Het middelbare schooldrama dat zich ontvouwt in Bret Easton Ellis’ nieuwste roman Scherven (The Shards, 2023), vertaald door Robbert-Jan Henkes, gaat vele malen verder dan de puberale akkefietjes die de gemiddelde lezer zich uit de jeugd zal herinneren. Hoewel het ogenschijnlijk nostalgisch aandoet, is dit boek zeker niet geschikt voor mensen die een zoetsappig coming-of-age-verhaal verwachten of die zich onder willen dompelen in de magische wereld van Hollywood in de jaren tachtig. Het cliché van de sentimentele verteller die terugblikt op diens onschuldige tienerjaren is ver te zoeken. In plaats daarvan is het boek doordrenkt met de heilige drie-eenheid waar Ellis al sinds zijn debuut om bekend staat: seks, drugs en seriemoordenaars.
Op het eerste gezicht lijkt het Los Angeles uit Scherven een zonnige en zorgeloze achtergrond waartegen het laatste schooljaar van de zeventienjarige hoofdpersoon Bret Ellis, gebaseerd op de auteur zelf, zich voltrekt. The Shining (1980) draait in het Village Theater, The Psychedellic Furs spelen in de Whisky a Go Go, en op de veel te dure privéschool die centraal staat, draagt iedereen die ook maar iets voorstelt een wayfarer-zonnebril. Al cruisend door de stad, zoeken Bret en zijn vrienden de grenzen op van de vrijheid die gepaard gaat met een rijbewijs en een flitsende auto, en die zij beschouwen als hun entree tot de grotemensenwereld. De sfeer doet denken aan Quentin Tarantino’s onlangs gepubliceerde memoires Cinema Speculation (2022), waarin de regisseur zijn jeugd in diezelfde stad beschrijft als een tijd van absolute onafhankelijkheid en afwezige ouders. En net als in een Tarantino-film, mag ook in de boeken van Ellis geweld niet ontbreken.
Telkens weer onderbreekt de grimmige werkelijkheid Brets verhaallijn en lijkt het leed zijn bevoorrechte jeugd te vervormen. Een football-wedstrijd ingeleid door een gedenkceremonie voor de Iraanse gijzelcrisis, een mislukte aanslag op president Reagan, en een geslaagde aanslag op John Lennon. In de harde wereld van Ellis is veel geweld en zijn oprechte emoties schaars. Zijn karakters lijken nihilistische wezens, met oppervlakkige relaties en weinig oog voor de wereld om hen heen. Zo gaat Bret naar bed met de vader van zijn vriendin en bevredigt zijn vriend Jeff een oudere man in ruil voor cocaïne. Zelfs de ongedwongen relaties, zoals Brets geheime verhouding met de sportieve Ryan, blijken uiteindelijk eenzijdig. De scholieren zijn verdoofd door hun buitensporige omgeving, en tussen al deze narigheid vallen de afschuwelijke daden van een seriemoordenaar genaamd de Treiler dan ook bijna niet op. Alleen Bret lijkt zich er mee bezig te houden, en als snel verbindt hij de reeks moorden met zijn mysterieuze nieuwe klasgenoot Robert Mallory.
Hoewel Ellis waarschijnlijk nooit een seriemoordenaar in zijn klas heeft gehad, is dit boek, net als zijn gehele oeuvre, semi-autobiografisch. Kijk je verder dan het absurdisme en de gruwelen, dan wordt het duidelijk dat zijn werken een reflectie zijn van hemzelf. Zo is er een lijn te trekken vanaf Less than Zero (1985), zijn debuutroman over tieners in Los Angeles, tot Scherven, dat fungeert als een soort retrospectieve uiteenzetting van zijn eerste boek. Daarnaast duiken bekende karakters regelmatig elders op en heeft de hoofdpersoon bijna altijd dezelfde leeftijd als de auteur. Ellis werkte bijvoorbeeld aan The Rules of Attraction (1987) tijdens zijn studententijd op Bennington College, dat ook in het boek zelf figureert, en was even oud als de beruchte Patrick Bateman tijdens het schrijven van American Psycho (1991).
