Recensies, Theater

Rob de Graaf en zijn uitvinding van een nieuw genre

Noem het voelen, noem het weten

Elf theaterteksten voor De Gemeenschap

Rob de Graaf

Rob de Graaf (1952) is zonder meer de meest productieve toneelauteur van ons taalgebied. Het aantal stukken dat hij schreef gaat de honderd ruimschoots voorbij. Met acteurs en mimespelers Dik Boutkan en Marien Jongewaard richtte hij eind jaren zeventig Nieuw West op, genoemd naar de wederopbouwwijk in Amsterdam-West. Voor dit collectief schreef hij zijn eerste stukken, daarna volgde een gestage uitbreiding van zijn oeuvre voor onder meer Dood Paard. Op dit moment is hij vast verbonden aan het gezelschap De Gemeenschap, onder artistieke leiding van zijn partner Roy Peters, regisseur en acteur.

Onder hoede van De Gemeenschap verschijnt nu een bundeling van maar liefst 11 toneelteksten, voorzien van een voorwoord door Carel Alphenaar. Noem het voelen, noem het weten is de noemer waaronder hij de stukken verzamelt. Het eerste heet Colombina en ging op 23 oktober 2013 in première in de Toneelschuur; de laatste tekst is Oh Happy Days en beleefde op 10 januari 2024 première in Theater Bellevue, Amsterdam.

Ruim 700 bladzijden toneeltekst, een ongekend aantal. Dat elke tekst werd geregisseerd door Peters is bij lezing van belang. Alphenaar formuleert het in zijn inleiding, ‘Voorwerk’ genoemd, als volgt: ‘Al deze stukken zijn opgevoerd door De Gemeenschap, de productie-eenheid van De Graaf en zijn levenspartner Roy Peters, die alle elf stukken van deze bundel heeft geregisseerd. Peters is van huis uit mimespeler en dat heeft ingrijpende gevolgen voor zijn regieconcepten. Zijn mise-en-scène wordt gestructureerd door zijn bewegingsuitgangspunten. Dat levert een stilering op die verder gaat dan je bij de meeste toneelvoorstellingen ziet. De tekstblokken-structuur blijkt een inspiratie voor de bewegingsmethodiek van Peters. Zo ontstaan er accentverschuivingen in de gemoedsaandoeningen in het spel van de acteurs.’

Alphenaar benoemt het treffend: de personages van De Graaf, en dat zijn er in deze bundeling vele tientallen, uiten zich bij voorkeur in lange, meanderende volzinnen, soms bladzijdelang. Dat is te zien aan de bladspiegel van de bundel: breeduit waaierende teksten en niet, zoals bij tal van andere theaterauteurs, korte dialogen. Om kort door de bocht te gaan: Rob de Graaf staat lijnrecht tegenover Harold Pinter. Je zou hem eerder een theaterdichter dan conflictauteur kunnen noemen. De actie is vaak minimaal, De Graaf is geen auteur van ‘action driven by plot’. Hij is een verteltoneelschrijver.

Bij veel theaterauteurs staat de suggestie hoog in aanzien. De acteurs moeten dan als het ware de verzwegen boodschap tussen de regels spelen, ze moeten de Hintergedanken vertolken, dat wat niet gezegd wordt tóch zeggen. Bij De Graaf ligt dat anders: de personages zijn alle briljant in hun verbale vermogen, zoeken naar woorden is hen vreemd, straattaal komt in hun vocabulaire niet voor, ze zijn welsprekend. Uit die zevenhonderd bladzijden toneelproza viel me een passage op die cruciaal is, een metafoor voor heel De Graafs oeuvre. Het citaat komt uit Euritme (2022):

Ik in de wereld
Ik en de wereld
Altijd is er afstand geweest tussen die twee
Nooit heb ik me deelgenoot gevoeld
ik ben altijd de waarnemer
gebleven
De observator.

Met deze ene zin is de kern van deze verzamelbundel gegeven, en met terugwerkende kracht ook van De Graafs eerdere werk. Alles in Noem het voelen, noem het weten draait om het spanningsveld tussen het ‘ik’ en de wereld, tussen het innerlijk en het uiterlijk en ook, in bredere zin, tussen identiteit en hoe de omgeving met jouw identiteit omgaat.

