Stel je een wereld voor waarin het gebruik van slaapdruppels zo normaal en onschuldig is dat niet alleen iedereen ze in huis heeft, maar ze zelfs aan de kat worden gegeven. In de debuutroman Nachtbloeiers van Ananda Serné (1988) is slapen een prestatie leveren of een luxe die je je misschien kunt permitteren (welvarende stellen slapen apart voor een optimale nachtrust). De maatschappij is dusdanig op drift geraakt dat slapeloosheid een globaal probleem is geworden: mensen slapen steeds minder, waarbij de teller in dit verhaal op gemiddeld zes uur is blijven hangen. Dit heeft ernstige gevolgen: mensen lopen totaal verward op straat, zijn niet in staat zich hun naam te herinneren en er gebeuren vaker ongelukken.
Over de oorzaken wordt gespeculeerd. Het slaapprobleem kan te wijten zijn aan overmatig schermgebruik en stress, maar er wordt ook gedacht aan stuifmeel van droompapavers en een verspreiding van een ziektekiem door vleesvliegen. Het doet denken aan een pandemie: ‘Het aantal slapelozen werd steeds groter. Duizenden, miljoenen, miljarden. Uiteindelijk vrijwel iedereen. (Precieze data opzoeken.)’
Aan het woord is de jonge Nederlandse vrouw Eliza. Ze verhuisde voor de liefde naar Noorwegen, maar als deze relatie strandt, moet ze zich niet alleen verhouden tot deze breuk en haar toekomst in een vreemd land, maar moet ze ook een manier vinden om onder leiding van haar ex-vriend haar baan uit te voeren. Ze werkt in de bibliotheek van het Noorse Instituut voor Slapeloosheid, een instelling die informatie verzamelt, onderzoek doet, maar ook kunstexposities en lezingen rondom het thema organiseert. Daarnaast probeert ze haar idee voor een promotieonderzoek op papier te zetten, waarbij ze zich wil verdiepen in de relatie tussen slapeloosheid en partnerkeuze.
Eliza is zoekende, niet alleen naar een goede invulling van haar leven, maar ook naar een stabiel slaapritme. Op advies van haar therapeut gaat ze nauwkeurig bijhouden wanneer en hoelang ze slaapt. Slapen vormt op deze manier een praktisch maar ook een raadselachtig motief in deze roman; het is meetbaar en noodzakelijk, maar laat zich tegelijkertijd niet afdwingen. Wanneer het niet lukt om in slaap te vallen, kan je je afvragen hoe dat komt en wat er dan met je gebeurt. Het vormt een fascinerend gebied: wat kan er in de nacht bloeien? Deze vraag geeft een zekere verlichting aan de machteloosheid die Eliza’s slapeloosheid met zich meebrengt. Met een vastberaden toewijding besluit zij nachtbloeiers te planten op een stukje grond nabij het instituut. Wanneer haar ex-partner besluit het bloembed om te laten spitten omdat er een terras moet komen, breekt er iets in Eliza. Ze neemt ontslag en vertrekt naar haar broer in Taiwan.
Als Eliza met behulp van haar broer opnieuw probeert te wortelen in een vreemd land, wordt het haar steeds duidelijker waarom het maar niet wil vlotten in haar leven. Haar bijzondere jeugd, waarin ze grotendeels op een vrachtschip opgroeide en nergens kon verankeren, is bepalend. Bovendien blijkt haar vader op het schip te zijn omgekomen. Door de impact van deze gebeurtenis uit haar verleden en haar huidige slapeloosheid, leeft ze in een schemergebied waarin van alles sluimert. Eliza drijft nog altijd rond, ze zoekt een thuis en constateert uiteindelijk: ‘We moeten ons eigen anker zijn.’ Ook vergelijkt ze zichzelf en haar broer op een zeker moment met mos, omdat die geen wortels nodig hebben om zich aan de grond te hechten. De vraag wie of wat bepaalt waar je thuis bent en in hoeverre de standplaats van je jeugd en het leven van een geliefde daar druk op uitoefenen, speelt een belangrijke rol in de roman.
In Nachtbloeiers bekruipt je vaker het gevoel in een dystopie te zijn beland, zeker nadat Eliza is teruggekeerd naar Noorwegen. Daar wordt inmiddels aan een systeem gewerkt waarbij speciaal opgeleide slaapwachters vermoeide mensen van straat halen om deze naar zogenaamde sluimerklinieken te sturen, waar ze opnieuw moeten leren slapen. Ondanks een onheilspellend 1984-gevoel raakt Eliza hier ook door gefascineerd en besluit ze de opleiding tot slaapwachter te volgen. De sluimerkliniek blijkt een hypermoderne boot te zijn, waarop zij zich opmerkelijk geborgen voelt. Het blijkt de plek waar Eliza terug kan naar het scheepskind dat ze was en eindelijk kan toekomen aan het verwerken van het trauma van haar vaders dood.
Op subtiele wijze laat Serné de lezer overdenken of we ons in het verhaal inderdaad in een toekomstscenario bevinden, of in een alternatief heden. Buiten het prangende probleem van de slapeloosheid en de ingrijpende maatregelen die worden getroffen, is de maatschappij herkenbaar gebleven. Het scepticisme dat dit scenario zo nu en dan oproept, kamt Serné glad door waarheidsgetrouwe documenten zoals zwart-witfoto’s, aantekeningen en verhandelingen (zoals ‘Handleiding voor het slapengaan’) in te voegen die de geloofwaardigheid van het verhaal vergroten.
Nachtbloeiers kenmerkt zich door een registrerende stijl met korte hoofdstukjes en bondige zinnen waarin nauwelijks beeldspraak voorkomt. Er blijft een zakelijke afstand tussen Eliza en de lezer, maar dit past bij haar als verteller. Regelmatig komen er feitelijke of beschouwende stukjes langs, zoals over de bloemenklok, Emily Dickinson, mogelijke oorzaken van slapeloosheid en ‘Onvoltooide ode aan de modder’ (‘Ik vind modderfiguur best een sympathiek woord’).
Prettig zijn de filosofische overdenkingen, over wat bepalend is voor waar je thuis bent en hoe een geliefde of familie daarop invloed uitoefenen, bijvoorbeeld, of hoe slaap en slapeloosheid door kunnen werken op je gemoed. Die reflecties blijven luchtig, hoewel ze uit een diepe put (slapeloosheid, trauma, liefdesverdriet) getrokken zijn. Helemaal fijn is de gedoseerde humor die Serné de lezer op zeldzame momenten toewerpt, zoals wanneer Eliza in Taiwan tijdens een afspraakje met ‘de bioloog’ bij hem thuis belandt en hij het initiatief neemt: ‘En dan is de bioloog daadkrachtiger dan ik van een bioloog verwacht.’
Het is knap hoe in dit verhaal trauma als een fijnzinnige kracht wordt ingezet, die zo nu en dan voelbaar is maar niet nadrukkelijk uitgesproken wordt – waardoor het nergens pathetisch aandoet. In slaap vallen is een vorm van overgave, net als het verwerken van iets waar je liever niet aan denkt. Dat werkt ook door in de roman, die ondanks zijn registrerende stijl iets ongrijpbaars heeft, een welkome zweem van mysterie.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.