Als het overspel van Effi Briest, in de gelijknamige roman van Theodor Fontane uit 1895, aan het licht komt, ziet haar man eenvoudig, resoluut maar kalm onder ogen dat zijn ‘levensgeluk’ voorbij is. Hij zou zijn vrouw kunnen vergeven, maar dat laat de maatschappij op dat moment in de geschiedenis niet toe. Ook van hertrouwen is er geen sprake. ‘Er moeten er zoveel leven zonder dit “ware geluk”, en ik zou het ook moeten en – ook kunnen. Men hoeft niet gelukkig te zijn, men heeft daar helemaal geen aanspraak op.’ In 1956 schreef Samuel Beckett in een brief dat hij Effi Briest voor de vierde keer herlezen had ‘met dezelfde oude tranen, op dezelfde oude plaatsen’. Beckett publiceerde in 1945 Premier amour, zijn eigen echtscheidingsdrama. De fatalistische tragiek van Fontane is verdwenen: het einde van een relatie hoeft niet het einde te zijn van een relationeel leven. Vervanging kan zich aandienen. Makkelijk is het echter niet, wat blijkt uit de laatste zinnen: ‘Misschien zou ik andere liefdes moeten hebben. Maar de liefde, die komt niet op bestelling.’
Hoe zit dat vandaag? Wij kunnen daten – volgens Van Dale: ‘afspraakjes maken met een mogelijke partner’; in de traditie van Fontane en Beckett: levensgeluk najagen door nieuwe liefde te bestellen, alsof je een ober wenkt. Het is veel eer om de nieuwe verhalenbundel Bark van de Amerikaanse schrijfster Lorrie Moore in dit rijtje van boeken te plaatsen, en dus om te kijken hoe haar personages naar verbintenissen zoeken. Toch is het minstens mogelijk. In deze acht verhalen, eerder gepubliceerd tussen 2003 en 2013 in bijvoorbeeld The New Yorker en The Paris Review, bevinden mannen en vrouwen zich in een ontbindende relatie, of zijn ze op zoek naar iets nieuws. Zoals in het eerste verhaal, ‘Debarking’:
Ira had been divorced six months and still couldn’t get his wedding ring off. His finger had swelled doughtily around it – a combination of frustrated desire, unmitigated remorse, and misdirected ambition, he said to friends.
Onbeantwoord verlangen, onbemiddelde wroeging en ongerichte ambitie – ingrediënten van een zurig rijzend deeg – zijn op elke bladzijde aanwezig. Ira wordt door een vriend aan kinderarts Zora gekoppeld. Na een tweede onhandig afspraakje denkt hij niet dat ze elkaar nog zullen terugzien: ‘But when he dropped her off at her house, walking her to her door, Zora suddenly grabbed his face with both hands, and her mouth became its own wet creature exploring his.’ Dit is geen kus – het is betekenisloos contact tussen twee dezelfde delen van een ander lichaam. Desondanks ontwikkelt er zich iets, aangedreven (althans voor Ira) door weinig intense opstootjes van lichamelijke charme: ‘she smelled good and but for the occasional rough patch had the satiny skin of a girl.’ Het probleem is dat Zora een tienerzoon heeft, die niets verkeerds kan doen, en die altijd op de eerste plaats komt. In zijn bijzijn mogen ze niet kussen, want dat zou hem in de war brengen; de tienerzoon Bruno negeert Ira volkomen: afscheid nemen doet hij (ongestraft) door de rug van zijn hand te tonen en de blik af te wenden. Ira heeft een dochter, Bekka, en Moore is uitermate goed in het weergeven van de treurige, waarheidsgetrouwe uitbarstingen van kinderen van gescheiden ouders. Bekka krijgt twee poesjes van haar vader, als gezelschap tijdens de weekends die ze bij hem doorbrengt – haar moeder (en haar nieuwe vriend) gaven haar recentelijk een konijn én een hond. Bekka stelt voor om de poesjes Fireball en Fireflake te noemen. ‘Really?’, vraagt Ira – dat lijken geen namen voor katten die bij haar passen. Moore vervolgt:
Bekka’s face clenched tearily. ‘You don’t know me! I live with you only part-time! The other part of the time I live with Mom, and she doesn’t know me either! The only person who knows me is me!’
Huisdieren zijn in deze bundel alomtegenwoordig. Ze doen dienst als surrogaatliefdes, als koeriers van boodschappen, of meestal gewoon als metafoor. Als Ira zijn ex-vrouw opmerkt in de supermarkt, voelt hij zich als een hond die zijn baasje ziet: ‘Here was the person he knew best in life, squeezing an avocado and acting like she didn’t see him. Oh, here I am, oh, here I am!’ In ‘Wings’ heeft een koppel een hond die Cat heet – ‘like all pets, a canvas upon which one wrote one’s warped love and dubious wit.’ Een ander personage bedenkt dat in elke relatie iemand de rol van de hond op zich neemt: onderdanig, gehoorzaam, zonder eigen wil. En natuurlijk is er het blaffen uit de titel – Bark! Toch is ook dat niet zo eenvoudig. In een recensie in de New York Review of Books vroeg Joyce Carol Oates zich af: ‘Who could have guessed that the terse, rather rude-sounding monosyllable bark might have such resonance?’ Moore is er inderdaad in geslaagd dit woord spaarzaam en elegant over alle verhalen te strooien, als een motief dat zich telkens van een andere kant laat zien. Het is meer dan een woordspelletje dat dit boek quasi onvertaalbaar maakt (Moore, geboren in 1957, debuteerde in 1985 maar is sinds de jaren negentig niet meer in het Nederlands vertaald) – het is een techniek (en een thematiek) die van deze bundel een boek maakt.
