Een verhaal over Louis Pasteur dat zich graag laat vertellen is het verhaal van de wetenschapper die ervoor heeft gezorgd dat antibiotica en vaccinaties bestaan, dat dokters hun instrumenten steriliseren voordat ze deze gebruiken om in lichamen te snijden, en dat fabrikanten voedings- en drinkwaren kortdurend verhitten voor ze te verpakken om zo de aanwezige bacteriën te doden waardoor de producten langer houdbaar blijven. Het is het verhaal van de onderzoeker die liet zien hoe fermentatie en zo ook besmettelijkheid werken en een vaccin voor hondsdolheid ontwikkelde. Het is het verhaal over hoe een eenling met deze uitvindingen niet alleen de microbiologie als wetenschappelijke discipline uitvond, maar ook een aardverschuiving veroorzaakte in de voedingsindustrie en de medische wetenschap, en zo de levens van miljoenen nog ongeboren mensen zou redden.
Het is het type verhaal over Pasteur dat schrijfster Ursula Le Guin een speer-verhaal zou hebben genoemd: een lineair, progressief narratief dat dwars door de tijd snijdt. Het recent in Nederlandse vertaling verschenen Pasteur: Een wetenschap, een werkwijze, een wereld van de in 2022 overleden wetenschapsonderzoeker Bruno Latour dient als een interventie op het voorgestelde verhaal van Pasteur als zelfstandig genie dat op individuele denkkracht een kentering in de wereldorde veroorzaakte. Anders dan een verhaal met een Actie, uitgevoerd door een Held, die daarmee een Conflict of Strijd oplost, stelt Le Guin in haar essay The Carrier Bag Theory of Fiction voor dat we verhalen in plaats van als speren liever begrijpen als draagzakken, gevuld met allerlei ingrediënten en objecten die op de een of andere manier samenhangen en zo verbonden zijn met elkaar.
Op een soortgelijke manier smeert Latour de ontdekkingen van Pasteur uit over een groot netwerk dat niet alleen Pasteurs inzichten, maar ook de boerderijen, tijdschriften, collega’s, instrumenten, technieken en instituten omspant die die inzichten mogelijk maakten. Bij Latour is het niet Pasteur die zelf in het midden van dat netwerk staat, maar de laboratoria, instrumenten en technieken die hij gebruikte om tot die ontdekkingen te komen. Hij stelt dat het niet Pasteurs grote originaliteit van gedachten en ideeën was die leidde tot zijn wetenschappelijke vondsten, maar het methodisch toepassen van inzichten en technieken die hij in vorige onderzoeken had opgedaan. Latour typeert de onderzoeker als volgt:
De zoon van de leerlooier uit Arbois veroorzaakt een radicale verandering in de geneeskunde zoals zijn vader het leer looide: als ambachtsman met respect voor de gevestigde orde, de kneepjes van het vak en de door zijn vakgenoten overgedragen traditie.
Pasteur doet eerst wetenschappelijk onderzoek naar kristallen, voordat hij overstapt op de splitsing van stoffen. Hij houdt zich vervolgens bezig met gisting en fermentatie, en wordt dan door de minister van landbouw gevraagd om onderzoek te doen naar een ziekte die de zijderupsenteelt teistert, om later de overstap naar virussen te maken. Latour schrijft zo een toevalligheid toe aan de carrière van Pasteur, en laat zien dat de projecten die op zijn pad komen steeds vormend waren voor de inzichten die hij daarna opdeed binnen nieuwe onderwerpen.
Latours werk is essentieel geweest voor het vormgeven van een vakgebied dat tegenwoordig meestal wordt aangeduid als Science and Technology Studies. Zijn werk over Pasteur toont dat een microbe niet zomaar ‘is’ of ‘bestaat’, maar altijd ‘bestaat’ in afhankelijkheid van de instrumenten en technieken die zo’n microbe zichtbaar maken. In een ander werk, de doorwrochte en soms geestige studie Laboratory Life, doet Latour verslag van zijn tijd als antropoloog in een laboratorium in Californië. Daar observeert hij de gangbare sociale praktijken en laat zien hoe die praktijken bijdragen aan de totstandkoming van wetenschappelijke feiten. Praktijken en feiten zijn zo altijd verweven met elkaar, en dus ook sterk afhankelijk van de sociale en culturele context. En zo is de constructie van feiten ook altijd een politieke aangelegenheid.
