Poëzie, Signalement

Tuimelen in gedaanteverwisselingen

Sinds haar debuutbundel hoe de eerste vonken zichtbaar waren verscheen in 2017 heeft Simone Atangana Bekono bewezen een belangrijke stem in het hedendaagse literaire landschap te zijn. Zo droeg ze bij aan meerdere verhalenbundels en essays: Zwart – Afro-Europese literatuur uit de Lage Landen (2018); Hoe het voelt om van kleur te zijn (2019); Over over morgen – Andere verhalen over de toekomst (2021); Vlucht/Dans/Vondst (2023), publiceerde ze de novelle Zo hoog de zon stond (2022) en wordt haar veelgelezen en geprezen roman Confrontaties uit 2020 inmiddels verfilmd. Een rode draad in haar werk zijn de intersectionele benadering van ras en gender en de stuwende kracht van woede.

Hoewel een marshmallow al gauw een mond vol plakkerige, misselijkmakende associaties oproept, lijkt de titel van Atangana Bekono’s tweede dichtbundel Marshmallow (2024) eerder te verwijzen naar de omstandigheden waarin dit zoete snoepgoed vaak wordt gegeten: bij kampvuren in de nacht, waarin verhalen over het monsterlijke en bovennatuurlijke worden opgerakeld. Het bloedrode omslag zet alvast de toon voor de bijtende horror die de lezer te wachten staat. Daarnaast blijkt de marshmallowplant (in het Nederlands ‘heemst’) in moerasgebieden te groeien. Dit zompige landschap sluit aan op wat Atangana Bekono voor ogen had met haar werk, zo vertelt ze in de podcast Beeldspraak. Een afbeelding van deze plant is in onscherpe vorm op de kaft terug te vinden, waardoor de bundel al gelijk een geheimzinnig aura krijgt.

De leeservaring van Marshmallow heeft inderdaad veel weg van wegzakken in een moeras. De gedichten happen naar adem, slaan woest maar doelgericht om zich heen en in alles is er sprake van ongrijpbaarheid. In de loop van de gehele bundel word je meegenomen in een maalstroom aan zichzelf herhalende beelden en handelingen die, door telkens terugkerend in een andere context, nieuwe betekenissen en emotionele ladingen oproepen. Net zoals het lyrisch ik zelf de grip op haar identiteit kwijt is, raak je er regelmatig in verloren wie deze ik is en in welke hoedanigheid ze spreekt.

 

Terugblik op gepassioneerde liefde

Ondanks de veelheid aan beelden leest Marshmallow als een kraakhelder verslag van een eens gepassioneerde liefde. De ik blikt zowel gekweld als met fascinatie terug op haar relatie met de ‘jij’. In een titelloos gedicht wordt hun geschiedenis uiteengezet: ‘hoe vindt zo’n stel elkaar? (…) het was wel teder / het had ook iets van gewichtheffen, direct al.’ In andere gedichten verzinkt het lyrisch ik regelmatig in verbitterde overpeinzingen:

 

wat ik deed was natte bodem uit je scheppen en opgooien

dat deed je lichaam hevig trillen

ik dacht dat te mogen

met twee handen groef ik in je

                                                           als rot trok je me eruit

 

Net als Atangana Bekono’s debuutbundel roept Marshmallow vragen op over identiteit die vaak de aardse kaders van ras en gender ontstijgen: ‘wil je een pik dan groei ik een pik wil je een kut dan bloos ik’. De bundel onderzoekt zelfs de grenzen van het mens-zijn – de ik en haar omgeving worden regelmatig mythisch of fantastisch: ‘wil je een tong dan sla ik engelachtig vleugels uit’. Zo wordt er in de relatie driftig losgebroken en weg gefladderd.

Vanuit relationeel oogpunt is het bovendien interessant dat lichaamsdelen in deze bundel zich vooral in een staat van lijdzaamheid of overheersing bevinden. Lijven worden ‘gekneed’, ‘gebrandmerkt’, ‘bebriest’, en functioneren als ‘kapotte scharnier’. Ze plakken, woelen, trillen, breken, en bootsen gebruiksvoorwerpen na: holle lepels, messen, zadels. In het eerste gedicht, dat met zijn titel ‘uhh,,,i am sorry i know nothing of form!!’ teruggrijpt naar de vormeloosheid van een marshmallow, vraagt het lyrisch ik om overmeestering, waarna het lichaam vervolgens wordt ‘rauwgebeukt / en overmorst / dan voorzichtig ingepakt’. De gewelddadige verlangens tasten de grenzen af. Welke klap wordt met liefdevolle intenties uitgedeeld, en welke met meer duistere motieven? Het levert direct een interessant en niet zelden opwindend spanningsveld op.

