Geschiedenis, Recensies

Schitterende juwelen uit de vrouwengeschiedenis

Femina

Een nieuwe geschiedenis van de Middeleeuwen, via de vrouwen die daaruit geschrapt zijn

Janina Ramirez (vert. Mario Molegraaf)

De laatste jaren is er meer en meer aandacht gekomen voor de rol die – veelal vergeten – vrouwen speelden in de samenleving en de culturele productie van het verleden. Onderzoekers van over de hele wereld zijn vanuit hun verschillende disciplines, vaak in boeiende samenwerkingsprojecten, bezig om het beeld van de door witte mannen gedomineerde westerse geschiedenis bij te stellen en te nuanceren. Hun onderzoek laat zien dat vrouwen – en ik beperk me hier tot de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd – veel meer dan lang werd aangenomen toegang hadden tot het maatschappelijke, religieuze en culturele leven: vrouwen waren actief als auteurs en boekproducenten (zowel in handschrift als in druk), als schilders en componisten, als mystici, wetenschappers, ondernemers en ambachtslieden.

Gaandeweg sijpelen de inzichten die onderzoekers vergaard hebben (en blijven bijeengaren) door naar het ruimere publiek. Alleen al in Nederland en België zijn er de laatste jaren verschillende projecten geweest die de verdiensten van vrouwen op de voorgrond plaatsten. Ik noem graag enkele voorbeelden. In 2016 werd het boek 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (Vantilt, 2015) van historicus Els Kloek door lezers van Historisch Nieuwsblad verkozen tot ‘beste geschiedenisboek aller tijden’. Het boek, dat een opvolger kende in 1001 vrouwen in de 20ste eeuw (Vantilt, 2018), bevat een selectie van de biografieën die te vinden zijn op het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, dat nog altijd aangevuld wordt. Jelle Haemers, Andrea Bardyn en Chanelle Delameilleure lieten met de hulp van diverse andere Vlaamse historici in Wijvenwereld. Vrouwen in de middeleeuwse stad (Vrijdag, 2019) zien hoezeer ons beeld van de middeleeuwen kan veranderen als we vanuit een andere lens naar de geschiedenis kijken. Studenten van de Universiteit van Amsterdam brachten onder leiding van hun docent Judith Noorman in Gouden vrouwen van de zeventiende eeuw. Van kunstenaars tot verzamelaars (WBooks, 2020) biografieën samen van vierendertig vrouwen die op verschillende manieren een vooraanstaande rol speelden in de kunstwereld. Ook in de podiumkunsten werden premoderne vrouwen op de voorgrond geplaatst. Componist Wim Hendrickx liet zich voor zijn multimediale opera Revelations (2017), in 2021 uitgebracht op cd, inspireren door de dertiende-eeuwse mysticus Hadewijch. Vanaf 2020 bracht Theater Kwast de blij- en treurspelen van de in hun tijd zeer gewaardeerde maar intussen vergeten toneelschrijvers Catharina Questiers (1631–1669), Lucretia van Merken (1721-1789) en Juliana de Lannoy (1738-1782) opnieuw op het toneel als onderdeel van het project Vondel was een vrouw.

In deze broodnodige emancipatiebeweging kunnen we ook Femina. Een nieuwe geschiedenis van de Middeleeuwen, via de vrouwen die daaruit zijn geschrapt van de Britse cultuurhistoricus en tv-persoonlijkheid Janina Ramirez (1980) situeren. In negen hoofdstukken, die worden voorafgegaan door een inleiding, bespreekt Ramirez een aantal vrouwen die vanuit diverse posities en op verschillende manieren een stempel hebben gedrukt op de middeleeuwse maatschappij, tussen de zevende en de vijftiende eeuw. Door zich op hen te richten, wil ze ‘nieuwe narratieven’ bieden.

 

Een andere versie van de middeleeuwen?

Ramirez opent haar boek met het verhaal van de jonge activist Emily Wilding Davison (1872-1913) die zich op 4 juni 1913 voor het paard van koning George V wierp, om zo op te komen voor vrouwenstemrecht. De suffragette, die haar actie met de dood bekocht, publiceerde regelmatig over de middeleeuwen en vond haar inspiratie voor haar activisme vooral in de figuur van Jeanne d’Arc (ca. 1412-1431), die zich tegen de middeleeuwse normen verzette en net als de suffragettes zelf sterk religieus geïnspireerd was. Een tweede vrouw die in de inleiding naar voren wordt geschoven, is Grace Warrack (1855-1932). Zij publiceerde ‘de eerste bekende tekst van een vrouw in het Engels’ – de Revelations of Divine Love van de tegenwoordig vrij bekende Engelse mysticus en kluizenaar Julian of Norwich (1343-na 1416) – en voorzag die van een moderne vertaling.