Scherven is echter een uitzondering op deze regel. Ditmaal is het de verteller die zijn leeftijd deelt met de destijds zevenenvijftigjarige Ellis. Het is een verhaal dat de auteur al lang wilde schrijven, maar waar hij eerder nooit het lef voor had, bekende hij tijdens een lezing bij Border Kitchen eerder dit jaar. Waarom dan geen autobiografie of memoires? Ondanks het cliché ‘schrijf wat je kent’, lijkt het taboe om openlijk geïnspireerd te zijn door je eigen leven. Ellis kiest ervoor om dit taboe te omarmen, en zijn kenmerkende mix van fictie en non-fictie levert een spannend en bedrieglijk verhaal op. Het contrast tussen de feilbare herinneringen van de oudere verteller en de naïeve blik van tiener Bret zorgen daarbij voor nog een extra dosis onbetrouwbaarheid. Bret is namelijk schrijver in spe en neemt zijn creatieve vrijheid serieus:
[I]k was een verhalenverteller en ik vond het leuk om een voor de rest banaal incident met misschien één of twee feiten die het sowieso het vertellen waard maakten (maar niet heus) te versieren en er wat details aan toe te voegen waarvan het verhaal echt leuk werd.
De oudere verteller lijkt vergelijkbare vrijheden te nemen:
Vanuit mijn huidige gezichtspunt, veertig jaar later en precies wetend wat er dat najaar voorviel, zou ik achteraf een veel onheilspellender beeld kunnen schetsen.
De combinatie leidt tot een krankzinnige dynamiek, waarbij niks zeker is en je je constant moet afvragen of wat Ellis beschrijft ook echt is gebeurd en welke karakters je kan vertrouwen. Heeft de Treiler het op Bret gemunt, is Bret zelf de seriemoordenaar of is deze slechts een hersenspinsel van de hoofdpersoon? Niemand is te vertrouwen, dus is het aan de, inmiddels paranoïde, lezer om de waarheid te achterhalen.
Naast wantrouwen en spanning zorgt de verteller voor een nostalgische lens, die op het moment erg in trek is. Aan de hand van een aantal typerende locaties, liedjes en films schetst Ellis de tachtigerjaren zo treffend dat ik, geboren na het millennium, het mij bijna kan herinneren. Het is een tijdvak dat Bret beschrijft als ‘geïnspireerd door newwave en punk, emotieloosheid en misnoegen, een algehele afwijzing van de jarenzeventigkitsch’. En hoewel het boek overloopt van deze emotieloosheid (een soort teen angst die eigenlijk van alle tijden is), is het ook verrassend melancholisch. Alleen niet op de traditionele wijze. De oudere verteller lijkt immers zelden bewogen wanneer hij terugdenkt aan zijn laatste jaren op de middelbare school, en ook de jongere Bret hecht weinig waarde aan vriendschappen of de relatie met zijn ouders, die hij dan ook bijna nooit spreekt. In plaats daarvan zijn het de beelden en geluiden van de jaren tachtig waarin die melancholiek naar boven komt. Het boek werkt als een soort roadtrip, waarbij de lezer uit het raam kijkt, een mixtape speelt in de achtergrond en het oude Los Angeles zoeft voorbij, maar uitstappen kan niet meer.
Deze verheerlijking van het verleden, vaak afkomstig uit een verlangen naar zogenaamd simpelere tijden, is niet alleen voor boomers weggelegd; ook bij zoomers valt de pseudonostalgie van populaire series zoals Stranger Things of WandaVision in de smaak. Nostalgie zou een ontsnapping moeten bieden aan de barre werkelijkheid, maar in Scherven contrasteren die zoete herinneringen juist met de griezelige realiteit. Als het aan de verteller ligt, was vroeger alles beter. Negeer de seriemoordenaars, de aanrandingen, de zelfmoordpogingen. Focus op de jeugdige lichamen, de aantrekkelijke seks, en het grenzeloze genot. Ellis’ nostalgie is misschien naïef, maar op een menselijke manier.