In het Engels is bark immers niet alleen een blaffend geluid, maar ook een bootje, of de harde, ongevoelige bast van de kurkeik. Bovendien is het onderdeel van disembarking (‘van boord gaan’ – waar Ira in het gelijknamige verhaal niet in slaagt) en van barking up the wrong tree: achteraf gezien misplaatste objectieven nastreven, met onvermoede hevigheid. Een hond die eenzaam blaffend een boom probeert te beklimmen en de nagels in de schors probeert te slaan – een beeld dat als een embleem op de cover zou kunnen staan, of op de flap van elk huwelijksboekje. Of is dat cynisch? Het is nog zo’n woord dat etymologisch – en op een ironische manier onbedoeld – met de trouwe viervoeter is verwant. Is Bark van Lorrie Moore een cynisch boek? Ik denk het niet. Er wordt veel gelachen met mensen en met hun plannetjes – maar het gaat om humor die de personages inzetten en met elkaar uitwisselen, en die de auteur niet aan hen opdringt om de lezer te plezieren. Nergens wekt Moore de indruk dat ze zich beter voelt dan de mensen die ze bedenkt, of dat ze hun lijden niet ernstig neemt. Dat komt in de eerste plaats door de zorgvuldigheid waarmee ze de woorden kiest om de kleine levens van deze middenklassers te beschrijven – een zorgvuldigheid die, zoals gezegd, semantische ironie niet uitsluit. Zelfs als ze met satire flirt – zoals in het laatste verhaal ‘Thank you for having me’, over een huwelijksfeest waarop de ex van de bruid de muziek verzorgt, gehuld in een T-shirt waarop de titel van het verhaal prijkt – blijft de ernst en de vergeefsheid aanwezig, zoals in de bemerking die het hoofdpersonage maakt, als enige ik-verteller in dit boek:
If you were alone when you were born, alone when you were dying, really absolutely alone when you were dead, why ‘learn to be alone’ in between? If you had forgotten, it would quickly come back to you.
Het is een andere kwestie of Moore haar eenzame personages op een literaire manier kan socialiseren – dat wil zeggen: kan ze hun een plaats geven binnen de maatschappij aan het begin van de eenentwintigste eeuw? Er is vaak sprake van politieke gebeurtenissen. ‘Debarking’ speelt zich af tijdens de inval in Irak in 2003. In ‘Foes’ wordt de opkomst van Barack Obama besproken. En het korte maar zeer mooie verhaal ‘Subject to Search’ gaat over een man en een vrouw die elkaar al jaren met veel sympathie kennen – nu, op latere leeftijd, zijn ze niet langer getrouwd en zou zich iets kunnen ontwikkelen, tijdens een verblijf in Parijs. Dan wordt de man (vermoedelijk een CIA-agent) weggeroepen: ‘“In London they are reporting torture incidents involving American troops in a Baghdad prison. Someone took pictures. It is a disaster, and I have to get back.”’ Maakt dat een verschil? Zou het liefdesverhaal – en de treurige, onvervulde uitkomst waarop in een flashforward wordt gezinspeeld – zich anders ontwikkelen mocht het hoofdpersonage een dokter zijn die een vakantie onderbreekt voor een noodgeval? Waarschijnlijk niet – en toch zit er iets functioneels in het opduiken van dit wereldnieuws. Het bijna lachwekkende contrast tussen de relationele besognes en de politieke problemen toont hoezeer het leven van deze personages zich afspeelt in een machteloos ideologisch vacuüm. Als in ‘Debarking’ George W. Bush Irak heeft laten bombarderen, passeert Ira een kruispunt waarop jongeren staan met een spandoek: ‘HONK FOR PEACE’. Aldus geschiedt: ‘a congregation of mourning doves, honking like geese in a wild chorus of futility’. Moore besluit: ‘For all its stupidity and solipsism and scenic civic grief, it was something like a gorgeous moment.’
In de twee gewaagdste verhalen uit Bark wordt die situatie in een historisch kader gezet. Het lange ‘Wings’ en het korte ‘Referential’ zijn actualiseringen van literaire klassiekers – respectievelijk The Wings of the Dove, roman van Henry James uit 1902, en ‘Signs and Symbols’, verhaal van Vladimir Nabokov uit 1948. Dat ‘Wings’ – over een mislukt muzikantenkoppel dat de erfenis van een zieke oude man probeert te ontfutselen – veel minder omstandig is dan de roman, is al betekenisvol. In het universum en het tijdperk van James volstond een dergelijk wrede intrige om een heel mensenleven te beschrijven. Bij Moore (en bij ons) is het slechts een korte maar wanhopige episode in de zoektocht naar geluk – een episode die overigens met een vuistslag wordt besloten. ‘Referential’ en ‘Signs and Symbols’ gaan over een schizofrene tienerjongen die in een instelling door zijn moeder wordt bezocht. Moore is emotioneler en openlijker dan Nabokov, maar haar verhaal is niet minder krachtig. Ze toont de gedachten van de moeder, die er alleen voor staat, en het wrange maar trotse genoegen opzoekt het eigen lot met opgeheven hoofd tegemoet te treden, zoals blijkt uit een zin die van J.M. Coetzee zou kunnen zijn: ‘If she were going to be old, let her be a full-fledged citizen of the old country!’ De man van deze vrouw is dood, en haar vriend wil zich niet aan haar binden – hij zou wel gek zijn, met zo’n krankzinnige stiefzoon. ‘To torture oneself with this idea of family happiness while not actually having a family,’ zo besluit Ira in ‘Debarking’, ‘might be a fairly new circumstance in social history. People were probably not like this a hundred years ago.’ Hij heeft gelijk. Met Bark toont Lorrie Moore dat hoe meer kansen je hebt op levensgeluk, des te minder ze voorstellen.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.