Latour is zo de inspirator geweest van verschillende belangrijke sociaalwetenschappelijke onderzoeken naar wetenschap, kennis en gezondheidszorg. Ik denk aan De depressie-epidemie (2008) van wetenschapsonderzoeker Trudy Dehue, die in haar studie een set vragen opwerpt over wat ‘depressie’ in onze hedendaagse maatschappij betekent. Ze toont hoe de media, wetenschap en farmaceutische industrie allemaal meedoen aan het vormgeven van wat depressie is, en zo ook mee bepalen hoe mensen die op de een of andere manier in aanraking komen met depressie zichzelf en anderen zien en begrijpen. Ook denk ik aan het speelse The Body Multiple (2002), waarin filosoof en etnograaf Annemarie Mol op basis van veldwerk in een Nederlands universiteitsziekenhuis laat zien hoe verschillende medische technieken en methoden allemaal verstrengeld zijn met wat de ziekte atherosclerose is. Ze laat zien dat wat je doet met een bepaald ‘iets’ een belangrijk effect heeft op wat dat ‘iets’ is: atherosclerose wordt een andere ziekte wanneer die verweven is met de technieken van de vaatchirurg, dan onder de handen van een fysiotherapeut, dan binnen de wetenschappelijke methoden van een onderzoeker. En ondertussen hangen al die verschillende atheroscleroses toch ook weer op de een of andere manier met elkaar samen. Atherosclerose is veel en één tegelijk.
Voor deze lezer voelt het lezen van Latours Pasteur minder urgent dan het lezen van de twee hierboven genoemde studies. Dat komt waarschijnlijk doordat Pasteur in Nederland niet de heldenstatus heeft zoals Latour hem die in Frankrijk toedicht. Zo grijpt Latour niet met dezelfde kracht in op de Nederlandse context als de werken van Dehue en Mol. Wel is Pasteur een ontzettend belangrijke en bovendien toegankelijke inleiding op de wetenschapsantropologie. Door nauwkeurig Pasteurs werkwijze en diens context in kaart te brengen haalt Latour Pasteur ‘uit het midden’. Dat is belangrijk, omdat het helpt om een eerlijker gesprek over wetenschap te voeren. Latour stelt:
zonder de toepassing van antisepsis, reincultuur, kleuring en kweek, zonder laboratoriumuitrusting, zonder autoclaven, filters en pipetten, zonder deze apparatuur, die we soms geneigd zijn als simpele bijkomstigheid te behandelen, zouden de verschijnselen die we hebben geërfd even onzichtbaar, tegenstrijdig en fragmentarisch worden als vóór Pasteur.
‘De microbe’ is niet alleen het product van Pasteur, maar net zo goed van de laboratoria, de dieren, de boerderijen en de instrumenten die het onderzoek dat hij aanstuurde mogelijk maakten. Door wetenschappelijke feiten zo in een netwerk te plaatsen duwt Latour een speer-verhaal weg uit het centrum, en smeert het uit over allerlei andere ‘dingen’ die óók met dat verhaal te maken hebben. Feiten, toont Latour, zijn nooit een ‘naakte waarheid’, maar altijd onderdeel van een zak vol ingrediënten. Zodra die andere ingrediënten verdwijnen, verdwijnen ook de wetenschappelijke feiten. Zo plaatst Latour tegenover een nog altijd dominant verhaal over wetenschap – een verhaal van de geniale wetenschapper die zijn speer heft, werpt en raakt – een verhaal van verbondenheid en onderlinge afhankelijkheid.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.