Ellis is een echte grootmeester als het gaat om het creëren van sfeer. Ondanks de duistere verhaallijn is de wereld die hij schept in Scherven kleurrijk en innemend. Net als Bret uitlegt, wanneer hij gevraagd wordt naar Less Than Zero, het debuut dat hij met Ellis deelt: ‘[I]k wilde een stemming overbrengen, meer niet, de lezer onderdompelen in een bepaalde sfeer die was opgebouwd uit zorgvuldig gekozen elementen.’ Hoewel deze methode goed werkt voor een korter boek zoals Less Than Zero of het vervolg Imperial Bedrooms (2010), is het wellicht minder geschikt voor een volumineus boek als Scherven. Plot blijkt onmisbaar als je de lezer door een dikke pil van bijna zeshonderd bladzijdes wilt loodsen. Hiermee wil ik niet zeggen dat het plot ontbreekt, alleen dat het zodanig is opgerekt dat het soms bijna lijkt te verdwijnen. Oppervlakkige conversaties en esthetische observaties vullen de zeeën aan ruimte tussen belangrijkere momenten. Iets wat in het begin vermakelijk is, maar na honderd pagina’s eerder gaat vervelen. Het zorgt voor een trage maar omvangrijke leeservaring en een bijna filmische sfeer:
[I]k verzon er tegen de achtergrond van die misselijkmakende misdaden aanvankelijk een verhaal bij dat op een film leek, met name als ik Fleetwood Macs ‘I’m So Afraid’ draaide in het lege huis aan Mulholland, high van valium, en over de veranda ijsbeerde en me voorstelde dat iemand me in de gaten hield.
Zo nu en dan lijkt het wel een script, compleet met jump scares en een soundtrack, waarbij de langdradige beschrijvingen wellicht beter gezien dan gelezen kunnen worden. Misschien dacht Ellis al aan een mogelijke vertaling naar het witte doek, of werd hij beïnvloed door zijn parallelle leven als scenarioschrijver.
De sobere schrijfstijl doet eveneens denken aan een script. De emotieloosheid van de tachtiger jaren sijpelt door in de beknopte zinnen, zonder poëtische poespas of lange beschrijvingen, precies zoals Ellis dit al jaren doet. Hoewel deze minimalistische stijl in zijn andere werken een zekere mate van teen angst over weet te brengen, slaat het in de Nederlandse vertaling van Robert-Jan Henkes juist de plank mis. Achterhaalde woordkeuzes en ongemakkelijk zinsconstructies die nooit ofte nimmer door een tiener gebruikt zouden worden, ondermijnen de vlotheid en de jeugdige zorgeloosheid van de hoofdpersonen. Een wereld van losgeslagen jongeren is een interessant uitgangspunt voor een plot, maar als die jongeren overduidelijk door oude mannen geschreven zijn, valt dit toch een beetje tegen.
Een echte ontknoping of een uitleg van alle bizarre gebeurtenissen komt er niet. Ook de lijn tussen feit en fictie wordt nooit duidelijk. Wel is er ruimte voor eigen interpretaties en veel stof om over na te denken. Is de seriemoordenaar een metafoor? Dat was mijn grootste vraag tijdens het lezen van Scherven. Hoewel een simpel antwoord niet bestaat, zie ik de bijna bovenaardse elementen het liefst als een uitdrukking van Brets worstelingen met zijn identiteit. Een verborgen identiteit, want net als Ellis destijds zit Bret vast in de kast en in de heteroseksuele rol die hij speelt uit angst voor de reacties van zijn omgeving: ‘[I]k was een toneelspeler en niets van dit alles was echt.’ Terwijl zijn klasgenoten zich ontwikkelen tot volwassen met een eigen identiteit, creëert Bret een realistisch alter ego en drijft hij steeds verder van zichzelf af. De Treiler belichaamt zowel de spanning tussen zijn echte identiteit en de artificiële rol die hij zich toe-eigent, als de toenemende leegte die hij ervaart. Uiteindelijk is het aan de lezer om de scherven aan elkaar te lijmen. Of misschien is dat juist niet nodig, en staan de scherven gelijk aan Bret, gebarsten onder de druk van het jezelf willen zijn en toch een rol moeten spelen.
Een recensie door Nina Alberti over Scherven van Bret Easton Ellis (vert. Robbert-Jan Henkes).
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.