Een constante is dat de personages de naam dragen van de acteur of actrice die de rol vertolkt. Dat gebeurt vooral in de stukken die over het toneelspelen en over repeteren zelf gaan, zoals Colombina, het fenomenale De Shakespeare Club en Strindberg en dal. In het laatste stuk telt de lijst van personages telkens twee identiteiten: een toneelidentiteit of toneelnaam en de eigen naam van de vertolker. Dus Koningin Christina heet in het echt Christine van Stralen en Sosou, een bediende, is acteur René Geerlings. Dus de personages zijn onder meer ‘Christina/Christine’ en ‘Sosou/René’.

Zij repeteren aan een toneelstuk, hoewel niet helemaal duidelijk is welk stuk. Ook de andere stukken die toneel-in-toneel tot onderwerp hebben, kennen deze tweevoudige lijst van personages. In de scènes die zich afspelen in het repetitielokaal dragen de personages hun eigen naam, de andere scènes spelen zich af ‘In het paleis’, een van oudsher ‘echte toneellocatie’.

De Shakespeare Club is een cruciale tekst in deze elf stukken. Prinses Velvet (vertolkt door Tessa Jonge Poerink) bevindt zich in een identiteitscrisis. Haar moeder, de koningin, eist van haar dat ze zich volledig beschikbaar stelt voor het koninginneschap,  en dat betekent in haar situatie: dat ze zich aanpast aan de normen van royalty, en zich dus een mannelijke huwelijkspartner zoekt. Maar Velvet valt niet op mannen, maar op vrouwen. Het thema van gender is sowieso een belangwekkend gegeven in deze toneelteksten. De passages over de liefde van Velvet voor vrouwen behoren tot de mooiste, de meest persoonlijke en sprekendste, zoals bijvoorbeeld deze:

Een zachte, krachtige lotgenote, die mij en mijn trillende
gedachten begrijpt.
Die me helpt mijn levenslot te dragen
Een vrouw voor mij…
Ik kijk en ik mijmer
Een lekker lichaam, zie ik voor me
Een blanke romp, waarin meisjesonschuld woont
En dan…
Ons begeren, dat we in elkaar herkennen en waar we ons totaal niet
voor hoeven schamen…

Maar de koningin-moeder Christina duldt geen afwijking, alles moet volgens de regels. ‘Wat moet ik?’ vraagt Velvet zich wanhopig af. En de repliek van Christina op deze wanhoop is sterk en zet een groot drama in werking: ‘Een nuttige prinses is een goed getrouwde prinses – dat is een natuurwet.’

En Velvet daarop: ‘Ik wil niet te koop liggen, in een kraampje op de huwelijksmarkt / Ik wil niet, moeder – snapt u dat?’ Naast deze verhaallijn ontwikkelt De Graaf een tweede lijn, namelijk die van de toneelspelers die worstelen met hun rollen. En de acteurs zijn op een bepaalde manier trots op hun gezelschap, De Shakespeare Club dus. Kenmerkend hiervoor is dat zij zich in de club veilig voelen. Het toneelspel biedt hen beschutting. Deze toneelspelscènes hebben als plek – hoe kan het anders – het repetitielokaal; de overige scènes spelen zich voornamelijk af in en rond de paleistuin. Een van de personages zegt, terwijl hij het spel onderbreekt: ‘De Shakespeare Club is een roze theaterhobbygroep en zo is het / Wij brengen satire, vergeet dat niet / We spelen met een lach, maar de kern is boos en bitter.’

Het is ondoenlijk de enorme rijkdom aan taal, plotlijnen en personages van deze elf stukken recht te doen. De Graaf laat zich ook inspireren door actuele zaken, zoals de zorg en psychiatrie in het aangrijpende Franciscushof (2023) dat op locatie in première ging, namelijk Landgoed ‘Duin en Bosch’ in Castricum tijdens Festival Karavaan. Roy Peters verzorgde de regie en speelde zelf mee. Het stuk gaat over een vereenzaamde vrouw en haar zoon; zij is opgesloten in het zorgcentrum gevestigd op het landgoed, vroeger zou je zeggen ‘gesticht’. Haar zoon en de verpleegkundige vertolken de andere rollen. Zij spreken met elkaar in korte zinnen, met niet meer lengte dan een enkel woord. De moeder Lis verwacht haar zoon, Stef.

