijken op de plek waar je eerder nooit bevroedde er iets zinnigs te zullen vinden, zou je daar zomaar iets kunnen vinden wat het vasthouden waard is.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.