Verder verwijzen zowel de titels van twee van de afdelingen (‘kamer’ en ‘zonder kamer’) als die van vele gedichten (‘het is nog steeds gewoon een kamer’) naar een huiselijke setting. De kamer en al haar meubilair fungeren als het zelf geconstrueerde universum van het voormalige stel. In de overzichtelijkheid van de kamers wordt routinematig geknield, gevingerd, toegewerkt naar een grimmige opwinding. Daarnaast lijkt de kamer op het eerste oog een veilige plek om de onbekende buitenwereld mee te ontdekken:

ik

ging op strooptocht in onbekend gebied

werd uitgestuurd naar terra incognita ik

tekende bestiaria vol

mijn alias was antropoloog

 

Gevangen tussen geweld en vormeloosheid

Tegelijkertijd roept de kamer een gevoel van claustrofobie op, alsof het lyrisch ik gevangen zat tussen het relationele geweld en haar eigen vormeloosheid:

 

ze denken dat ik gek ben maar                   kijk

dit is niet de kamer

dit is niet de plek

de kamer die een ondiepe beek bleek

hier gebeurde het niet

dit is niet waar ze haar hoofd verloor

 

Wanneer in de afdeling erna, ‘zonder kamer’, de buitenwereld bereikt wordt, komt de ik in aanraking met concrete, wereldse elementen. Ze bevindt zich op een straatfeest, in een galerijflat, een ‘kerstverlichte arbeiderswijk’. Tijdelijk lijkt ze een steviger, tastbaarder entiteit, en komen er andere mensen dan de ik en jij bij kijken: ‘mensen die op het land werkten en het ook koud hadden / mensen die op stranden toekeken hoe ik aanmeerde’. Niet alles kan meer zelf bedacht worden, er is nu een mate van kille realiteit in het spel waartoe de ik zich moet verhouden:

 

ik haalde een ladder uit mijn broekzak

en worstelde mezelf die ladder op

bovenaan zag ik de buitenwereld

in de vorm van honderden foto’s

 

De vormeloze substantie van de ik echoot nog het meest in de terugkerende elementen van groteske aftakeling en verwoesting. Rotting, afval, wonden… De ik bevindt zich in een wereld waar gevochten moet worden om simpelweg te mogen bestaan:

 

(…) ik tuimel

over de verdwenen buslijn

tuimel / over de verharde grenslijn

tuimel / het verdwenen sociaal contract

dat ik trouwens nooit heb ondertekend? tuimel

 

Daarin valt te lezen dat de bundel zich verhoudt tot een wereld vol postkoloniale patronen. In tegenstelling tot haar debuutbundel laat Atangana Bekono deze sporen in Marshmallow subtieler zien. Het is alsof de dichter hier stelt dat de complexiteiten van eeuwenlange discriminatie en ongelijkheid zich niet laten aanwijzen in een systematisch landschap, maar zich in een moeras verschuilen. Daarmee doet de bundel sterk denken aan het subgenre Southern Gothic binnen de horrorliteratuur. Aan de oppervlakte is er sprake van welvaart, schoonheid en gerechtigheid, maar zodra het donker wordt en je door het drasland begint te waden raak je verstrikt in de drek van het verleden.

Dat Atangana Bekono zich verhoudt tot deze wereld vol diepe sporen van ongelijkheid en onrecht betekent niet dat de ik zich dit geweld en de daarbij behorende vormeloosheid lijdzaam laat overkomen – ze neemt een plek in op het speelveld van de verwoesters en zet het naar haar hand:

 

ik opende mijn ogen en keek grenzeloos

ik opende mijn ogen keek de duivel aan

zag ik mezelf weerspiegeld in zijn ogen

zo zag hij zichzelf vast ook

 

Op die manier blijkt destructie een kracht te zijn die de ik wendbaar maakt en in staat stelt om zich te bevrijden uit knellende mallen van de dominante machten:

 

ik huil van godvrezende extase

ik huil tot ik gloei en omvorm

mijn kern uitzet als een pit

me om mijn goden heen vorm

de puurste transformatie

 

Zo vertelt Simone Atangana Bekono’s nieuwe bundel Marshmallow een beklemmend en bezwerend verhaal over hoe je mag bestaan buiten allerlei omkaderingen. ‘[N]iks kan mij behouden’, zegt de ik uiteindelijk, waarmee ze laat zien dat ze, net als een marshmallow, steeds weer ontglipt aan elke poging om te worden gedefinieerd, gevormd en onderworpen.

 

Totstandkoming

Deze bespreking van Marshmallow van Simone Atangana Bekono werd geschreven door Anne Marijn Voorhorst. Zij nam deel aan het traject Welbeschouwd van De Reactor en deBuren, een reeks workshops waarin (beginnende) recensenten elkaar hebben ontmoet op het ILFU-festival in Utrecht. Anne Marijn volgde samen met andere recensenten een tweedelige workshop poëzie recenseren van recensent en dichter Frank Keizer.

 

Geplaatst op 07/11/2024

Tags: 'Poëzie', 'politieke autobiografie', relatiebreuk, Simone Atangana Bekono

Categorie: Poëzie, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.