Het is een herkenbare, realistische tekst over een vrouw die haar leven lang in klinieken heeft doorgebracht. Haar zoon is min of meer opgegroeid zonder haar. Als hij eenmaal is gearriveerd, dan wil zij met hem mee naar huis, naar Heemskerk waar ze woonden: ‘Hé, Nick / Mijn zoon / Hij wil dat ik met hem meega / Heemskerk / Daar wonen wij.’ Ook voor deze voorstelling is het aandeel van Peters beslissend: die is gebaseerd op de ervaring van Roy Peters zelf: zijn moeder is ‘voor het grootste gedeelte van zijn leven opgenomen geweest in gesloten instellingen in Twente, met een ongediagnosticeerde geestelijke aandoening. Het contact met een zich terugtrekkende moeder werkte vervreemdend op zoon Roy – en die ervaringen vormen nu het uitgangspunt voor deze voorstelling.’

Een actueel stuk, waarmee De Graaf laat zien dat hij eigentijdse thema’s soepel en tegelijk met een tijdloze dimensie in zijn werk verweeft. Nóg actueler en zeer beklemmend is Menú del dia (2022) ofwel Menu van de dag. Marien Jongewaard (een van de grootste acteurs die we hebben, maar dit terzijde) speelde de monoloog van Jos B., de man die veroordeeld werd voor het misbruiken en daarna doden van het Limburgse jongetje Nicky Verstappen in 1998.

De Graafs tekst is beslist geen een-op-eenreconstructie van de vreselijke moordzaak, hij houdt evenmin een pleidooi voor of tegen Jos B., wél schenkt hij aan de lezer of toeschouwer een denderende catharsis: je leest of hoort de woorden van een moordenaar die zich richt tot ene Robbie – dat is in werkelijkheid Nicky – en het lijkt wel of we begrip voor de dader gaan koesteren. Maar als lezer wéét je ook dat dat niet mag en kan. Wie eerder van De Graaf Met Joran aan zee (2010) zag, over de verdwijningszaak van de Amerikaanse vrouw Natalee Holloway op Aruba, in 2005, bespeurt opnieuw hoe afkeer en iets als begrip uitzonderlijk dicht bij elkaar liggen. Het is dus een vergelijkbaar onderwerp, en opnieuw is daar auteur De Graaf die in het hoofd kruipt van de moordenaar.

In Menú del dia is Jos B. de man die niet zonder Robbie kan. Hij woont alleen in een driekamerflat, hij heeft geen werk en als hij iets onderneemt qua werk dan duurt dat nooit lang, dan wordt hij weer ontslagen. Hij zegt tot de elfjarige Robbie:

En jou neem ik mee
Wij samen, dat is net als in een boek of een film: twee mensen die
voor elkaar kiezen en die dan bij elkaar horen
En dan blijf jij precies zoals je nu bent, dat wil ik graag.

Met de verzamelbundel Noem het voelen, noem het weten plaatst Rob de Graaf zich in de hoogste regionen van de Nederlandse toneelschrijfkunst, stukken door Peters geregisseerd. Nu deze bundeling er is kunnen ook andere regisseurs en gezelschappen zich verbinden met zijn teksten. Maar ook zonder uitbeelding op het toneel blijft De Graafs toneelwerk hoog van kwaliteit. Je kunt de ruim 700 bladzijden lezen als één groot, meerstemmig prozawerk met fascinerende figuren die telkens terechtkomen in evenzeer boeiende vertelsituaties.

 

Deze recensie verscheen eerder op Theaterkrant.nl als onderdeel van Dossier DeClaus Theatertekstkritiek.

International Theatre & Film Books, Amsterdam, 2024
ISBN 9789064039706
712p.

Geplaatst op 04/05/2024

Tags: Gender, moord, noem het weten, Psychiatrie, Rob de Graaf

Categorie: Recensies, Theater

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.