In de rest van haar sterk op de Engelse context gerichte inleiding zoekt Ramirez naar verklaringen voor het in de vergetelheid raken of onzichtbaar blijven van vrouwen. Een deel daarvan, stelt ze terecht, ligt in de middeleeuwen zelf, omdat vrouwen in die periode ‘minder mogelijkheden hadden om te leren lezen en schrijven, en hun stempel te drukken’. Bovendien, nog los van het feit dat protestanten katholieke boeken vernietigden en vice versa, werden boeken van vrouwen het minder waard geacht om bewaard te worden. Daarnaast speelden de opkomst van het protestantisme en in de negentiende eeuw vooral de ‘Great Man Theory’, die wordt toegeschreven aan de Schotse historicus en filosoof Thomas Carlyle (1795-1881), een grote rol in de degradatie en uitsluiting van vrouwen. ‘Eeuwenlang’, stelt Ramirez, ‘interesseerden de levens van middeleeuwse vrouwen latere generaties mannelijke lezers en schrijvers eenvoudig niet’.

En dat brengt de auteur bij de doelstelling van haar eigen boek: ‘Door opnieuw licht te werpen op middeleeuwse vrouwen en vele lenzen – van osteoarcheologie tot kunsthistorische analyse – op het bewijsmateriaal te richten, wil ik een andere versie van de Middeleeuwen presenteren’. En hoewel ze toegeeft dat ze daarbij ‘het bewijsmateriaal interpreteer[t] met [haar] eigen belangen op de voorgrond’, is Ramirez minder expliciet over het feit dat haar verhaal niet zozeer op haar eigen wetenschappelijk onderzoek leunt als wel op het werk van andere wetenschappers, en dan vooral die uit het Angelsaksische taalgebied. In principe is daar in een cultuurgeschiedenis die zich richt op een ruim geïnteresseerd publiek weinig mis mee, temeer omdat ze over het algemeen vrij keurig verwijst naar haar bronnen. De flaptekst stelt echter: ‘Janina Ramirez ontdekte vele archeologische sporen en historische bronnen die getuigen van machtige vrouwen’ (cursivering van mij). Gezien het feit dat ze toch vooral informatie die onder wetenschappers al langer bekend is bijeenbrengt, is die claim toch op zijn minst onzorgvuldig.

Het uitgangspunt van elk hoofdstuk is een gebeurtenis uit het recente verleden die op een of andere manier met een middeleeuws kunstvoorwerp te maken heeft – bijvoorbeeld het Tapijt van Bayeux of het aalmoestasje van de Poolse Jadwiga die (samen met haar zus Maria) als enige vrouw in middeleeuws Europa de titel ‘Rex’ (in plaats van ‘Regina’) mocht dragen. Deze goed gevonden insteek maakt de vernieuwende wetenschappelijke ontwikkelingen in de mediëvistiek zichtbaar en werpt tevens licht op de veelzijdige materiële cultuur van de middeleeuwen. Deze verrijkende aanpak spreekt tot de verbeelding en maakt het verleden tastbaar. Interessant is ook de vaststelling dat met enige regelmaat vrouwen bij het herontdekken, het openbaren of het veiligstellen van het middeleeuwse materiaal betrokken waren. In het bovenstaande geval van de Revelations of Divine Love van Julian of Norwich was die rol weggelegd voor Grace Warrack. De zogenaamde Riesencodex met het verzameld werk van de invloedrijke Duitse mysticus en visionair Hildegard von Bingen (1098-1179) werd met de hulp van de Amerikaanse Caroline Walsh door Margarete Kühn (1894-1986) gered uit handen van de Sovjets (na de Tweede Wereldoorlog confisqueerden zij vele belangrijke voorwerpen uit de Russisch-Duitse gebieden). Zo werd hij  herenigd met de benedictijner nonnen van het door Hildegard gestichte klooster in Eibingen die de oorspronkelijke eigenaren van de codex waren.

 

Puzzelstukken

De keuze voor Hildegard, die in 2012 heilig verklaard werd door paus Benedictus XVI en dus zeker niet beschouwd kan worden als een vrouw die uit de geschiedenis ‘geschrapt’ is, lag voor de hand. Haar bijdrage aan de middeleeuwse religieuze en intellectuele cultuur is moeilijk te onderschatten. Vanuit het klooster Disibodenberg stichtte Hildegard twee nieuwe kloosters (Rupertsberg en Eibingen). Ook wordt er een meer dan indrukwekkend oeuvre van onder meer visioenen, theologische traktaten, brieven, preken, medische geschriften  en muzikale composities aan haar toegeschreven. Het in het Latijn geschreven werk is tot stand gekomen in samenwerking met onder meer haar secretaris Volmar (†1173) en haar vertrouweling Richardis von Stade (1124(?)-1152), aan wie Hildegard haar teksten gedicteerd zou hebben. Ramirez gaat in haar boek voorbij aan het feit dat recent stylometrisch onderzoek heeft vastgesteld dat Hildegard niet zonder meer als ‘auteur’ in de moderne zin des woords van alle aan haar toegeschreven teksten aangemerkt kan worden. Vooral haar laatste secretaris Guibert van Gembloux (ca. 1124-1214) zou veel vrijheid hebben gehad om haar teksten naar zijn hand te zetten. Het collaboratieve en collectieve aspect van middeleeuwse (tekst)cultuur mag zelfs in het werk van grote auteurs als Hildegard niet uit het oog verloren worden. Wel laat Ramirez overtuigend zien hoe vrouwen zoals Hildegard – die net als andere machtige vrouwen in het boek zelf afkomstig was uit de hoogste kringen van de maatschappij – gesteund werden door belangrijke mannen uit hun tijd (voor Hildegard waren dat onder meer Bernardus van Clairvaux en paus Eugenius iii) en zo hun stem konden laten gelden.

Net als voor Hildegard geldt voor koopmans- en burgemeestersdochter Margery Kempe (ca. 1373-1440) dat ze via haar Book – dat beschouwd wordt als de eerste autobiografie in de Engelse taal hoewel ze het dicteerde aan twee klerken – uitdrukking heeft gegeven aan haar (opnieuw mystieke) gedachtegoed. Hun bijdragen (en die van Julian of Norwich en Herrad von Landsberg) aan de middeleeuwse (literaire) cultuur zijn tot op de dag van vandaag bewaard gebleven. Dat geldt niet voor de vrouwen die centraal staan in de andere hoofdstukken van het boek, zoals de zevende-eeuwse vrouw van wie de weelderige sieraden werden gevonden in het graf bij Loftus en de vikingvrouw die in de tiende eeuw in Birka nabij Stockholm werd begraven samen met een bijl, pijlkoker, speren en een zwaard. Aan de hand van de rijke schatten die ze bij zich dragen kunnen we enkel indirect afleiden dat ze een invloedrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis. Van andere (machtige) vrouwen weten we dan weer meer omdat hun beeltenissen zijn afgedrukt op munten (wat hun status als machthebbers aanduidt) of omdat mannelijke tijdgenoten zoals de eerbiedwaardige historicus Beda (†735) hun geschiedenissen hebben opgetekend. Het samenleggen van al deze puzzelstukken vanuit verschillende disciplines levert een interessant, veelkleurig beeld op van de rollen die vrouwen gespeeld hebben in de middeleeuwse cultuur.

 

Pleidooi voor een inclusieve cultuurgeschiedenis

Janina Ramirez stelt terecht dat het bestuderen van vrouwen in de geschiedenis – via de meer en minder nieuwe benaderingen die ze naar voren schuift in haar boek – van cruciaal belang is om tot een juister, genuanceerder en meer inclusief beeld van de westerse geschiedenis te komen. Ze heeft volkomen gelijk dat ons beeld van het verleden kleurrijker en boeiender wordt als we vrouwen de geschiedenis in schrijven. In die zin levert haar boek een waardevolle bijdrage aan de cultuurgeschiedenis, zelfs al zijn de verhalen die ze presenteert grotendeels al langer bekend in het wetenschappelijke circuit. Dat Ramirez zelf met de voorbeelden die ze aanhaalt nu al die ‘andere versie van de middeleeuwen’ presenteert die ze voor ogen heeft, durf ik echter te betwijfelen. In mijn ogen was meer bescheidenheid – niet in de laatste plaats in de ondertitel van het boek – op zijn plaats geweest. De claims van dit boek zijn veel groter dan het uiteindelijk waar kan maken. Door te focussen op een twintigtal vrouwen (van wie negen de hoofdrol spelen) in een periode van 800 jaar is het natuurlijk niet mogelijk om ‘een nieuwe geschiedenis van de Middeleeuwen’ te schrijven. Evenmin is het mogelijk om die nieuwe geschiedenis te schrijven ‘via de vrouwen die eruit geschrapt zijn’ als het perspectief van die vrouwen niet in documenten of (kunst)voorwerpen bewaard is gebleven.

Om echt tot een nieuwe, genuanceerde geschiedenis te komen waarin vrouwen de aandacht en de eer krijgen die ze op basis van hun bijdragen aan de middeleeuwse maatschappij verdienen, is er nog veel werk aan de winkel. Alleen al in het geografische gebied dat Ramirez in haar boek bestrijkt (Engeland, Scandinavië, Duitsland en Polen) zijn er vele honderden vrouwen wier verhaal nog wacht om ontdekt te worden (nog los van de vele verhalen die al ontdekt zijn, maar nog niet bekend bij een ruimer publiek). Maar als dit boek een nieuwe groep lezers nieuwsgierig maakt naar de rol die vrouwen in de geschiedenis gespeeld hebben en wetenschappers ertoe aanzet die verruimende, vernieuwende stappen in het onderzoek daadwerkelijk te blijven zetten, is Ramirez’ opzet ruimschoots geslaagd.

 

Prometheus, Amsterdam, 2022
Vertaald door: Mario Molegraaf
ISBN 978–90–446–5014–3
429p.

Geplaatst op 17/11/2022

Tags: Emily Wilding Davison, Femina, Grace Warrack, Hildegard von Bingen, Jadwiga, Janina Ramirez, Margery Kempe, Middeleeuwen, vrouwen

Categorie: Geschiedenis, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.